Ambtenaar moet tegengas geven
De rijksoverheid is aan groot onderhoud toe. De huidige verticale organisatie staat de aanpak van complexe vraagstukken in de weg. De overheid moet zich transformeren naar een verbindende overheid, die responsiever functioneert. Dat adviseert Raad voor het openbaar bestuur (Rob) in het vorige week verschenen Sturen én verbinden.
De ‘oekaze van Kok’ was al afgeschaft, maar als het aan de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) ligt, krijgen rijksambtenaren een grotere rol in het parlementaire proces. Ook moeten ze meer hun nek uitsteken.
De rijksoverheid is aan groot onderhoud toe. De huidige verticale organisatie staat de aanpak van complexe vraagstukken in de weg. De overheid moet zich transformeren naar een verbindende overheid, die responsiever functioneert. Dat adviseert Raad voor het openbaar bestuur (Rob) in het vorige week verschenen Sturen én verbinden. Naar een toekomstbestendige Rijksoverheid. ‘Dat betekent niet dat sneller gereageerd moet worden op incidenten’, benadrukt Rob-voorzitter Jacques Wallage. ‘Het gaat om een overheid die openstaat voor dialoog en participatie, die in staat is te reflecteren op veranderingen en zich daarvoor de tijd geeft.’
Die omslag vraagt niet alleen een andere houding van politiek en bestuur, maar ook van ambtenaren en de – organisatie van de – rijksdienst. Na jarenlange reductie van de omvang, moet de aandacht worden verschoven naar verhoging van de kwaliteit van het ambtenarenkorps. ‘Het is tijd om via programma’s daarin weer te investeren, en dan in het bijzonder in het vergroten van competenties op het vlak van verbinden’, vindt de Rob.
Het organiseren van tegenspraak en kennisdeling is daarnaast cruciaal voor het goed functioneren van de rijksoverheid in veranderende tijden, benadrukt de Raad. Ambtenaren moeten zich veilig genoeg voelen om hun mening te geven over beleidsonderwerpen, ‘ook al is de boodschap die ze brengen een lastige en soms politiek ongewenst’, aldus het advies. Wallage: ‘Natuurlijk moeten politieke afspraken worden uitgevoerd, maar hoedt – meer dan nu het geval is – de professionele autonomie van de ambtelijke organisatie.’
Direct contact
Uit gesprekken die de Raad, ter voorbereiding van het advies, binnen de rijksdienst heeft gevoerd, kwam naar voren dat eenmaal gemaakte politieke keuzes welhaast heilig zijn en koste wat kost moeten worden uitgevoerd. Wat burgers en maatschappelijke organisaties vinden, wordt niet meer echt serieus genomen. ‘Dan ontbreekt de veiligheid waarin ambtenaren hun zorgen nog naar voren brengen en sluit de overheid zich als een oester’, aldus Wallage bij de presentatie van het advies aan minister Blok (Rijksdienst, VVD). In een eerste reactie stelde Blok lachend dat de ambtenaren om hem heen hem voldoende tegenspraak geven. Wel heeft hij zorgen of daar ook elders, ‘lager’ in de organisatie, ruimte voor is. ‘Ik hoor wel eens van vooral jonge ambtenaren dat die ruimte er niet is. Die moet er wel zijn. De cultuur moet zodanig zijn dat geen enkele ambtenaar angst heeft om de olifanten in de kast te benoemen.’ De Raad adviseert een protocol af te sluiten tussen de secretaris-generaal van de rijksdienst en het kabinet. Daarnaast moet een vertrouwenspersoon worden aangesteld waar ambtenaren die zich bekneld voelen, kunnen aankloppen.
Ambtenaren moeten een – informerende – rol krijgen in het parlementaire proces. ‘De kennis vande rijksdienst wordt dan beter gebruikt en de politieke discussie kan veel meer toegespitst plaatsvinden.’ De Rob gaat daarmee verder dan de afschaffing van de ‘oekaze van Kok’, die direct contact tussen ambtenaren en politici verbood. ‘Het is toch merkwaardig dat ambtenaren nu wel ex post kunnen worden gehoord in een parlementaire enquête, maar niet aan de voorkant van politieke besluitvorming’, stelt de Raad. In voortrajecten van beleid moeten ambtenaren in het parlement kunnen worden gehoord, waarmee de informatiepositie van Kamerleden wordt verbeterd. Dit moet wel onder ministeriële verantwoordelijkheid gebeuren. Door de bezuinigingen is de organisatorische en personele ontwikkeling van ambtenaren een ondergeschoven kindje geworden. Dit kan op termijn ‘fnuikend zijn voor de prestaties van de rijksoverheid. De Raad adviseert te investeren in vakmanschap en in het ontwikkelen van maatschappelijke sensitiviteit naast politieke sensitiviteit.
De Raad doet vier aanbevelingen om verbindend werken af te dwingen. De aanbevelingen zijn
gericht op het politieke domein, de rijksdienst, de wisselwerking tussen beide, en op het
veranderproces zelf.
Afgezien van het politieke domein hebben alle aanbevelingen betrekking op de vraag: ´Werkt het?´
Om die vraag te kunnen beantwoorden moet je natuurlijk organisaties en processen tegen het licht houden. Anders kun je geen nuttige conclusies trekken laat staan nuttige aanbevelingen doen.
Erg concreet is de ROB niet in haar rapport. Het lijkt erop dat zij aan de hand van dossiers die op TV en in dagbladen behandeld zijn, algemene conclusies trekt over hoe de rijksoverheid functioneert. Van enig inzicht in de werkelijke ontwikkelingen geeft de ROB geen blijk.
Zij maakt geen onderscheid tussen het (dis)functioneren van afzonderlijke ministeries als gevolg van het wel dan niet naleven van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK). Alles wordt over een kam geschoren. Erg wetenschappelijk is dat niet. Negeren dit rapport en daarna de ROB opheffen wegens gebrek aan toegevoegde waarde.*
De 2e kamer, reageerde na het rijksbreed invoeren van het IAK, dat dat programma, niet tot een inperking van de politieke vrijheid mocht leiden.
Dat is natuurlijk wel het directe gevolg van hoge kwaliteit en integriteit van bestuurlijke besluitvorming.
Hoe beter de voorstellen, hoe minder invloed de 2e kamer heeft; die voorstellen zijn immers al te uit en te na voorwerp van inspraak en externe inbreng geweest.
Zowel landelijk als lokaal beseffen politici niet welke invloed het kwaliteitsstreven op hun werk en hun directe inbreng zal hebben.
* Quote, pagina 5 voorwoord de ROB haar gebrek aan inzicht als volgt:
`Organisaties die te zeer op zichzelf zijn gericht, gesloten bestuurlijke huishoudingen, waar
zelfbewustzijn makkelijk overgaat in arrogantie, zullen die verbinding tussen verticaal en horizontaal
niet kunnen leggen. De rijksdienst zal van productorganisatie (wetten, nota’s en brieven aan de
Kamer) ook en meer een procesorganisatie moeten worden. Relevante partijen motiveren,
verbinden. Gezagvol grenzen stellen, zeker dat ook. Deze overgang naar de organisatie van het
proces als kerntaak is gegeven de maatschappelijke dynamiek geen luxe, maar noodzaak!`
Dat gebeurt dus al, alleen nog niet genoeg.