Anti-elitaire retoriek zorgt voor langere formatie
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 duurde het veel langer om colleges te formeren dan na die van 2014 (gemiddeld 64 in plaats van 49 dagen). Dit en nog meer blijkt uit onderzoek dat werd gehouden door het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) en COELO, twee aan de Rijksuniversiteit Groningen verbonden instituten.
De formatie duurt langer als er meer politieke partijen nodig zijn voor een meerderheid, als meer nieuwe raadsleden aantreden, als partijen meer anti-elitaire retoriek gebruiken en als gemeenten groter zijn. Dat blijkt uit onderzoek naar het formeren in gemeenteland na de raadsverkiezingen van 2014 en 2018.
Het onderzoek werd gehouden door het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) en COELO, twee aan de Rijksuniversiteit Groningen verbonden instituten.
Van 49 naar 64 dagen
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 duurde het veel langer om colleges te formeren dan na die van 2014 (gemiddeld 64 in plaats van 49 dagen). Bovendien waren de collegeakkoorden in 2018 veel uitgebreider (40.000 in plaats van 34.000 letters en cijfers). ‘Het is kennelijk lastiger geworden om in gemeenten politieke besluiten te nemen’, aldus de onderzoekers.
Waarom de formaties in 2018 zoveel langer duurden dan in 2014 is volgens hen niet zo eenvoudig te verklaren. Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer raadsleden hebben. ‘Toch verklaren deze factoren samen maar een klein deel van de langere formatieduur in 2018’, aldus de onderzoekers.
Dikkere akkoorden
Formaties gaan weliswaar sneller naarmate er meer raadsleden na de verkiezingen aanblijven (en men elkaar dus al beter kent), maar de collegeakkoorden zijn dan toch niet dunner zijn. Sterker nog, naarmate de partijen uit het bestaande college meer raadszetels bemachtigen, wordt het akkoord van het nieuwe college langer. ‘Misschien komt dit doordat de onderhandelende partijen door hun college-ervaring dan beter zijn ingevoerd in de materie en meer details kennen – en willen regelen’, opperen de onderzoekers.
Het onderzoek bevestigt de verwachting dat formaties langer duren en akkoorden dikker uitvallen naarmate er meer onderhandelaars aan tafel zitten en naarmate hun voorkeuren verder uit elkaar liggen. Daarbij is niet zozeer de tegenstelling links-rechts of anti-elitaire en establishmentpartijen van invloed, als wel de mate waarin de verkiezingsprogramma’s van de partijen meer anti-elitaire retoriek bevatten. De aanwezigheid van anti-elitaire partijen die minder geneigd zullen zijn compromissen te sluiten, maakt de onderhandelingen wel lastiger, maar de collegeakkoorden worden er niet langer van.
Sociaal domein
De onderzoekers keken ook naar de mogelijke invloed van de decentralisatie van taken op het gebied van jeugd, werk en zorg op de lengte van de formatie en de omvang van de collegeakkoorden. Na die grote taakoverdracht richting gemeenten in 2015 blijken die akkoorden in 2018 langer te zijn dan in 2014 in die gemeenten waar het sociale domein een derde of meer van de begroting beslaat. Een soortgelijk effect of de formatieduur troffen de onderzoekers niet aan: ‘In gemeenten waar het sociale domein een belangrijke factor is moet kennelijk meer worden afgesproken. Opmerkelijk genoeg koste dit niet merkbaar meer tijd. Misschien komt dit doordat het beleid op dat terrein in de eerste jaren na de decentralisaties nog nauwelijks was gepolitiseerd.’
Houdbaarheidsgrens
Uit het onderzoek blijkt wel dat de omvang van gemeenten ertoe doet: grotere gemeenten hebben zowel langere formaties als langere akkoorden. ‘Hoe meer inwoners des te ingewikkelder de bestuurlijke opgave’, aldus de onderzoekers. ‘Grotere gemeenten maken de politiek complexer.’
De huidige combinatie van enerzijds steeds grotere gemeenten met grotere verantwoordelijkheden en anderzijds een lekenbestuur van deeltijdpolitici lijkt volgens de onderzoekers tegen zijn houdbaarheidsgrenzen aan te lopen. Hun advies: ‘Als de landelijke politiek kiest voor grotere gemeenten of het overdragen van complexe bestuurlijke taken aan gemeenten, zullen gemeenteraadsleden ook in staat gesteld moeten worden om die verantwoordelijkheid te dragen. Dat kan door meer tijd te krijgen voor hun werk als raadslid. Als de politiek blijft vasthouden aan het lekenbestuur op lokaal niveau dan is nog een extra reden om kritisch na te denken over voorstellen om nog meer taken te decentraliseren of om gemeenten nog groter te maken.’
Volgens mij kunnen we dat net zo goed omdraaien: Grotere gementen realiseren zich dat zij een net zo complexe bestuursopgave hebben als kleinere gemeenten en nemen dat serieus. Kleinere gemeenten zijn zich daar onvoldoende bewust van zodat het vaker voorkomt dat dit de bestuurders boven het hoofd groeit en die gemeenten dus onvermijdelijk in een herindeling terecht gaan komen.
Wellicht dat het COELO, dat door "Spijker' als anti-herindeling wordt betitekld, daar eens een onderzoek naar moet doen.