Dwaze voorstellen over provincies
Uit het rapport van de commissie-Kalden blijkt dat men weinig heeft begrepen van de ins en outs van het Nederlandse openbaar bestuur.
Dat is die commissie wellicht niet helemaal kwalijk te nemen, omdat de zoektocht naar bezuinigingsmogelijkheden het dominante perspectief vormde. Van politieke partijen mag dat inzicht wel worden gevraagd bij het opstellen van hun verkiezingsprogramma’s. Zelfs de haast waarmee deze programma’s in elkaar gedraaid moesten worden kan niet als excuus gelden om ondoordachte en onverantwoorde voorstellen te doen.
In diverse programma’s wordt aandacht geschonken aan het openbaar bestuur, waarbij het oog vooral wordt gericht op de provincies en de waterschappen. Diverse politieke partijen willen een bezinning op de plaats en de taakstelling van de provincies en de waterschappen. Daarbij wordt onder meer voor de provincies een concentratie op enkele kerntaken en/of een gesloten huishouding voorgesteld. Sluiting van de huishouding van de provincie betekent opheffing van de autonome taak. Deze autonome taak heeft als belangrijkste kenmerk het recht om op eigen initiatief en met eigen middelen maatschappelijke problemen in de provincie op te lossen.
De voorstellen zijn het meest expliciet bij de PvdA, maar komen ook voor in andere partijprogramma’s. Sluiting van de provinciale huishouding betekent echter ook het begin van de opheffing van de provincie als partijpolitieke arena. Een gesloten provinciale huishouding heeft vergaande gevolgen voor het provinciale politieke stelsel en daarmee is meteen ook de verkiezing van de Eerste Kamer door de provinciale staten in het geding. Dergelijke vergaande effecten kunnen natuurlijk worden beoogd, maar veel meer voor de hand ligt dat men niet begrijpt wat wordt voorgesteld.
De provincie is als intermediair in tal van gevallen doende om plooien glad te strijken, oplossingen te initiëren en te bemiddelen. De commissarissen van de koningin doen dat in de richting van de burgemeesters. Het provinciebestuur in het algemeen jegens gemeenten, bovengemeentelijke verbanden en semi-overheden.
Daarnaast worden vanuit de open provinciale taakstelling allerlei specifieke problemen opgelost. Vanwege de openheid van de huishouding kan daar ook in ruime mate worden gedifferentieerd. De maatschappelijke problemen in Friesland zijn anders dan die in Zuid-Holland en dat vertaalt zich in de autonome arrangementen die door het provinciale bestuur in elkaar worden gestoken. Bij een gesloten huishouding wordt deze rol geschrapt. De provincies mogen geen enkel eigen initiatief meer nemen.
De taak beperkt zich tot medebewind. Dat is de uitvoering van hogere regelingen. Daar zijn wel keuzemarges, maar de aard van die marges wordt strak gedicteerd door de wetgever en de departementen, waarbij het gelijkheidsbeginsel tot gevolg dat al te grote afwijking van patronen die elders voorkomen niet op prijs worden gesteld. Binnen die sfeer van steeds meer op uniformiteit gerichte marges wordt de politieke speelruimte voor de provincies aanzienlijk gereduceerd.
Bij de waterschappen, die ook een gesloten huishouding hebben, is getracht een volwaardig partijpolitiek stelsel in elkaar te steken. Iedereen heeft kunnen zien dat die poging groots is mislukt en dat komt omdat de politieke keuzeruimte in de waterschapsbesturen zeer minimaal is. De provincies gaan bij sluiting van de huishouding dezelfde kant op. In de provinciale staten zal nauwelijks meer politiek bedreven kunnen worden.
De staten worden een soort raden van toezicht die er toe moeten zien dat de provincie als uitvoeringsorganisatie goed functioneert. De aanzienlijke vermindering van de keuzeruimte zal nog meer kiezers doen besluiten om bij de provinciale statenverkiezing hun portie aan fikkie te geven en in een dergelijk proces van Verelendung is het met de democratische legitimatie van de provincies snel gedaan. Wie dat wil, moet het zeggen en daarbij valide argumenten leveren. Wie een gesloten huishouding wil, maar de provincie als intermediair onderdeel van de Nederlandse democratie wil handhaven, heeft een probleem. Iets dergelijks voorstellen zonder de consequenties te kennen, is dwaas.
Douwe Jan Elzinga is hoogleraar Staatsrecht aan de RU Groningen
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.