Lek in geheimhoudingsplicht
Immuniteit van de volksvertegenwoordiger weegt altijd het zwaarst, concludeert hoogleraar Elzinga. VNG vraagt minister om mogelijk hiaat in wetgeving te repareren.
Volksvertegenwoordigers kunnen aan hen opgelegde geheimhouding gemakkelijk omzeilen. Als zij vertrouwelijke onderwerpen in openbare vergaderingen aan de orde stellen, opereren zij binnen de wet. Dit geldt ook voor ministers, bestuurders, ambtenaren of bijvoorbeeld schaduwraadsleden die deelnemen aan formele vergaderingen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vermoedt ‘een ongewenste sluiproute’ die lekken mogelijk maakt. De gemeentekoepel gaat minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken, PvdA) vragen ‘of zij het nodig vindt om dit mogelijke hiaat in de wet te repareren’, laat een woordvoerder weten. Aanleiding is een advies van Douwe Jan Elzinga, hoogleraar staatsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en columnist van Binnenlands Bestuur, aan de gemeente Ede.
Het Edese D66-raadslid Marcèl van Dalen had in een openbare vergadering melding gemaakt van het feit dat de Europese Commissie de gemeente in gebreke had gesteld. Een bouwproject zou ten onrechte niet Europees zijn aanbesteed. Hierover was vertrouwelijk door de gemeenteraad vergaderd. Toen een B en W-besluit over de zogeheten inbreukprocedure later per ongeluk op internet belandde, stelde Van Dalen de kwestie aan de orde in een openbare commissievergadering.
Met het oog op een mogelijke aangifte tegen Van Dalen wegens schending van een ambtsgeheim, vroeg de gemeente Ede vervolgens aan Elzinga om zijn visie te geven: kon de D66’er aanspraak maken op zijn in de Grondwet vastgelegde immuniteit, of had hij de afgesproken geheimhouding geschonden?
Opruiing
De uitleg van Elzinga is klip en klaar: de immuniteit weegt altijd zwaarder. Het feit dat Van Dalen sprak over een aangelegenheid die via de gemeentelijke website was weggelekt, doet volgens de hoogleraar niet ter zake. Het stond het raadslid sowieso vrij om dit onderwerp ter sprake te brengen in een openbare vergadering, aldus Elzinga. Ter onderbouwing van zijn advies wijst de hoogleraar er op dat in de eerste helft van de vorige eeuw diverse malen is overwogen om volksvertegenwoordigers bij ‘opruiing of het schenden van geheimen’ uit te sluiten van immuniteit.
‘In het bijzonder bij schending van geheimen is het feit niet meer ongedaan te maken en wordt het kwaad met het gesproken woord onherstelbaar’, concludeerde de Staatscommissie Koolen in de jaren dertig. De voorstellen van de commissie haalden echter niet de vereiste parlementaire meerderheid. Elzinga stelt dat later diverse malen stemmen zijn opgegaan om beperkingen op te leggen bij bijvoorbeeld racistische of discrimerende uitlatingen. Maar ook dit is er nooit doorgekomen.
‘Hetgeen betekent dat de gerechtelijke onvervolgbaarheid uitdrukkelijk vergadering-gebonden is, maar overigens onbeperkt’, concludeert de hoogleraar. ‘Vooral nu in het verleden uitdrukkelijk een schending van de geheimhouding als beperking van de immuniteit is afgewezen, kan onomstotelijk worden geconcludeerd dat de immuniteit in alle opzichten domineert boven het geheimhoudingsregime.’
Straf
De enige manier om te voorkomen dat volksvertegenwoordigers ‘straffeloos’ geheimen openbaren of opruiende taal bezigen, is het treffen van ordemaatregelen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om raadsleden het woord te ontnemen of gedurende maximaal drie maanden de toegang tot vergaderingen te ontzeggen. De gemeente Ede, die spreekt van ‘een lek in het geheimhoudingsbouwwerk’, bekijkt in dit verband inmiddels of aanvullingen op haar Reglement van Orde nodig zijn. Griffiers van andere gemeenten volgen de zaak op de voet.
Marcèl van Dalen zegt in een reactie dat hij niet anders met vertrouwelijke informatie zal omgaan als hij tot nu toe altijd heeft gedaan: ‘Er wordt in Ede erg veel in beslotenheid vergaderd. Maar als ik niet aan die vergaderingen deelneem, loop ik een kennisachterstand op. Ik zal me keurig blijven gedragen.’
‘Doe aangifte tegen Paul Tang’
Douwe Jan Elzinga vindt dat Kamervoorzitter Gerdi Verbeet aangifte moet doen tegen haar partijgenoot Paul Tang wegens het lekken van vertrouwelijke begrotingsstukken naar RTL Nieuws. Elzinga, hoogleraar staatsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en columnist van Binnenlands Bestuur, wijst er op dat de afgelopen jaren diverse strafzaken zij aangespannen tegen raads- en Statenleden wegens lekken naar de media: ‘Het is nauwelijks aanvaardvaar dat voor een Kamerlid een uitzondering zou worden gemaakt’, meent Elzinga.
In reactie op het lekken door Tang, besloot de PvdA-fractie dat hij een maand lang in de Kamer niet het woord mag voeren. Deze sanctie staat ook in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Elzinga vindt dat Tang zich ook voor de strafrechter moet verantwoorden.
De politierechter in de rechtbank Rotterdam heeft anders geoordeeld. In een vonnis van april 2008 heeft de politierechter overwogen dat artikel 22 Gemeentewet ertoe strekt dat een raadslid zijn standpunten vrijelijk kan uitdragen, zonder het risico te lopen om voor de inhoud daarvan in rechte ter verantwoording te worden geroepen (vonnis 10 april 2008, 10/775504-06, ongepubliceerd).
Het recht op vrije meningsuiting van een raadslid en, in samenhang daarmee, diens onschendbaarheid worden naar het oordeel van de politierechter echter begrensd door de Gemeentewet zelf. Een van die grenzen is de in artikel 25 van die wet neergelegde geheimhoudingsplicht: ‘Dat betekent dat er geen plaats is voor onschendbaarheid indien sprake is van een verdenking van schending van de geheimhoudingsplicht. Een ongeclausuleerde immuniteit zou de toepasselijkheid van artikel 25 van de Gemeentewet illusoir maken ten aanzien van uitlatingen die door raadsleden zijn gedaan in openbare vergaderingen van de gemeenteraad.’
Eenzelfde oordeel volgt (impliciet) uit arresten van het hof Amsterdam (6 augustus 2003, LJN AI0892) en het hof Den Haag (26 juni 2006, 22/005289-04, ongepubliceerd). In de laatste zaak is het verweer gevoerd dat het belang van openbaarmaking prevaleert boven het belang van geheimhouding. Het hof heeft dit verweer verworpen; het raadslid had het bewuste onderwerp bijvoorbeeld in een besloten raadsvergadering aan de orde kunnen stellen.
Conclusie is dat de door de wetgever expliciet gewenste geheimhoudingsmogelijkheid niet gefrustreerd kan worden door een binnen de openbaarheid van de raadsvergadering uit de school klappend raadslid. Dit neemt overigens niet weg dat de geheimhoudingsverplichting in de praktijk ‘lek-vrij’ is.
In de praktijk blijkt vooral de besluitvorming ter zake de oplegging van geheimhouding problemen op te leveren. Debet hieraan is dat daarvoor vaak geen protocol bestaat. Gevolg is dat een beoogde geheimhoudingsplicht niet altijd voldoende kenbaar is. In het aangehaalde vonnis van de Rotterdamse politierechter had dat een vrijspraak tot gevolg. Gemeenten zouden er goed aan doen dát ‘lek’ te dichten.