Minister wil vaker in gesprek met wethouders
BZK-minister Uitermark wil met medeoverheden het brede gesprek voeren over de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht.
BZK-minister Judith Uitermark (NSC) wil dat decentrale overheden zo vroeg mogelijk in het beleidsproces meedenken over de vormgeving van het nieuwe beleid dat hen raakt. Ze reageert hiermee op de brandbrief die de Wethoudersvereniging vorig jaar november stuurde.
Actie voeren
In die brandbrief overwegen de wethouders actie te gaan voeren, omdat ze vanuit het rijk steeds meer taken moeten uitvoeren, maar steeds minder financiële middelen hebben. Tegelijkertijd wezen ze op het toenemende afbreukrisico voor wethouders en noemden in dat verband de grotere politieke versplintering, agressie en intimidatie die stijgen, financiële verhoudingen die totaal uit het lood zijn geslagen en de sterk toenemende grilligheid van rijksbeleid.
Vroeg meedenken
Uitermark stelt in antwoord op vragen hierover van Tweede Kamerlid Inge van Dijk (CDA) dat het kabinet momenteel samen met de medeoverheden intensief in gesprek in onder andere het overhedenoverleg. ‘De intentie van het kabinet is gericht op de continuering van een goede samenwerking tussen partijen.’ Ze wil dat (organisaties van) decentrale overheden bij nieuwe wetsvoorstellen worden uitgenodigd om via formele consultatie hun inbreng te leveren. Ook noemt ze het feit dat daaraan vooraf sinds 2023 als verplichte kwaliteitseis in het Beleidskompas een Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO) wordt uitgevoerd, ‘waarbij de decentrale overheden zo vroeg mogelijk in het beleidsproces meedenken over de vormgeving van het nieuwe beleid dat hen raakt’.
Gewijzigde politieke verhoudingen
Van Dijk vraagt of Uitermark kan invoelen dat het richting wethouders ‘lastig uitlegbaar’ is dat zij eerst op inwonersavonden vol in de wind hebben gestaan, omdat zij moesten pleiten voor de opvang van asielzoekers middels de spreidingswet, ‘maar dat zij nu de opdracht vanuit het rijk krijgen om weer terug te gaan en te zeggen dat het allemaal toch niet nodig is’. De minister weet dat deze koerswijziging ‘lastig’ is voor wethouders, maar volgens haar dienen zij ook te weten dat ‘de landelijke verkiezingen en gewijzigde politieke verhoudingen consequenties kunnen hebben voor eerder gevoerd beleid’. Het kabinet beseft niettemin dat het ‘een groot beroep doet op de veerkracht van decentrale bestuurders zoals wethouders’.
Structureler overleg
Uitermark wil verder verkennen hoe ze het overleg tussen wethouders en het ministerie ‘wat structureler vorm kan geven’, zodat de zorgen van wethouders in de toekomst nog beter in Den Haag op het netvlies staan. Samen met de Wethoudersvereniging verkent ze al op welke manier ze kan tegemoetkomen aan de zorgen uit de brandbrief. Ze wijst erop dat ze met de actieagenda Sterk Bestuur en de verschillende beroepsgroepen aan verdere versterking van decentrale volksvertegenwoordigingen en besturen werkt. Ook heeft ze al eerder aangekondigd te bezien of het maximumaantal wethouders en gedeputeerden moet worden aangepast. ‘Daarbij betrek ik tevens het fenomeen van deeltijdwethouders.’
Bij het overhedenoverleg was de wil aanwezig om er samen uit te komen
Extra complexiteit
De minister ziet dat er ontwikkelingen zijn in de specifieke rol en positie van de wethouder ‘die zorgen dat de werkdruk toeneemt’. Ze noemt de uitkomst van het Wethoudersonderzoek dat liet zien dat 225 wethouders in 2024 zijn teruggetreden. Ook kan het samenspel tussen de ambten volgens haar 'extra complexiteit' creëren. ‘Daarom vind ik het van belang dat in samenhang wordt gekeken naar een waardevolle invulling van het politieke ambt, het samenspel, en de wethouder in het bijzonder.’ Ze wil medio 2025 de Tweede Kamer hier verder over informeren.
Regulier overhedenoverleg
Daarnaast wil ze een meer regulier overleg met afgevaardigden van wethouders, ‘zodat de samenwerking wordt verbeterd en zorgen sneller gesignaleerd worden’. Te beginnen met het consequent en regulier organiseren van een overhedenoverleg. Verder wil ze ‘onverminderd inzetten op de uitvoerbaarheid van beleid door gemeenten’. ‘Ik wil de komende jaren met medeoverheden het brede gesprek voeren over de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht en gezamenlijk met hen sturen op een aantal bepalende gezamenlijke maatschappelijke opgaven.’
Geen 1-op-1 vergelijking
Over zorgen van wethouders over uitgaven voor decentrale taken die niet afdoende door het rijk worden gedekt, zegt Uitermark verder dat er onder verantwoordelijkheid van VWS trajecten lopen met gemeenten op de Wmo en jeugdzorg om de beheersbaarheid en houdbaarheid te verbeteren. ‘In het bijzonder wordt hierbij gekeken hoe de open-eind regeling van de Wmo te beëindigen en naar de reikwijdte van de jeugdzorg.’ Ze wijst erop dat gemeenten onder andere via het gemeentefonds middelen ontvangen voor het uitvoeren van hun takenpakket. ‘Deze middelen zijn beleids- en bestedingsvrij. Dit betekent dat gemeenten zelf besluiten over de allocatie hiervan en dat er geen 1-op-1 vergelijking kan worden gemaakt tussen de inkomsten voor en de uitgaven aan een specifieke decentrale taak.’
Constructief gesprek
Hoewel de VNG het signaal afgaf dat de gesprekken over de gemeentefinanciën ‘stroef’ lopen met ‘weinig perspectief voor gemeenten’, noemt Uitermark het overleg met de VNG ‘constructief’, ook met het Interprovinciaal overleg en de Unie van Waterschappen. Het overhedenoverleg van 21 november jl, was ‘geen gemakkelijk gesprek, maar het was wel een goed gesprek’. ‘Bij dat overleg was de wil aanwezig om er samen uit te komen.’
In maart volgt een nieuw overhedenoverleg.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.