Gerommel met grondwet in antillen-dossier
De aap is uit de mouw gekomen. Voor de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wil de regering een uitzonderlijke bestuursconstructie gebruiken die op tal van punten afwijkt van die in Nederland. Lange tijd heeft er naar uit gezien dat het Statuut een grondslag zou gaan bevatten voor die aanmerkelijke afwijkingen. Uit de vorige week ingediende voorstellen blijkt echter dat de geformuleerde verandering van het Statuut vrijwel geen enkele betekenis heeft.
De voorgestelde wijziging is – om een beeld van rechtsgeleerde André Donner te gebruiken – volstrekt toast. De Raad van State schrijft dat die statutaire grondslag eigenlijk ook wel kan worden weggelaten en de regering merkt op dat de Nederlandse Grondwet onverkort en over de gehele linie geldt voor de BES-eilanden. Die laatste opmerking is cruciaal en zet het Antillen-dossier nu volledig op scherp. Het is namelijk zeer de vraag of de BES-constructie een grondwettoets met vrucht kan doorstaan. Veel respect voor de Grondwet is er in ieder geval niet. Via allerlei constructies en U-bochten worden de grondwettelijke regels omzeild en op een aantal onderdelen is er strijdigheid.
(1) De Grondwet garandeert autonomie voor het lokale bestuur. De kern daarvan is een open huishouding met de mogelijkheid van initiatief om zaken aan te pakken en op te lossen. Voor de BES-eilanden is die grondwettelijke bescherming er niet. Bij wet wordt deze wel gegeven, maar de latere wetgever kan deze autonomie zonder problemen geheel opheffen of danig reduceren. Zonder grondwettelijk probleem kan de huishouding van de BES-eilanden worden gesloten, terwijl dat voor de Nederlandse gemeente en provincie niet kan.
(2) Provinciale Staten kiezen in Nederland de Eerste Kamer. In de West doen de eilandsraden dat. Eilandsraden zijn geen Provinciale Staten, dus is er strijd met de Grondwet. Indien de gemeente Texel zou worden omgevormd tot een openbaar lichaam, zou het volstrekt onaanvaardbaar worden gevonden indien de eilandsraad van Texel mee zou kunnen doen aan de Eerste Kamerverkiezing.
(3) In Nederland hebben niet-Nederlanders onder voorwaarden stemrecht voor de gemeenteraden, maar uitdrukkelijk niet voor de Provinciale Staten. Dat is bewust en om principiële reden uitgesloten, omdat niet-Nederlanders dan ook invloed zouden kunnen uitoefenen op de verkiezing van de Eerste Kamer. En dat willen we niet, omdat voor de nationale volksvertegenwoordiging sterk wordt gehecht aan het nationaliteitsbeginsel. Niet-Nederlanders kunnen onder voorwaarden stemmen voor de eilandsraden en hebben in de West dus wel invloed op de Eerste Kamerverkiezing, hetgeen in flagrante strijd is met de Grondwet.
(4) In Nederland wordt gehecht aan een grondwettelijk gewaarborgde Kroonbenoeming van de burgemeester. Voor bijvoorbeeld een rechtstreekse verkiezing moet de Grondwet worden veranderd. Voor de BES-eilanden geldt deze grondwettelijke waarborg niet. Het kan een aardige suggestie voor Nederland opleveren. Verander een groot aantal gemeenten om tot vergelijkbare openbare lichamen. De Grondwet kan dan worden omzeild en de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester kan bij wet worden ingevoerd.
(5) Op tal van terreinen zal worden vastgesteld dat het gelijkheidsbeginsel uit artikel 1 van de Grondwet niet van toepassing is omdat er sprake is van ongelijke gevallen. Van die clausule kan door de wetgever zeer ruimhartig gebruik worden gemaakt omdat de betreffende wetgeving in ons land door de rechter toch niet aan artikel 1 van de Grondwet kan worden getoetst. Het Antillen-dossier bevat derhalve tal van deze grondwettelijke spitsvondigheden, U-bochten, wijkende redeneringen en directe strijdigheden.
De Raad van State deed eerder de suggestie om wel een grondwetsherziening in eerste lezing te realiseren, maar de tweede lezing uit te stellen tot na de evaluatie. Bij zo veel spanningen met de Grondwet is ook dat een bizarre route, want in dat geval kan pas achteraf worden gerepareerd. Het betekent – hoe treurig die conclusie ook is - dat de regering en de Raad van State geen zuivere grondwettoets hebben uitgevoerd. Ook de Raad van State dringt steeds aan op spoed en dat gaat ten koste van constitutionele zorgvuldigheid en de noodzakelijke distantie. Het woord is nu aan Tweede en Eerste Kamer, waarbij mag worden verwacht dat men daar zorgvuldig kijkt naar de grondwettelijke aspecten. ‘U-bochten en strijdigheden’
Douwe Jan Elzinga is hoogleraar Staatsrecht aan de RU Groningen
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.