Advertentie

Moties van wantrouwen heilzaam

In de 19e eeuw vormde het jaar 1866 het startpunt voor de totstandkoming van de zogenaamde vertrouwensregel. Dat is de ongeschreven rechtsbevoegdheid van het parlement om een kabinet of individuele bewindspersonen tot aftreden te dwingen.

08 april 2016

In de 19e eeuw vormde het jaar 1866 – nu 150 jaar geleden – het startpunt voor de totstandkoming van de zogenaamde vertrouwensregel. Dat is de ongeschreven rechtsbevoegdheid van het parlement om een kabinet of individuele bewindspersonen tot aftreden te dwingen. Hoe staat het ervoor met deze vertrouwensregel: is deze edelsteen of molensteen van de democratie?

De politieke wetenschapper dr. Simon Otjes schrijft in de Hofvijver van 29 maart dat het met die vertrouwensregel niet over de hele linie rozengeur en maneschijn is. Weinig kabinetten worden tot aftreden gedwongen door een Kamermeerderheid en ook het aftreden van bewindspersonen door toepassing van de vertrouwensregel is beperkt gebleven. Als een wantrouwensvotum dreigt, dan stappen de bewindspersonen vaak zelf al op. Sinds 2002 hielden zes bewindspersonen de eer aan zich zelf bij een dreigende vertrouwensstemming. Otjes schrijft dat er sinds 2002 78 moties van wantrouwen of afkeuring zijn ingediend, waarvan geen enkele een meerderheid verkreeg.

Het lijkt er dus op dat deze vergaande bevoegdheid van het parlement niet erg goed functioneert. Van belang is daarbij vooral dat het wegsturen van een kabinet in het Nederlandse systeem leidt tot nieuwe verkiezingen. Bij verkiezingen wordt regeringsdeelname vrijwel nooit beloond, waardoor zittende Kamerleden van de coalitiepartijen politieke kamikaze bedrijven ten aanzien van zichzelf.

Otjes gaat nog een stap verder en betoogt dat de vertrouwensregel een regelrechte uitnodiging is aan het kabinet en de fractievoorzitters van de coalitie om het parlement vleugellam te maken en kritische Kamerleden het hok in te werken. In dat beeld is de vertrouwensregel dan toch meer een molensteen dan een edelsteen.

Dit beeld behoeft echter enige correctie. In het laatste jaar van een kabinetsperiode kantelen de verhoudingen nogal eens omdat een aantal Kamerleden vroegtijdig laat weten niet te voelen voor een nieuwe periode. Bij kabinetten met een wankele meerderheidssteun kan op deze vertrekkers niet altijd meer worden gerekend en het uitoefenen van druk heeft dan maar beperkte betekenis. Veel belangrijker is echter het inzicht dat de vertrouwensregel niet alleen in verband moet worden gebracht met het aftreden van kabinetten en bewindspersonen.

Deze regel heeft ook vergaande betekenis voor de reguliere verhouding tussen kabinet en parlement. De altijd aanwezige mogelijkheid van vertrouwensverlies beïnvloedt het gehele stelsel van politieke verantwoordelijkheid en parlementaire controle tot in alle haarvaten. Stelsels zonder vertrouwensregel – zoals lange tijd het geval was bij gemeente en provincie – kennen namelijk om die reden heel zwakke stelsels van politieke verantwoordelijkheid en controle.

Zo bekeken, is de gelding van de vertrouwensregel nog altijd een flonkerende edelsteen in onze parlementaire democratie en kunnen we er beslist niet zonder, ook al leidt de vertrouwensregel niet heel erg vaak tot het aftreden van bewindspersonen of kabinetten.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie