Minder opscheppen
Gemeenten blijken minder nieuwe taken op hun bordje te willen krijgen dan aanvankelijk door het bestuur van hun koepelorganisatie was beoogd. Dat ze ervoor waken zich niet te willen overeten, getuigt van een gezonde houding.
Kunst- en cultuurbeleid, de huurtoeslag, het beheer over de provinciale wegen, de ww, het verstrekken van omgevingsvergunningen. Deze en nog veel meer rijks- en provincietaken konden volgens een in februari gepresenteerd Cebeon-rapport - geschreven in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) - zo richting gemeenten worden geschoven. In maart konden gemeentebesturen tijdens drie regionale bijeenkomsten zelf hun zegje doen over welke nieuwe functies en taken voor decentralisatie in aanmerking zouden moeten komen. Die sessies lijken hun effect te hebben gehad. De trek van de VNG in nieuwe taken is sindsdien in elk geval opvallend minder geworden.
VNG-directievoorzitter Ralph Pans aast bijvoorbeeld niet langer op de uitvoering van de huurtoeslag en het beheer van de provinciale wegen. Met name kleinere en middelgrote gemeenten zitten niet te springen op veel nieuwe taken, en naar verluidt ook lang niet alle grote steden. Ze kunnen de uitvoering van eerder overgedragen taken zoals de Wet werk en bijstand en de Wet maatschappelijke ondersteuning al moeilijk alleen behappen. Dat wordt vaak nog eens extra lastig door de hoge kwaliteitseisen die het rijk bij de decentralisatie van taken stelt.
Een recent rapport van de Tilburgse bestuurskundige Marcel Boogers - geschreven in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken - gaf de reden voor deze terughoudendheid ten opzichte van nieuwe taken aan: drie op de vier gemeenten heeft onvoldoende kennis, kunde en personeel in huis om gedecentraliseerde taken uit te voeren.
Zowel kleine als grote gemeenten kampen met dat probleem. De bestuurskundige pleit daarom voor enige mate van voorzichtigheid bij de overdracht van nog meer rijks- en provincietaken richting gemeenten, omdat de grenzen van de gemeentelijke veerkracht volgens hem inmiddels zijn bereikt. Een nieuwe decentralisatiegolf zou desastreus zijn. In die zin is een gefaseerde decentralisatie zoals Pans nu voorstelt - eerst alleen de jeugdzorg en de ondersteunende begeleiding voor zorgbehoevenden - al een stap in de goede richting. Aan die taken zullen gemeenten hun handen immers aardig vol krijgen. Meer samenwerken om tot een betere uitvoering te komen, zoals de VNG bepleit, klinkt logisch.
Er zitten onmiskenbaar voordelen aan, maar er zijn ook schaduwzijden. Zo loopt de beleidsvrijheid van individuele gemeenten en het kunnen leveren van maatwerk - vaak het doel van decentralisatie - gevaar. Bekend is bovendien dat dergelijke hulpconstructies leiden tot extra bestuurlijke drukte en ambtelijk overleg waardoor niet zelden de uitvoering wordt gehinderd. De burger schiet er niets mee op als door decentralisatie de uitvoering van taken niet beter wordt, of erger nog, verslechtert.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.