bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Evaluatie Eindhovense aanpak arbeidsparticipatie statushouders

Doen wat nodig is.

07 december 2020
Evaluatie.png

KplusV helpt gemeenten beleid te onderzoeken en te evalueren en een inclusieve arbeidsmarkt te realiseren. Zo ook het Eindhovense beleid om statushouders – vergunninghouders genoemd in Eindhoven – aan werk te helpen. Eindhoven beoogt een versnelling van de arbeidsdeelname van deze groep en heeft daarin bemoedigende resultaten geboekt.

De Participatiewet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Gemeenten zijn via de Participatiewet verantwoordelijk voor de ondersteuning van statushouders bij het vinden van werk. De afgelopen jaren hebben gemeenten vanuit de Participatiewet statushouders op allerlei manieren ondersteund in hun integratie en participatie in Nederland. ‘Werk’ wordt beschouwd als een belangrijke voorwaarde voor integratie. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat de arbeidsparticipatie van statushouders sterk achterblijft bij die van de rest van de Nederlandse beroepsbevolking[1]. Kennis, expertise en een aanpak op maat zijn noodzakelijk om statushouders te ondersteunen richting arbeidsparticipatie. In de praktijk zien we dat gemeenten een verschillende invulling hebben gegeven aan hun rol bij het ondersteunen van statushouders richting werk.

De gemeente Eindhoven voert sinds september 2017 de aanpak ‘Versnelling arbeidsparticipatie vergunninghouders’ uit. Hiervoor had de gemeenten geen specifieke aanpak voor deze doelgroep. Statushouders die zich in Eindhoven vestigen worden intensief begeleid naar werk (en onderwijs). De statushouders volgen een voortraject van twaalf weken en een vervolgtraject zolang als dat nodig is. Begeleiding naar werk gebeurt in een netwerk van werkgevers, intermediaire voorzieningen en het gemeentelijk werkgelegenheidsteam. De uitvoering van deze aanpak is in handen van een (gemeentelijk) team van specialisten.

Op verzoek van de gemeente Eindhoven heeft KplusV de aanpak onderzocht. Gekeken is naar de factoren die uitstroom bepalen, de caseload van specialisten arbeidsparticipatie en hoe deze er in de toekomst uit zal moeten zien. Daarnaast is gekeken naar de manier waarop de aanpak op beleids- en organisatorisch niveau beter kan worden ingebed en hoe de aanpak past in de kaders van de nieuwe Wet inburgering.

Uit de evaluatie blijkt dat de gemeente op twee aspecten positieve resultaten realiseert bij de re-integratie van de doelgroep statushouders. Ten eerste is de gehele doelgroep in een relatief korte periode in beeld gebracht en opgepakt. Ten tweede komen statushouders relatief meer aan het werk in vergelijking met andere gemeenten. Dit komt mede door een betrokken team van ervaren professionals met veel handelingsvrijheid om te doen wat nodig is om de doelgroep te plaatsen bij werkgevers. De belangrijke succesfactoren van de aanpak:

  • Effectief maatwerk in de uitvoering om de doelgroep te begeleiden naar werk of onderwijs;
  • Doelgroepgerichte inzet met strakke regie vanuit de gemeente, een allround rol
  • Toegewijd team met specialistische kennis en handelingsvrijheid
  • Verwachtingsmanagement aan de voorkant en inzet op leren én participeren

Nieuwe Wet Inburgering

Vanaf 1 januari 2022 komt er een nieuw inburgeringsstelsel (zie kader). Het huidige inburgeringsstelsel schiet tekort: eigen verantwoordelijkheid inburgeraar werkt niet, aanbod taalaanbieders is onoverzichtelijk, en snelste route naar inburgeringsexamen leidt tot lagere kansen op de arbeidsmarkt. De inburgering van nieuwkomers in Nederland moet ten dienste staan van zo snel mogelijk participeren, het liefst via betaald werk. De aanpassingen moeten ervoor zorgen dat gemeenten, door inburgering stevig te positioneren als onderdeel van het sociaal domein en in het bijzonder de Participatiewet, betere mogelijkheden krijgen om zoveel mogelijk nieuwkomers zo snel mogelijk aan het werk en op het vereiste taalniveau te krijgen. Gemeenten krijgen een sleutelpositie in de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel.

Nieuwe Wet Inburgering in het kort

Gemeenten krijgen in het nieuwe inburgeringsstelsel regie over de uitvoering van de inburgering van nieuwkomers. Dit moet eraan bijdragen dat nieuwkomers zo snel mogelijk meedoen in Nederland, het liefst via betaald werk. Gemeenten krijgen hiertoe meer mogelijkheden om zoveel mogelijk nieuwkomers zo snel mogelijk op het vereiste taalniveau aan het werk te krijgen.

Belangrijk uitgangspunt is dat gemeenten met alle statushouders een brede intake voeren, waarin zij een Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie opstellen, ook wel PIP genoemd. In dit plan staan afspraken over het traject van inburgering en participatie.

Taaleis B1 en leerroutes

De nieuwe wet voorziet drie leerroutes waarmee alle statushouders een passend aanbod krijgen. In de nieuwe wet is geen sprake meer van ontheffingen op basis van aantoonbaar geleverde inspanning. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van deze drie leerroutes. Dit aanbod omvat naast een van deze drie leerroutes in ieder geval kennis Nederlandse maatschappij (KNM), oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (ONA), het Participatieverklaringstraject (PVT) en de benodigde ondersteuning bij het zelfredzaam worden ten aanzien van de financiële huishouding (“ontzorgen”)

  • De ‘reguliere’ B1 route: om het mogelijk te maken dat de meeste inburgeraars zo snel mogelijk, maar maximaal binnen drie jaar, taalniveau B1 behalen en hun perspectief op de arbeidsmarkt vergroten, is het van belang dat het leren van de taal gecombineerd wordt met (vrijwilligers)werk. Voor een deel van de personen die nu een ontheffing krijgen, geldt dat ze met meer lesuren (dan nu vereist voor de ontheffing) wel in staat zullen zijn het A2 niveau te bereiken. Deze groep hoort thuis in de B1 route.
  • De onderwijsroute: een Nederlands diploma, zonder onnodig tijdverlies, is de beste startpositie voor de arbeidsmarkt. Jonge inburgeraars worden daarom zo snel mogelijk doorgeleid naar een Nederlandse beroepsopleiding. De onderwijsroute is voor jongeren onder de 28 jaar met leervermogen. Het betreft een schakeltraject in combinatie met voorbereiding op Nederlands beroeps- of wetenschappelijk onderwijs.
  • De zelfredzaamheidsroute (Z-route): voor het grootste deel van de personen die nu ontheffing krijgen, ligt ook het A2 examen buiten het bereik. De Z-route moet gericht zijn op zelfredzaamheid in onze samenleving en het zoveel als mogelijk beheersen van de taal.

Ontzorgen Gemeenten krijgen de opdracht om alle vergunninghouders de eerste periode een ontzorgend stelsel te bieden. Dit gaat gelden voor alle gemeenten en is in lijn met de huidige praktijk bij sommige gemeenten (bijvoorbeeld gemeente Rotterdam). Gemeenten betalen dan in de periode van ontzorging de vaste lasten, zoals huur en energiekosten en de verplichte verzekeringen, uit de bijstand. De vergunninghouder ontvangt wat resteert en ontvangt de toeslagen. De duur van het ontzorgen is in ieder geval zes maanden en wordt gebaseerd op de brede intake en vastgelegd in het PIP, zodat de voortgang en inzet van de statushouders zelf gevolgd kan worden. Hiermee wordt voorkomen dat onzekerheid over de financiële positie in de beginfase afleidt van de integratieverplichtingen.


[1]  Bron: diverse onderzoeken waaronder: Bakker, L., & Dagevos, J.Year: (2017). Arbeidsmarktparticipatie asielmigranten: stroeve start en blijvende achterstand. In M.Maliepaard, B.Witkamp, & R.Jennissen (red.), Een kwestie van tijd? De integratie van asielmigranten: een cohortonderzoek. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. KIS (2019). Wat werkt bij arbeidsparticipatie van statushouders.

Meer informatie

Neem gerust contact op met Bente Lieftink MSc., 06-27 08 55 63 / b.lieftink@kplusv.nl en Koen van Vliet, 06 30 31 22 78 / k.vanVliet@kplusv.nl.

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Hans / afdelingsmanager
Bij K+V zijn het net dj's: U vraagt, wij draaien, Maar het moet gezegd: op ons mooie eiland is deze problematiek ons helemaal vreemd. En dat gaat heel lang zo blijven, want alles is hier gruwelijk duur.
Petra
"Ten tweede komen statushouders relatief meer aan het werk in vergelijking met andere gemeenten."



Prachtig resultaat, moet gezegd, ahem. "Relatief meer aan het werk dan elders", wat betekent dat precies?



En als we over 5 of 10 jaar kijken? Zijn deze zelfde mensen dan nog steeds in staat zichzelf te bedruipen (als ze dat nu al doen?)? En wanneer mag dit worden verwacht voor zeg 90% van de statushouders?



We kennen allemaal de cijfers: nog geen 10% is na 10 jaar in staat zichzelf financieel te redden....