Supergeleiding
Een angstige overheid die zich overal voor wil indekken, smoort excellentie. Grote geesten hebben de ruimte nodig.
Een van de grote pioniers op dit terrein was natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes. Precies een eeuw geleden, in april 1911, ontdekte hij in zijn Leidse laboratorium ´supergeleiding´, het fenomeen dat stoffen bij zeer lage temperaturen hun (electrische) weerstand verliezen. Een paar jaar eerder had Kamerlingh Onnes al als eerste vloeibaar helium gemaakt. In 1913 kreeg hij de Nobelprijs voor Natuurkunde. Hij deed zijn ontdekkingen ondanks veel tegenstand van een angstige, niet-deskundige overheid.
Op zijn 29ste was Kamerlingh Onnes hoogleraar natuurkunde in Leiden geworden. Sindsdien was hij bezig met het realiseren van zijn grote droom: een internationaal bekend cryogeen laboratorium. Dat is een laboratorium waar experimenten gedaan worden met stoffen op of rond het absolute nulpunt – zo’n -274 graden Celsius.
Vrij ongestoord groeiden in de loop der jaren de budgetten die hem ter beschikking werden gesteld, en er kwamen steeds meer wetenschappers van naam en faam onderzoek doen in zijn laboratorium – want er waren nog maar weinig plaatsen ter wereld waar dergelijke lage temperaturen, in de vorm van vloeibaar lucht, vloeibaar waterstofgas en uiteindelijk vloeibaar helium, konden worden opgeroepen en beheerst.
Om al die kou te maken, werkte het laboratorium onder andere met gassen die onder hoge druk in metalen flessen waren opgeslagen. Iedere uitbreiding van de apparatuur in het laboratorium - dat midden in een woonwijk stond – ging gepaard met een uitbreiding van het gebouw en dus moest Kamerlingh Onnes bouwvergunningen aanvragen.
Ergens halverwege de jaren 90 van de 19e eeuw werd het stadbestuur van Leiden wantrouwig: Was het eigenlijk wel veilig, zo’n cryogeen laboratorium? Er was immers bijna een eeuw eerder een kruitschip ontploft in Leiden. Dat had een groot aantal slachtoffers gemaakt en een flinke krater in het stadscentrum geslagen. Vormde het laboratorium van Kamerlingh Onnes niet eenzelfde gevaar?
Het stadsbestuur, huiverig van zoveel moderniteiten binnen de stadsmuren, besloot geen vergunning meer af te geven voor het laboratorium. De ambitieuze hoogleraar moest eerst maar eens aantonen dat al die gasflessen en al die andere instrumenten en apparaten geen gevaar vormden voor de omgeving.
Dit was niet aan dovemansoren gericht. Kamerlingh Onnes was naast natuurkundige ook een handige diplomaat en bestuurder, dus bestookte hij de gemeente met onderbouwingen waarmee hij aantoonde dat de gasflessen een kleine kans op ontploffen hadden. Bij de inrichting en uitbreiding van het laboratorium golden veiligheid van het eigen personeel en de omgeving als leidend principe.
Waar de hoogleraar achter kwam, was dat hij niet alleen met het gemeentebestuur te maken had. Ook het ministerie van Binnenlandse Zaken, een commissie van Gedeputeerde Staten, het ministerie van Waterstaat, Nijverheid en Handel, de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, en het Kabinet van de Koningin en de Raad van State waren bij de uiteindelijke vergunningverlening betrokken. Er vond een voortdurende doorverwijzing van de ene instantie naar de andere plaats.
Met bewonderenswaardig geduld wist Kamerlingh Onnes zich langs al deze ambtelijke en bestuurlijke molens heen te vechten. Uiteindelijk duurde het drie jaar voordat hij weer aan de slag kon met zijn laboratorium. Drie jaar lang had hij niets kunnen doen, wat de facto betekende dat zijn onderzoek drie jaar op achterstand was komen te staan. Desondanks won hij uiteindelijk toch de Nobelprijs voor zijn werk.
Wat is nu de moraal van dit verhaal? Die is tweeledig. Ten eerste: een angstige overheid die zich overal voor wil indekken, smoort excellentie. Grote geesten hebben de ruimte nodig. Ten tweede: een genie vindt alleen erkenning voor zijn genialiteit, als hij ook bestuurlijk en sociaal vaardig is. En met een eindeloos geduld blijft vasthouden aan zijn doel.
Paul Lensink
Bovenstaande is gebaseerd op: Heike Kamerlingh Onnes. Een biografie. Door Dirk van Delft. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2005. 669 pp. ISBN 90 351 2739 0
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.