Advertentie

Hoekstra: we hoeven niet alles te formaliseren

Van voorzitter Rein Jan Hoekstra van de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio's hoeft niet alles wat verbeterd moet worden in de veiligheidsregio's formeel worden geregeld. Wel moet de gemeenteraad meer worden betrokken bij de veiligheidsregio.

25 september 2013

Als voorzitter van de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio's komt Rein Jan Hoekstra tot de conclusie dat niet alles formeel hoeft worden vastgelegd. 'Samenwerking kan ook heel goed informeel tot stand komen.'

Uw commissie concludeert dat het niveau van het functioneren van de veiligheidsregio is verhoogd, de operationele slagkracht is versterkt en de expertise is vergroot. Waaruit blijkt dat?

‘We constateren dat het niveau van de samenwerking tussen de betrokken diensten is verbeterd. We hebben geen bewijs van het tegendeel. Als commissie zitten we natuurlijk in een bijzondere positie, zo kort na de inwerkingtreding van de wet al evalueren. We putten uit gegevens van de WODC en de Inspectie Veiligheid en Justitie. Er is verbetering op een aantal fronten, maar er is ook verbetering nodig, zoals in de afstemming tussen de hulpdiensten en in de mate van professionaliteit. Dat moet allemaal een slag krachtiger worden voor een structurele verbetering. Het gaat beter met de brandweer, de GHOR en er is een directeur publieke gezondheidszorg. Maar we moeten wel investeren in operationaliteit en oefeningen: de juiste mensen moeten op de juiste plek zijn om adequaat te kunnen reageren.’


Wat zijn de knelpunten?
‘Een van de knelpunten is de betrokkenheid van gemeenteraden. In de ene veiligheidsregio is er effectiever contact dan in de andere. We hebben het hier toch over verlengd lokaal bestuur. Het past bij het uitgangspunt van de rampenbestrijding: dat is een lokaal gebeuren. Maar het vraagt wel een sterkere betrokkenheid van de gemeenteraad. Zij willen terecht weten waar het geld uit het Gemeentefonds blijft. Wij adviseren de veiligheidsregio een goede prestatiebegroting te maken en deze in concept voor te leggen aan de gemeenteraden, zodat duidelijk is waar het geld blijft. Op die manier versterken we het lokaal bestuur, want we geven de veiligheidsregio de legitimatie om te mandateren.’

De Wet veiligheidsregio’s is nuttig, maar was niet nodig om samenwerking tussen gemeenten mogelijk te maken?
‘Nee, die was er al in de Wet gemeenschappelijke regeling. Als je dat zo laat, dan moet je de betrokkenheid wel tijdig organiseren met prestatieomschrijvingen. Het is een hele klus om prestatiedefinities te maken en de hoeveelheid geld te bepalen. De doeluitkering van het rijk zou ook verbonden moeten zijn met doelstellingen. Het verbaast me dat algemene doelstellingen niet zijn geformuleerd. Een crisis is toch een nationale complicatie, dus moet je dat nationaal coördineren en daar investeringen in plegen. Er is nu onvoldoende afstemming tussen de departementen. Het punt van professionalisering en bescherming moeten we goed vastleggen.’

Er zijn veel veranderingen om de veiligheidsregio heen, maar het is niet nodig om een wijziging in de wet aan te brengen of naar tien veiligheidsregio’s te gaan?

‘De overweging om de veiligheidsregio’s op te schalen komt een stap te vroeg. Eerst moeten we investeren in de bestaande regio’s en veiligheidregio’s kunnen meer samenwerken. Zeker als ze expertise gaan delen en ook personen uitwisselen. Je hoeft niet alles te formaliseren. Je kunt goed informeel samenwerken. Om samen te werken is een netwerk goed. Je kunt daar een impuls aan geven met prestatie-eisen.’

Controlemogelijkheden moeten ook sterker worden. U heeft het over een interventieladder. Wat is dat?

‘Als je constateert dat een veiligheidsregio in gebreke is gebleven, wat doe je dan? Op de ladder kun je dan uitkomen bij een aanwijzing van de minister. Er moet een instrument zijn wat je dan hanteert. Je kunt ook de CdK’s inschakelen, mocht dat nodig zijn. Bij een overstroming in Gelderland, zijn er aan de andere kant van de grens ook problemen. Die informatie is interessant en in plaats van drie voorzitters van de veiligheidsregio’s kan dan de CdK als verbindingsofficier contact opnemen. De CdK zou hier dus een rol moeten hebben. Voor het rijk kan dat ook nuttig zijn.’

Sommige regio’s die al meer op elkaar zijn aangewezen, zoals in de Zaanstreek of de Gooi- en Vechtstreek, zouden zelf al meer kunnen samenwerken?

‘Ja, die regio’s kunnen niet alles zelf. Die kunnen zich in naburige veiligheidsregio’s inbedden. In sommige gevallen kunnen ze ook opschalen. Daar waar het functioneel is, kan dat al. Het kan al als een verbetering van het samenwerkingsproces. Dat werkt de opschaling van nature in de hand.’

Heeft u ook de financiële tegemoetkoming voor gemeenten bekeken? Moerdijk kostte de gemeente tientallen miljoenen.

‘Dat zijn ad hocsituaties en daar hebben we geen algemeen voorstel over gedaan. Het rijk en de gemeenten moeten dat onderling uitvechten, zo heet dat tegenwoordig. De gemeente heeft toch sterke papieren. Ik heb een broertje dood aan formeel regelen. Je moet goed afspreken waar het gemeenschappelijk belang aan de orde is. De provincie is ook heel belangrijk. Ik ga uit van normale verhoudingen in het binnenlands bestuur en als er dan een confrontatie is, dan komt er allicht compensatie. Je moet dit van geval tot geval beoordelen. Het Veiligheidsberaad zou zich centraal moeten beraden over knelpunten tussen rijk en gemeenten. Het Veiligheidsberaad is het aanspreekpunt van de minister. Ze zouden werk moeten maken van dit aanspreekadres, expertise uitwisselen en een lijn afspreken.’

U ziet hier ook wel iets in een gepromoveerde rol van de voorzitter van de veiligheidsregio in de taakuitvoering in de regio en in het Veiligheidsberaad?

‘Ja, we moeten de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid onderscheiden. Als hij mandaat heeft, dan moet hij via het Veiligheidsberaad communiceren. Meerderheidsbesluitvorming zou daar een extra impuls zijn. Met de verantwoordelijkheid voor centrale coördinatie in veiligheidsregio’s kun je ook afstemmen wie welke rol speelt. Als een goede burgemeester of wethouder veel geld moet uitgeven, meldt hij zichzelf wel, maar anders moet je deze mechanismen toepassen.’


Hoe gaat het proces nu verder? De minister stuurt een uitgebreide reactie naar de Kamer na overleg met de VNG en het Veiligheidsberaad.
‘Ja, ik heb eerst een kort overleg met het Veiligheidsberaad, waarin ik het rapport zal toelichten. Ik zal ook vertellen dat we de GRIP-structuur als beleidsinstrument kunnen gebruiken en niet als dogmatisch moeten opvatten en over de samenwerking tussen regio’s. De minister zou daar rapportages over kunnen opvragen en zo kunnen komen tot een meer efficiënte manier van rampenbestrijding.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie