Advertentie

Onbeantwoorde liefde en andere vrijages

Het leek er de laatste weken even op dat de nieuwe PvdA-fractievoorzitter Hamer ging doen wat Wouter Bos eerder niet kon of wilde: samen optrekken met Jan Marijnissen en zijn SP. Maar het onverwachte vertrek van Marijnissen vorige week doorkruiste de plannen van Hamer. Want met wie moet ze nou dat spreekwoordelijke kopje koffie gaan drinken?

27 juni 2008

Het was Hamer natuurlijk niet om daadwerkelijke samenwerking met de SP te doen. Doel was om te laten zien dat de PvdA wel degelijk een linkse partij is. Maar dat valt niet mee als je elke vrijdag in de Trêveszaal vele koppen koffie drinkt met twee conservatieve partijen. Bos zal zich deze dagen wel eens afvragen hoe het zo is gekomen.

 

Volgens Jan Marijnissen is het allemaal diens eigen schuld. Onder de titel ‘De PvdA heeft een historische vergissing begaan’ krijgt Marijnissen in een interview in het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2007 uitgebreid de gelegenheid om te vertellen hoe graag hij had willen meedoen met Bos en Balkenende. Over hoe hij al die jaren heeft aangestuurd op samenwerking met Bos, die steeds maar niet met hem wilde praten. Dat veranderde pas op het allerlaatste moment, toen de formatieonderhandelingen al bijna waren afgerond.

 

Maar toen wilde de SP niet meer. Geen huwelijk zonder verkering, zegt Marijnissen daarover in het interview, ‘je moet toch een tijd hebben om aan elkaar te kunnen snuffelen’. Of er de komende jaren alsnog gesnuffeld zal worden tussen PvdA en SP hangt natuurlijk ook af van de nieuwe leider van de SP. Marijnissen gaat er niet over, althans formeel niet meer.

 

Nationale identiteit

 

Het interview met een politicus die een sleutelrol speelde is een terugkerend onderdeel van het Jaarboek, dat het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit sinds 1999 publiceert. Daarnaast zijn er andere vaste rubrieken, zoals het overzicht van het voorbije parlementaire jaar en een beschouwing van een politieke kwestie die meer dan 25 jaar oud is, zodat de ministerraadsnotulen uit die tijd er eindelijk bij gehaald kunnen worden. Dat leidt tot interessante politieke geschiedschrijving, in dit geval van een bijna-crisis ten tijde van het eerste kabinet-Lubbers. De lezer wordt vooral getroffen door de bijgaande foto van de hoofdrolspelers tijdens een debat in de voormalige Tweede Kamer: de twee ventjes in jasje-dasje, leunend tegen de oude houten bankjes, blijken de VVD-ers Ed Nijpels en Frank de Grave te zijn.

 

Maar de meeste aandacht in dit Jaarboek 2007 verdienen de bijdragen in de themasectie, die gaat over de moeizame worsteling met onze nationale identiteit. Zeer gelukkig gekozen dit thema, ruim voordat de discussies over de dubbele nationaliteit, moslims die moeten kiezen en Maxima’s uitspraken over de niet-bestaande Nederlander in 2007 losbraken.

 

Inmiddels hebben we een bewogen jaar achter de rug en beschouwen sommigen het Jaarboek-thema misschien enigszins als mosterd na de maaltijd. Dat is onterecht, want de bijdragen bieden een wat andere kijk op het verschijnsel nationale identiteit dan we meestal gepresenteerd krijgen. Hoe deze verbonden is met onze taal bijvoorbeeld, een interessante vraag waarop onze regering het antwoord echter al blijkt te weten.

 

In het Coalitieakkoord van 2007 is opgenomen dat het Nederlands in de Grondwet zal worden vastgelegd. Dat laat maar weer eens het achterhoedegevecht zien dat sommigen leveren onder de vlag van het behoud van de nationale identiteit. Ondertussen is het universitair onderwijs en de universitaire gemeenschap in sommige van onze steden langzaam maar zeker geheel Engelstalig aan het worden. Dat is onvermijdelijk, willen Nederlandse wetenschappers in een internationale context mee blijven doen en willen onze universiteiten de concurrentie in de internationale onderwijswereld aan kunnen. Onder de aangepaste Grondwet zou dit verboden zijn, dat zet toch aan het denken.

 

Zelfrelativering

 

Boeiend is verder de hoofdbijdrage van socioloog Dick Pels, die schetst hoe de nationale identiteit zich in de loop van de eeuwen heeft gevormd. De Republiek der Verenigde Nederlanden was geen eenheid, en kende in feite geen nationale identiteit. Interessant genoeg was het juist het lappendeken-karakter, de over steden en provincies versnipperde macht, die Nederland tot de unieke vrijplaats maakte waar we nu nog zo trots op zijn. Pels schetst de ontwikkeling door de eeuwen heen en neemt, in de moderne tijd aangekomen, stelling in de discussies die spelen in het hier en nu. Tégen Wilders en zijn aanvallen op bijvoorbeeld minister Vogelaar - die in de toekomst onze nationale identiteit met een islamitisch element dacht te versterken - en tégen de ‘nieuwe volksnationalisten’, die de ‘kleinstaat’ Nederland angstvallig en nostalgisch proberen te bewaren.

 

Pels pleit ervoor om de boel open te gooien en plaatst zichzelf daarmee in het kamp van de kosmopolitische elite, waar volgens de volksnationalisten ook Maxima toe behoort met haar ontkenning van een Nederlandse identiteit. Pels stelt dat nationale trots een woord is dat niet bij Nederland past en vindt dat de kracht van het Nederlandse volkskarakter juist schuilt in een zekere bescheidenheid, een zelfrelativering die ons volgens Pels nieuwsgierig maakt en verdraagzaam tegenover andere culturen. Hier is de wens duidelijk de vader van de gedachte.

 

C.C. van Baalen (red.), De moeizame worsteling met de nationale identiteit. Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2007, e.a. Nijmegen/Boom: Centrum voor Parlementaire Geschiedenis/Boom, ISBN 978 90 8506 506 7, € 18,50.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie