Mijn laatste column
Dit is mijn laatste column voor Binnenlands Bestuur. Na een lange periode van 38 jaar stap ik met mijn opinie-column over naar een ander podium, hoewel ik zo af en toe voor BB een essay blijf schrijven. Het Nederlandse openbaar bestuur kent ongeveer 15.000 politieke en bestuurlijke ambtsdragers.
Mijn bijdragen in Binnenlands Bestuur zijn altijd in hoofdzaak op hen gericht geweest, maar belangrijke categorieën – waaronder vooral de raads- en Statenleden – worden door BB maar beperkt bereikt. In afstemming met de Vereniging voor raadsleden, de Vereniging van griffiers, het Genootschap van Burgemeesters, de Vereniging van wethouders en andere verwante organisaties gaat mijn column via een aantal digitale podia vanaf 1 januari 2020 zich vooral op deze doelgroepen oriënteren. En er is veel aanleiding om aandacht te blijven vragen voor de kleine en grote vraagstukken van het decentrale bestuur.
Nederland mag zich gelukkig prijzen dat velen nog bereid zijn om hun werkzaamheid en ziel en zaligheid te verbinden aan het decentrale bestuur en de decentrale politiek. In Europese scores over de kwaliteit van het decentrale bestuur doet ons land het goed tot zeer goed. Nergens in Europa heeft het decentrale bestuur zoveel budget en bevoegdheden als in ons land.
Ook nergens in Europa is het bestuur zo integer, zo weinig ondermijnd en biedt het zoveel rechtszekerheid als in Nederland. Het is goed dat nog maar eens te benadrukken, want met enige regelmaat lijkt inzake integriteit en ondermijning Nederland het Sodom en Gomorra te zijn in de Europese Unie. Het tegendeel is het geval, hoezeer het ook van belang is hier scherp te blijven en de niveaus van zuiverheid verder te verhogen. In gemeenteraden en Provinciale Staten wordt – bijna op een soort vrijwillige basis – dag in dag uit vorm en inhoud gegeven aan de lokale en provinciale politiek, zoals ook in de besturen van de waterschappen velen hun beste beentje voor zetten. Dat bijna 10.000 volksvertegenwoordigers en een paar duizend burgemeesters, cdk’s, dijkgraven, gedeputeerden, wethouders, griffiers, gemeentesecretarissen etc. dat kunnen volhouden, verdient een groot compliment en wel vooral omdat het hen door de nationale overheid bepaald niet gemakkelijk wordt gemaakt.
Het decentrale openbaar bestuur is in het afgelopen decennium een ‘melting pot’ geworden van over elkaar heen buitelende veranderings-, transitie- en bezuinigingsprocessen, zonder al te veel regie en samenhang. De enorme regionalisering van het decentrale bestuur is een zeer verontrustend verschijnsel omdat sturing, controle en verantwoordelijkheid niet goed in elkaar zijn te steken.
De lopende decentralisaties en regionaliseringen – met de jeugdzorg als meest illustratieve voorbeeld en de energietransitie als volgend fenomeen – doen de positie van de gemeenten als politiek en bestuurlijk stelsel op hun grondvesten schudden. Een goed doordacht en nationaal concept van het binnenlands bestuur is vrijwel over de hele linie afwezig. Het zijn de vakdepartementen die bepalen welke taken gemeenten en provincies uitoefenen en onder welke voorwaarden. En daarbij is er bij hen nauwelijks en ook wel begrijpelijk weinig aandacht voor aard en karakter van de decentrale politieke gemeenschappen en voor de grondslagen van het binnenlands bestuur als geheel. In ieder geval ontbreken criteria welke taken wel en niet aan de politieke besturen moeten of kunnen worden toebedeeld.
Niemand heeft – in tegenstelling tot diverse andere Europese landen – overzicht en doorzettingsmacht. De positie, rol en activiteit van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is dit verband al even complex en ambigue. In het denken over en de omgang met het decentrale bestuur moet dus nog heel veel veranderen. De decentrale democratie staat in de komende tijd voor immense uitdagingen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.