Gemeenteraad doorgangshuis
Een kwart van de raadsleden is sinds de laatste verkiezingen vroegtijdig vertrokken. Opvallend veel raadsleden haakten af omdat ze raadswerk niet konden combineren met werk of privéleven. Ook worden raadsleden vaak wethouder.
Een andere baan, te druk met het gewone werk, een benoeming tot wethouder én soms ook nog het raadswerk zelf dat tegenvalt. Voor bijna een kwart van de raadsleden zijn dat redenen om tussentijds de raad te verlaten. Gemiddeld gaat het om vijf raadsleden per gemeenteraad. Deze raadsleden werden in bijna de helft van de gevallen tot wethouder benoemd. De meeste vertrekkers zeiden de gemeentepolitiek helemaal vaarwel, zo blijkt uit onderzoek van Binnenlands Bestuur.
Amsterdam telt de meeste tussentijdse opstappers: 16 van de 45, op de voet gevolgd door Den Haag met 15 van de 45 raadsleden. Relatief gezien was de uitstroom het grootst in de gemeenten Schagen, Muiden, Winsum, Ouder-Amstel, Aalten en Mook en Middelaar. In deze zes gemeenten is meer dan de helft van de raadsleden tussentijds vertrokken (Zie ook ‘Meeste vertrekkers in Amsterdam en Mook’, pagina 27 en de grafi eken op pagina 30).
Moreel verplicht
Voorzitter Peter Otten van de vereniging voor raadsleden Raadslid. Nu schrikt van het hoge aantal vertrekkende raadsleden. ‘Natuurlijk is het een normale keuze als raadsleden vertrekken omdat ze raadswerk niet kunnen combineren met hun reguliere werk, maar zo’n aantal dat tussentijds vertrekt zegt wel iets’, zegt Otten, zelf VVD-raadslid in Zeist. ‘Ik vind persoonlijk dat je de morele verplichting hebt om eenmaal gekozen in de gemeenteraad dan ook vier jaar raadslid te zijn.’
De kwaliteit van het raadswerk komt bij veel afhakers in het gedrang, zo vindt Otten, in het besef dat bij de raadsverkiezingen van 2006 bijna de helft (43,5 procent) van de raadsleden debuteerde. ‘We moeten werken aan de verbetering van de professionaliteit van raadsleden. Dat wil niet zeggen dat het raadslidmaatschap een dagelijkse baan moet worden, maar wat raadsleden doen, moet professioneel worden aangepakt. Dat maakt de kwaliteit van het openbaar bestuur beter en maakt wellicht het raadswerk leuker. Dat zorgt er dan weer voor dat raadsleden wellicht ook langer meegaan’, aldus de voorzitter van Raadslid.Nu.
Meer tegenspel
De kwaliteit van het raadswerk is - zeker in de grote steden - gediend met een fulltime raadslidmaatschap, vindt de Rotterdamse PvdA-fractievoorzitter Peter van Heemst. ‘Een fulltime raad kan als een stevige, controlerende volksvertegenwoordiging meer tegenspel bieden aan het college van burgemeester en wethouders. Een fulltime raad heeft ook meer tijd voor het houden van enquêtes. Onze enquête over de bouw van de Museumparkgarage is een moordende aanslag geweest op het tijdsbeslag van raadsleden.
Breng daarom het aantal raadsleden fors naar beneden en bouw de gemeenteraden om tot stadsparlementen. Je kunt raadsleden dan ook een steviger vergoeding geven dan nu het geval is. Ik zou het goed vinden als de PvdA van dit punt, het versterken van de lokale democratie, een belangrijk punt maakt in het verkiezingsprogramma dat volgend jaar wordt gemaakt voor de Tweede Kamerverkiezingen.’
Twee dagen
Politieke fracties en partijafdelingen hoeven intussen niet lijdzaam af te wachten, vindt Van Heemst. Om het grote aantal raadsleden te verminderen dat afhaakt vanwege de zware combinatie van het raadswerk met een gewone baan, moet volgens de Rotterdamse PvdA-fractievoorzitter de PvdA heel helder zijn waarvoor de vergoeding voor het raadswerk bedoeld is.
Van Heemst: ‘Met nieuwe kandidaten voor de gemeenteraad moeten we tijdens de selectiegesprekken goed afspreken dat de vergoeding bedoeld is om 2 tot 2,5 dag per week vrijaf te krijgen van het gewone werk. Dat die vergoeding daarvoor bedoeld is, zit niet goed tussen de oren.’
Een andere mogelijkheid is het verstrekken van een extra toelage aan de fractievoorzitters in de vier grote steden, bij wijze van tussenstap zolang de wetgever niet heeft geregeld dat fractievoorzitters zo’n toelage krijgen. ‘Een jaar of acht geleden heeft Leefbaar Utrecht dat gedaan voor de eigen fractievoorzitter. Vergeet niet dat er veel verborgen werk is, zoals het voeren van functioneringsgesprekken met alle fractieleden. Dat is ontzettend belangrijk om van nieuwe raadsleden goede raadsleden te maken. Ook voor fractievoorzitters van kleine fracties is het een loodzware baan. Kijk maar eens naar Karen Duys van de Rotterdamse CDA-fractie. Zij had een groot conflict met de eigen wethouder Leonard Geluk en was veel tijd kwijt om in de eigen partij duidelijk te maken wat er aan de hand was’, aldus Van Heemst.
Efficiënter
Het CDA heeft de afgelopen 4 jaar net als de PvdA meer dan 20 procent van de raadsleden tussentijds zien vertrekken. Veel CDA-raadsleden werden wethouder. ‘Het is een gevolg van het systeem’, zegt Jo-Annes de Bat, CDA-fractievoorzitter in het Zeeuwse Goes en directeur van de CDA-bestuurdersvereniging. ‘De persoon met de meeste kwaliteiten en de grootste bekendheid staat op de hoogste plek en is vaak ook beoogd wethouder.’
Raadsleden die om andere redenen het raadswerk vaarwel zeggen, kunnen volgens De Bat binnenboord worden gehouden door het raadswerk efficiënter in te richten. ‘Raadsleden denken overal verantwoordelijk voor te zijn, maar wij vinden dat ze eerlijk naar zichzelf moeten zijn’, zegt De Bat. ‘Maak keuzes, verdeel de taken en bemoei je niet overal mee. Heel veel tijd gaat er bijvoorbeeld verloren aan het lezen van de stukken. Je kunt er ook voor zorgen dat je de juiste informatie krijgt voorgeschoteld, want jij als raadslid geeft de opdracht hoe overzichtelijk de informatie wordt aangereikt.’
Meeste vertrekkers in Amsterdam en Mook
Sinds de raadsverkiezingen van 2006 zijn de meeste raadsleden vertrokken in Amsterdam en het Noord-Limburgse Mook en Middelaar. Amsterdam scoorde met 16 van de 45 in absolute zin het hoogste; Mook en Middelaar met 8 van de 13 raadsleden in relatieve zin. In Amsterdam werden drie raadsleden wethouder; in Mook en Middelaar twee.
Heeft de raad door dat hoge aantal tussentijdse vertrekkers aan kwaliteit ingeboet? ‘Het is niet nadelig geweest’, concludeert de Mookse raadsgriffier Wil Derksen. ‘We hebben een raad die heel erg goed stuurt. De raad heeft zelf een raadsprogramma in elkaar geschroefd en stuurt op de lange termijn. Dat is typisch dualisme. Je ziet het terug bij de behandeling van de begroting die door de raad wordt beoordeeld naar wat we wilden bereiken.’
In Amsterdam krijgen de nieuwelingen van de raadsgriffie een handleiding, het zogenaamde klappertje. Ook wordt de debutanten de weg gewezen in het raadsinformatiesysteem. Raadsgriffier Marijke Pe: ‘Als raadslid kun je daarin snel alle achtergrondinformatie vinden die nodig is om goed te functioneren. Je kunt lezen, maar ook zien en horen omdat we alles op beeld en geluid hebben, hoe het standpunt van je voorganger was, wat andere fracties van het onderwerp vinden en hoe het college er in staat. Zo’n goed ontwikkeld raadsinformatiesysteem – het ministerie vindt dat wij het beste systeem van Nederland hebben – is een pre voor nieuwe raadsleden.’
Verantwoording onderzoek
Het onderzoek van Binnenlands Bestuur naar het aantal vertrokken en debuterende raadsleden sinds de raadsverkiezingen van 2006 is in augustus en september uitgevoerd door onderzoeksbureau UZ3/Peter Faber. Door 324 gemeenten zijn data verstrekt. Van 288 gemeenten zijn de gegevens verifieerbaar, waarmee de respons op 51,7 procent komt. In deze 288 gemeenten zijn 1434 raadsleden tussentijds vertrokken, 23,4 procent van de 6137 raadsleden in deze gemeenten.
Reacties: 9
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Wat zou je dan doen met die andere cijfers? Vergelijken? En wat ga je dan doen met die verschillen of overeenkomsten?
Kortom: war een domme opmerking.
Henk
zie www.dedoorzetter.nl
link 100 t/m 107
Deze laten een beloning liggen van 100.000 euro
Dit is een zorgelijke situatie voor de lokale democratie. Niet alleen omdat raadsleden kennelijk steeds minder in staat zijn het in hen gestelde vertrouwen waar te maken, maar vooral ook omdat het collectief geheugen van de raad in gevaar is. Steeds minder raadsleden weten wat er in de voorliggende jaren is besloten op belangrijke thema’s en waarom. Het gevaar ligt op de loer dat raadsleden steeds opnieuw het wiel moeten uitvinden. Dat kost veel tijd en energie en doet afbreuk aan de kwaliteit van het raadswerk. De oplossing van het probleem is niet het fulltime maken van het raadswerk. Dat past niet bij de kracht van de lokale democratie waarbij er bewust voor is gekozen dat raadsleden ook werkzaamheden buiten het raadswerk hebben. Bovendien is het maar de vraag of raadsleden dan minder vaak vroegtijdig vertrekken.
Wel kan de griffie een deel van het gebrek aan collectief geheugen opvangen én voorkomen dat raadsleden telkens het wiel opnieuw moeten uitvinden. De raad is werkgever van de griffie en kan hier dus zelf wat aan doen. Laat de griffie een deel van het werk van de raad voorbereiden, bijvoorbeeld door inhoudelijk over de raadsvoorstellen te adviseren of als informatiefilter te dienen. Raadsleden krijgen nu vaak raadsvoorstellen die van onvoldoende kwaliteit zijn of stukken over onderwerpen waarin de raad geen eigen bevoegdheid heeft. Daarnaast is de griffie bij uitstek de instantie om de rol als collectief geheugen over te nemen. Alle informatie komt daar samen en de griffie wordt niet iedere 4 jaar opnieuw gekozen.
De goede lezer ziet in het artikel weliswaar ook andere redenen voor vertrek dan de zwaarte van het werk en het tijdsbeslag, maar in de beeldvorming helpt dit niet. Daarnaast zijn de cijfers zelf niet zo eenduidig te interpreteren als gebeurt. In Amersfoort waren op het moment van het onderzoek bijvoorbeeld nog steeds 34 van de 39 raadsleden uit maart 2006 op hun post (hetzij als raadslid hetzij als wethouder). Op de vijf overige raadszetels hebben acht wisselingen plaatsgevonden, gedeeltelijk vanwege politieke - of gezondheidsredenen, al dan niet opgelost door tijdelijke vervanging.
En dan nog is het beeld genuanceerder dan het artikel suggereert. Van dat kwart vertrekkers is 40 procent wethouder geworden. De overige 60 procent vertrekt dus vroegtijdig. Dit betekent een wisseling van 60 procent van een kwart = 15 procent over 4 jaar, nog geen 4 procent per jaar. Je mag het vertrek van een gekozen volksvertegenwoordiger (die in principe de hele periode hoort vol te maken) niet zonder meer vergelijken met andere beroepsgroepen (bijvoorbeeld ambtenaren 7,5 procent per jaar, dus 30 procent in vier jaar), maar van tevoren garanderen dat er zich geen onvoorziene omstandigheden zullen voordoen is uiteraard niet mogelijk.
Het raadslidmaatschap is geen sinecure en kost veel tijd. Daar valt uiteraard nog veel meer over te zeggen. De conclusie zou ook echter ook heel anders geformuleerd kunnen worden, namelijk een wisselpercentage van minder dan 4 procent per jaar, inclusief oorzaken waar men geen invloed op heeft, is heel redelijk.
Daar komt nog bij dat veruit de meeste raadsleden zich heel verantwoordelijk voelen voor hun werk, dat in het algemeen met hart en ziel doen en er ook nog eens plezier aan beleven, maar daar ging dit onderzoek niet over!
sterk te wensen overliet. Er werden expl.
gemeenten genoemd die in de top 5 zitten.
Kunt u mij hierover informeren