Laboratorium Leiden
Burgers verwachten niet meer alle heil uit het stadhuis en de gemeente wil niet langer alles zelf bepalen. Het Leidse ‘stadslab’, een nieuwe vorm van burgerparticipatie, past in die ontwikkeling.
Op een dag, ergens in 2008, had Jeroen Maters een visioen: één groot, langgerekt park langs de singels van Leiden. Een park waar jong en oud, bewoners en dagjesmensen, studenten, sporters, natuurminnaars en cultuurliefhebbers zich konden vermaken en verpozen. Het zou goed zijn voor de leefbaarheid van Leiden, de dichtst bebouwde gemeente van Nederland, en voor het toeristische imago van de stad.
De Leidse singels vormen, en dat is bijzonder voor Nederland en zelfs voor Europa, nog één geheel. Maar het groen langs het water is versnipperd. Smeed die losse schakels aaneen en je hebt een prachtige, 6 kilometer lange stadspromenade, zo bedacht Maters.
Als eigenaar van een bureau voor bedrijfsjournalistiek in Leiden raakte Jeroen Maters een aantal jaren geleden betrokken bij plannen van de gemeente om de economische positie van Leiden te versterken. Hij bedacht het Huis van de Communicatie, een bundeling van communicatiebedrijfjes in Nieuwe Energie, een voormalige textielfabriek aan de Maresingel, en maakte een plan voor een nieuwe invulling van de Meelfabriek aan de Zijlsingel.
‘Ik fietste veel heen en weer tussen de Nieuwe Energie en de Meelfabriek, aan de noordoostkant van de stad, en telkens dacht ik: wat een waanzinnig mooi deel van Leiden is dit toch. Neem begraafplaats Groenesteeg, waar de moeder van Vincent van Gogh begraven ligt, die is schitterend, maar niemand kent ‘m. Iedereen focust maar op de oude binnenstad. We hebben vernieuwing nodig in Leiden, en hier kan dat. Met een doorlopende singelpromenade die oud en nieuw verbindt. Ik ontdekte ineens dat we daarmee het langste stadspark van Nederland zouden krijgen. Dat was een euforisch moment, want toen had ik een verhaal. Het langste stadspark van Nederland, én het mooiste, dat is toch briljant?’
Ook deze druilerige herfstochtend fietsen we langs de singels. Maters wijst de plekken aan waar de route die hij voor ogen heeft nu nog geblokkeerd wordt. ‘Dit parkeerterreintje hier moet weg. Ik heb al met de eigenaar overlegd, hij wil wel meewerken.’ Bij de energiecentrale aan de Maresingel: ‘Deze dam belemmert de doorgang van boten. Dat is jammer, want je kunt nu geen rondje varen door de stad. De dam dient als scheiding tussen koud en warm koelwater, maar in het verleden is mogelijk gebleken om het warme water via een buis te lozen in de Haarlemmertrekvaart.’
Netwerk
Met stadgenoot Gijsbert van Es, redacteur bij NRC Handelsblad, die zich ergerde aan de manier waarop in Leiden met de openbare ruimte werd omgesprongen, sloeg Maters 2 jaar geleden de handen ineen. Maters: ‘Gijsbert wilde het niet houden bij klagen, hij belde me en zei: ‘Jeroen, we moeten iets doen.’ In de zomer van 2009 hebben we een bijeenkomst georganiseerd voor iedereen die wilde meedenken over hoe we de stad mooier en spannender konden maken. Daar kwamen tot onze verbazing ruim tweehonderd mensen op af. Die bijeenkomst, ‘Stadszomernachtsdroom’, was het begin van Stadslab.’
Ruim 2 jaar later is Stadslab Leiden een netwerk van zo’n vierhonderd vrijwilligers die hun expertise ter beschikking stellen in een van de projectgroepen. Toen de gemeente Leiden brood bleek te zien in een Singelpark en besloot er zo’n 8 miljoen euro voor uit te trekken, kwam er een ‘Singelparkgroep’, die onder meer het plan bedacht voor een internationale ontwerpwedstrijd.
Er is nog een tiental projectgroepen. Eentje houdt zich bezig met de pleinen in de stad, een andere met een plan om beeldende kunst ten toon te stellen in etalages van leegstaande winkelpanden, weer een andere projectgroep lanceert binnenkort een nieuwe cultuur- en wetenschapskrant. Algemeen bestuurslid Marije van den Berg, oud-PvdA-raadslid en zelfstandig participatie- en communicatieadviseur: ‘Leiden kent een grote creatieve klasse. Wetenschappers, kunstenaars, journalisten, architecten. Die blijken heel vaak bereid te zijn een avondje televisie kijken op te offeren voor hun stad, mits je ze aanspreekt op hun professionele expertise.’
Voorzitter Koen Brakenhoff, in het dagelijks leven hoofd marketing van de Leidse Schouwburg en de Stadsgehoorzaal: ‘Ik ben niet het type om uit rijden te gaan met bejaarde oma’s in een rolstoel, maar dit doe ik graag. Het is prachtig om te merken dat ik niet afhankelijk ben van de gemeente om mijn leefomgeving te beïnvloeden.’ Stadslab bestaat vrijwel geheel uit hoogopgeleide autochtonen, niet representatief voor de Leidse bevolking.
Brakenhoff ziet het niet als een probleem. ‘Ik wil graag de ondernemers in de stad meer betrekken bij Stadslab, dat lijkt me een noodzakelijke verbreding. Maar dat wij geen afspiegeling zijn van de Leidse bevolking is op zich niet erg. Wij lanceren plannen, de beslissingen worden nog altijd op het stadhuis genomen. En dat wij de weg weten, is iets waar iedereen zijn voordeel mee kan doen. Wij laten zien dat er veel meer kan dan je denkt. De gemeente ziet vaak problemen waar ze niet zijn. Toen wij voorstelden om in lege etalages kunst ten toon te stellen, werd er meteen geroepen dat dat niet kon vanwege de aansprakelijkheid. Daar blijkt dan een simpel contractje voor te zijn.’
Zuurgraad
‘Wat is onze hoofdboodschap? Daar moeten we het over hebben vanavond’, zegt Huub Frencken. In de Nieuwe Energie, in een ruimte waar overdag zzp’ers in de communicatiebranche hun werkplek hebben, vergadert de Pleinengroep van Stadslab, waaronder een stedenbouwkundige, een architect en een planoloog. Enige agendapunt: de officiële presentatie op 10 november van Leidse Pleinen, een boek over de pleinen van Leiden waaraan ze het afgelopen jaar gewerkt hebben.
Frencken is een gepensioneerde ambtenaar, hij was onder meer plaatsvervangend directeur Stadsontwikkeling in Rotterdam en naaste medewerker van Jan Schaefer, de bekende PvdA-staatssecretaris van Volkshuisvesting (‘in gelul kan je niet wonen’) in het kabinet-Den Uyl. ‘Ik stel voor dat we niet alleen lieverkoekjes verkopen. Onze boodschap moet grappig en stekelig zijn, zodat we een reactie lospeuteren bij de wethouders.’
Met dat uitlokken van reacties zit het wel goed, als we Jan-Jaap de Haan mogen geloven, CDA-wethouder cultuur, werk en inkomen. ‘Stadslab heeft een heleboel losgemaakt. Veel hoogopgeleiden uit de creatieve klasse voelden zich betrokken bij Leiden maar deden daar niets mee. Stadslab heeft ze gemobiliseerd, zodat ze hun professie inzetten voor de stad. Ze zetten hun kritiek om in plannen.’
Frustratie
Zo lijkt het inderdaad te werken. Jeroen Maters werd actief uit frustratie over de kansen die bleven liggen. ‘Leiden heeft enorm veel potentie, maar veel hoogopgeleiden gebruikten de stad vooral als slaapkamer. Werken deden ze vaak al elders, en voor cultuur gingen ze naar Amsterdam, Rotterdam of Den Haag.’ Huub Frencken zegt zich bij Stadslab te hebben aangesloten ‘uit woede’ over hoe de stad eruit ziet op sommige plekken. ‘Kijk naar het Stationsplein en de Lammermarkt, treurig en zielloos.’ Hij heeft als drijvende kracht achter het pleinenboek zijn woede omgezet in daden.
Het boek is bedoeld om bij beleidsmakers maar ook ondernemers, architecten, stedenbouwkundigen en bewoners de aandacht te vestigen op het belang van pleinen als ‘huiskamers van de stad’. Het geeft aanbevelingen voor ‘zorgvuldiger ontwerp en beheer’ en dient daarmee als leidraad voor de gemeente om de inrichting van de pleinen in Leiden te verbeteren.
Blind vertrouwen dat het stadsbestuur een andere koers gaat varen heeft hij niet, maar er zijn, zegt hij, ‘interessante ontwikkelingen’. Hij doelt onder meer op de Lammermarkt, die, zo heeft de gemeente besloten, van een lelijk parkeerterrein gaat veranderen in een echt plein, een ontmoetingsplaats, met struiken en bomen. Het plan hiervoor is afkomstig van Stadslab.
Wethouder De Haan: “Deze vorm van publieksparticipatie is natuurlijk een cadeautje voor ons als stadsbestuur, of liever gezegd een groot geschenk. Veel gemeenten doen al jaren hun uiterste best om interactief beleid te maken, maar dat komt lang niet overal van de grond. De kracht van Stadslab zit ‘m vooral in het genereren van ideeën. De zuurgraad is bijzonder laag, het is altijd inspirerend en leuk om met hen samen te werken.
Er mislukt weleens iets, zoals hun idee voor een stadsbad in de Rijn. Het was een prachtig plan, ze hadden alles goed uitgezocht maar uiteindelijk wilde niemand het uitvoeren. Soms zet ik dan ook wel wat vraagtekens bij de realiseerbaarheid van hun ideeën. Er is nu gewoonweg geen geld voor álles wat ze willen.
Maar dromen mag en is nuttig. Ook voor het Cultuurkwartier, het gebied rond schouwburg, Lakenhal en Museum Boerhaave, hebben ze grootse plannen die lang niet allemaal op korte termijn uitvoerbaar zijn. Maar een aantal suggesties is al wel opgenomen in de recente cultuurnota.’
Attitudeverandering
Stadslab heeft in Leiden de verhouding tussen gemeentebestuur en burgers veranderd, zo menen alle betrokkenen. Maar dat is niet alleen de verdienste van Stadslab, het is een wisselwerking met een open bestuurscultuur waarin een dergelijke vorm van burgerparticipatie kan gedijen.
Bestuurslid Marije van den Berg: ‘Iedereen roept altijd “van het stadhuis hoeven we het niet te hebben”, maar als mensen zelf iets willen, kijken ze toch weer naar de gemeente. Dat begint hier nu te veranderen. Leidenaren zien dat je ook zelf initiatief kunt nemen. Maar de liefde moet van twee kanten komen, anders werkt het niet. Je hebt ambtenaren nodig die bereid zijn om achter hun bureau vandaan te komen en te praten met mensen in de stad, met deskundigen vooral, voordat ze plannen gaan maken. Mijn overtuiging is dat beleidsmakers veel meer te werk moeten gaan als journalisten: bellen, koffie drinken, netwerken. Hier in Leiden begint dat te komen.’
Voorzitter Koen Brakenhoff: ‘De manier waarop de cultuurnota tot stand is gekomen is een goed voorbeeld. Driekwart jaar lang is er met de cultuursector gebrainstormd, via LinkedIn en Twitter onder meer, en tijdens een ontbijt dat Stadslab georganiseerd had met mensen uit de wereld van kunst en cultuur. Er is niet alleen geluisterd, maar we werden ook zorgvuldig op de hoogte gehouden hoe de plannen ervoor stonden.’
Zure verhoudingen
Wat maakt nu dat Leiden voorop loopt in wat wethouder Jan-Jaap de Haan kwalificeert als een ‘omwenteling’ in de verhouding tussen burgers en bestuur? Een belangrijke rol speelt het recente verleden, een soort omkering van de wet van de remmende voorsprong. De Haan: ‘Jarenlang waren de verhoudingen in Leiden verzuurd. Gemeentelijke plannen stuitten steevast op verzet van burgers, waardoor er nooit iets van de grond kwam.
De Rijn-Gouwelijn was de heftigste en meest langdurige kwestie. Het gemeentebestuur voelde zich vleugellam, en de Leidenaren hadden het idee dat er nooit wat kon in hun stad. Het was een patstelling, iedereen had er tabak van. Een paar jaar geleden, vraag me niet precies hoe, werd die negatieve spiraal doorbroken. De gemeente lanceerde de slogan Leiden, stad van ontdekkingen, dat had een bijzonder effect. Mensen realiseerden zich ineens de grote historische betekenis van hun stad in wetenschap en kunst en werden weer trots op Leiden. In die sfeer is Stadslab ontstaan.’
Probleemdenken
Jeroen Maters staat aan de waterkant bij de Zijlpoort met rechts de Meelfabriek en links de begraafplaats. Hij vertelt over de eerste rondwandeling die hij maakte met ambtenaren, om zijn Singelparkplan aanschouwelijk te maken.
‘Ze waren welwillend en ik voelde dat ook zij iets van de stad wilden maken. Maar ze zaten vast in een soort probleemdenken, ze hadden voortdurend tegenwerpingen. “Ja maar een brug daar, dat kan nooit, daar is geen geld voor!” Een dag later belde ik de projectontwikkelaar van de Meelfabriek en hij zei meteen dat hij mee wilde denken over de financiering. En de eigenaren van de begraafplaats, die zouden vast geen toestemming verlenen om de route over het terrein te laten lopen, zeiden ze. Ik belde het stichtingsbestuur en wat bleek? Die toestemming was al in 1969 verleend.’
Andere stadslabs
De term ‘stadslab’ verwijst niet altijd naar een bewonersinitiatief zoals dat in Leiden. Zo organiseerde de gemeente Eindhoven eerder dit jaar brainstormsessies met experts in de aanloop naar Stadsvisie 2040 en liet daarvoor door studenten van de Designacademy een ‘stadslab’ inrichten in een voormalige autoshowroom.
Het stadslab Sittard-Geleen is een netwerk van creatieve broedplaatsen, in de eerste plaats gericht op het stimuleren van cultureel ondernemerschap door het beschikbaar stellen van ateliers en expositieruimtes, maar daarnaast ziet het zichzelf ook als ‘aanjager voor de ontwikkeling van de creatieve industrie’ en als een ‘nieuwe beweging’ die uiteindelijk zal leiden tot meer samenwerking tussen creatieve ondernemers, het bedrijfsleven, onderwijs en overheid.
In Utrecht bestaat al sinds 2000 de Vereniging Nieuw Utrecht (NU). Er is een tachtigtal leden, veelal kleine zelfstandigen die werkzaam zijn in de creatieve sector. Doel is het stimuleren van vernieuwing in Utrecht door het bedenken en soms ook uitvoeren van concrete projecten. Vaak (maar niet altijd) gaat het om hergebruik van leegstaande panden en herontwikkeling van ‘vergeten plekken’ in de stad. Zo heeft NU een plan gemaakt voor een stadspark in het Muntgebied, een voormalig industriegebied nabij de Rijksmunt.
In Delft heeft de gemeente begin dit jaar, naar het voorbeeld van Stadslab Leiden ‘stadslabs’ geïntroduceerd: tijdelijke samenwerkingsverbanden van personen, bedrijven en instellingen rond een bepaald project dat moet bijdragen aan een aantrekkelijke binnenstad. Stadslab ‘Kat uit de gracht’ is begin november afgerond met het ophangen van touwen langs de kades van een aantal grachten, om katten die in het water zijn beland de kans te geven weer op de kant te klimmen. In een ander stadslab, ‘De kleuren van de binnenstad’, onderzoeken architecten en ondernemers welke kleuren in het verleden werden gebruikt, met als doel monumentenbezitters te kunnen adviseren.
‘Wat in Leiden gebeurt, is bijzonder’
Imrat Verhoeven doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar bewonersinitiatieven. In ‘Burgers maken hun buurt’, een onderzoeksproject van UvA en Universiteit Twente in samenwerking met het NICIS Institute en het ministerie van BZK, is Leiden samen met Enschede en Hengelo onderwerp van onderzoek. Wat in Leiden gebeurt, is bijzonder volgens Verhoeven. ‘Zo’n constructieve, partnerschapsachtige samenwerking tussen burgers en gemeente is echt vooruitstrevend en doorbreekt de negativiteit die je zoveel ziet in de verhouding tussen bewoners en lokaal bestuur. En vaak zijn het juist de hoogopgeleiden die zich verzetten tegen de overheid en niet schromen om daarbij hun netwerk te gebruiken. Niet dat Leiden daar nu vanaf is, verzet van bewoners tegen gemeentelijke plannen blijft altijd bestaan. En dat is misschien maar goed ook.’
Verhoeven noemt ook de positieve houding van de gemeente Leiden opvallend. ‘De overheid beseft sinds een aantal jaar weliswaar dat ze niet alles moet willen bepalen, maar die attitudeverandering gaat traag en moeizaam. Het ministerie van BZK mag dan stellen dat gemeentes bij bewonersinitiatieven “aanvullend” en niet “invullend” te werk horen gaan, in de praktijk heeft de overheid de neiging om kritische of ingrijpende plannen van burgers niet te steunen. Buurtbewoners die samen een plantsoen opknappen, oké, maar als men het niet eens is en er overlegd moet worden, dan wordt het moeilijk. Denk aan de boeren in Waspik, wier grond een noodoverloopgebied moest worden. In plaats van te procederen om uiteindelijk toch aan het kortste eind te trekken, bedachten ze een alternatief plan. Het ministerie behandelde hen als NIMBY-protesteerders, terwijl ze wel degelijk constructief meedachten. Ze werden pas serieus genomen toen de media aandacht aan hen gingen besteden.’
Waarin het Leidse stadsbestuur volgens Verhoeven overigens niet bepaald uitblinkt, is in het stimuleren van bewonersinitiatieven van lager opgeleiden. ‘Dat vergt een proactieve houding van het ambtelijk apparaat, en daarvan is in Leiden weinig sprake. Maar dat is bijna overal zo, enkele uitzonderingen zoals Amsterdam daargelaten.’
Ik woon in Bos en Lommer in Amsterdam, een van de meest schrijnende voorbeelden van falend overheids beleid. Dit door oud minister Vogelaar tot rampgebied verklaarde stadsdeel werd met veel geld ondersteund maar die tijden lijken voorbij en nu komt met de verhuurders heffing, in een omgeving die grotendeels uit uitkeringsgerechtigden bestaat het spook van de leegstand op ons af. immers zullen mensen die hun huur niet op tijd kunnen betalen gedwongen worden te verkassen. Dit zie je nu al meer en meer gebeuren. De roep om meer veiligheid leidt slechts tot een gevoel van onbehagen.
wat weer tot hogere criminaliteit voert. Deze regering heeft ervoor gekozen zich zo a- sociaal mogelijk op te stellen t.o.v. mensen met een minimum inkomen, welnu dan moet men daarvan de gevolgen onder ogen zien.