Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

D’ran in de Achterhoek

Geen strakke sturing van bovenaf, maar inwoners zelf laten beslissen over herinrichting van de binnenstad. Doetinchem neemt overheidsparticipatie serieus, zonder mooipraterij. ‘In gesprek gaan met mensen bleek veel gemakkelijker dan we van tevoren dachten.’ 

07 juli 2017

Overheidsparticipatie als bindmiddel

Bevolkingskrimp, ontgroening, vergrijzing, leegstand, online winkelen, straffe concurrentie van andere vormen van vrijetijdsbesteding. Problemen die menige Nederlandse gemeente bezighouden, maar een levensgroot spookbeeld in de officieel tot krimpregio benoemde Achterhoek. Het komende decennium en waarschijnlijk ook nog daarna blijft het aantal inwoners teruglopen, volgens bevolkingsprognoses. Doetinchem wacht de verschraling die dat met zich meebrengt niet lijdzaam af, maar kiest voor de aanval, met de binnenstad als troef.

Stapels onderzoeken, beleidsnota’s en rapportages liggen er ten stadhuize, met adviezen om de verschralende gevolgen van de demografische druk te beperken. Veelal geschreven door deskundigen met een stedenbouwkundige, geografische of cultuurhistorische achtergrond. Er waren brainstormsessies en debatavonden om ideeën bij elkaar te schrapen. Alles bij elkaar leverden ze een schat aan nuttige informatie op, maar nog niet de gewenste betrokkenheid.

Weggegooid geld
En juist betrokkenheid en draagvlak tellen, vindt de door Doetinchem ingeschakelde bijzonder hoogleraar geografie Gert-Jan Hospers (Radboud Universiteit Nijmegen). Zijn idee: investeer niet vooral in nieuwkomers, maar zorg er in de eerste plaats voor dat huidige bewoners niet wegtrekken. Dat kan alleen door hen een zware stem te geven in wat er moet gebeuren. Naar zijn overtuiging kan krimp zo weer omslaan in groei.

Hospers heeft een tegendraadse kijk op zijn eigen vakgebied en vindt ‘koude’ citymarketing, gericht op het aantrekken van nieuwe inwoners, meestal ‘weggegooid geld’. Niet in de laatste plaats, omdat gemeenten zich stuk voor stuk met hetzelfde denken te ‘onderscheiden’: natuur, recreatie en ruimte. De binnenstad is van iedere gebruiker en daarmee is naar zijn mening ook iedereen ervaringsdeskundige en potentieel interessante informatiebron.

En dat is precies waar Doetinchem op aanstuurt, zegt Peter Drenth, wethouder Economische Zaken (CDA) in de ‘hoofdstad van de Achterhoek’ en planoloog. ‘Na de verkiezingen van 2014 had de lokale politiek sterk het gevoel dat we in een veranderingsproces zitten. Niet het ‘stadhuis’ moet met plannen komen voor de toekomst. Het is in de eerste plaats aan onze inwoners zelf om aan de slag te gaan. De gemeente is niet meer dan een speler in het hele veld, een facilitator. Zo staat het ook in ons coalitieakkoord. Die vaststelling gaat een stuk verder dan wat meestal burgerparticipatie genoemd wordt, en waarbij meestal groepjes burgers in een zaaltje gezet worden om iets van een plan te vinden. Waarna de gemeente z’n eigen plannen een beetje bijschaaft.’

Plaatselijk DNA
Drenth schetst de context. ‘Ten tijde van het coalitieakkoord zaten we nog fors in de crisis. Aan de ene kant was het allemaal kommer en kwel. Aan de andere kant hebben we ook een prachtige binnenstad die nog steeds veel mensen trekt. Ons verzorgingsgebied is 200.000 mensen, en dat voor een gemeente met maar 57.000 inwoners. Daar liggen veel kansen.’

Meteen na de verkiezingen gaf het college opdracht tot een onderzoek, dat zou kunnen dienen als onderlegger voor een ‘Aanvalsplan Binnenstad’. De opdracht: voer een interactief en innovatief proces om te komen tot een analyse, integrale visie en aanvalsplan binnenstad die ervoor zorgen dat de Doetinchemse binnenstad voor de komende decennia vitaal blijft.’ Hospers en twee collega’s van zijn adviesbureau Stichting Stad en Regio adviseerden Achterhoekse centrumgemeente een herkenbaar profiel te kiezen, ‘want wie kiest, wordt gekozen’. Een aantal suggesties gaven hij en zijn collega’s al mee. Ingrepen moesten aansluiten bij ‘het plaatselijk DNA’. Het groen van het Achterhoekse coulissenlandschap moest in de stad terugkeren en cultuurhistorische elementen benadrukt. Complementair vonden Hospers c.s. het een goed idee als de Oude IJssel, die langs het centrum stroomt, bij de binnenstad betrokken worden.

De belangrijkste opgave: het ‘ei’ gevuld houden, waarmee Hospers doelt op het (vanuit vogelperspectief) ovale stratenplan van het Doetinchems centrum. De bebouwing is als gevolg van zware bombardementen in de oorlog een allegaartje, met weinig oude of pittoreske panden. Maar de contouren van de historie bleven gelukkig wel bewaard. De dichtheid van het ‘ei’ biedt volgens hem veel voordelen, ‘beter een compacte kern dan een uitgestrekt winkelgebied dat oogt als een gatenkaas.’ Om die reden adviseerde hij ook stedelijke herverkaveling, waarbij eigenaren van grond en panden elkaars eigendoms positie (deels) met elkaar ruilen. Kansrijke (winkel)gebieden krijgen zo een kans,

Mooipraterij
Met Hospers’ onderzoek en aanbevelingen kreeg Doetinchem er wéér een rapport erbij. Deze keer werd het niet toegevoegd aan de al imposante stapel, maar besloot de gemeente, gedreven door een gevoel van urgentie, er direct werk van te maken en, op z’n Achterhoeks, ‘niet te blijven hangen in mooipraterij’. Niet met een strakke sturing van bovenaf, maar in een interactief proces met zoveel mogelijk inwoners en andere betrokkenen. Met zowel fysieke ontmoetingen als digitale raadpleging.

De oogst van zogenoemde ‘stadsgesprekken’ bedroeg volgens Drenth ruim 500 ideeën. Via een digitaal inwonerspanel dachten om en nabij 2.000 Doetinchemmers mee. Een toeristenenquête leverde 70 ingevulde kaartjes op. In het centrum werd in een leegstaande winkel het ‘StadsLAB’ betrokken, waar iedereen met belangstelling makkelijk binnenvalt en informatie kan krijgen, of ideeën kan droppen en waar drie middagen in de week ambtenaren de ‘winkeliers’ zijn. In totaal werden, na een interactief selectieproces, 22 ideeën door 12 werkgroepen van met 73 inwoners, ondernemers en ambtenaren, omgezet in een uitvoeringsagenda.

Om, zoals Drenth zegt, ‘ondernemers, consumenten, kunstenaars en inwoners te laten zien dat al hun inspanningen niet voor niets zijn’, verbond de gemeenteraad financiële consequenties aan deze agenda. In april werden projecten formeel vastgesteld, maar al eerder, bij de begroting van november 2015, besloot de raad jaarlijks structureel 1 miljoen euro uit te trekken voor het verwezenlijken van plannen. Met de restrictie dat zaken die voor openbaar nut zijn in de binnenstad er ook uit betaald worden.

Horeca en middenstand doen volgens hem hard mee aan het welslagen van het proces, al is lang niet iedereen over de streep. ‘Voorheen was het meer ieder voor zich. Nu zijn ondernemers in gesprek om te zien of ze de pot van de reclamebelasting samen beter kunnen vullen. Voor hen is het een aantrekkelijk verdienmodel: voor elke euro die ze er zelf in stoppen, legt de gemeente er een euro bij.’ Ook een deel van de vastgoedondernemers bundelt de krachten, met het besef dat het ook in hun belang is om verloedering te voorkomen, die ten koste gaat van de waarde van hun eigen bezit. De gemeente doet op hen een beroep om panden niet leeg te laten staan, maar ze desnoods te vullen met pop-upstores.

Drenth: ‘Regionale en lokale vastgoedeigenaren zijn bereid te investeren in panden en zoeken naar langjarige huurders. Maar er zijn ook enkele grote spelers die het gewoon laten afweten. Teleurstellend, maar niks aan te doen. Ik heb geen drukmiddel om daaraan iets te veranderen. Wat we inmiddels wel hebben geleerd, is dat het zinloos is 100 procent consensus te zoeken. Je kunt beter je tijd en geld steken in mensen die wél de schouders eronder willen zetten. En die blijken er voldoende.’

Groene allée
Nu, midden 2017, is inmiddels het nodige verwezenlijkt, waarbij het lokale DNA telkens als uitgangspunt diende. Door bombardementen weggevaagde stadspoorten keren, niet in de vorm van stenen, maar met groen, terug, een idee van leerlingen van het lokale technasium en met ontwerpen waarop inwoners mochten stemmen. Op veler aandringen is er een aantrekkelijk tarief (4 euro) ingesteld voor dagparkeren pal aan de rand van het centrum. Er mag weer worden gefietst in de binnenstad en er zijn nieuwe rijwielstallingen. Er worden enkele tienduizenden euro’s uitgetrokken om samen met binnenstadondernemers en cultuurinstellingen het aantal evenementen in het stadshart te vergroten, met als contactpunt een (nog te realiseren) evenementenloket. De bewegwijzering is verbeterd. Wat nog gerealiseerd moet worden, is een ‘groene allée’ van het station naar het stadshart, volgens planning in 2018.

Hoogleraar Hospers waarschuwde van tevoren voor wat hij ‘kerktorenpolitiek’ noemt, waarbij buurgemeenten, zeker grotere, worden ervaren als rivaal en niet als medestander en -belanghebbende. Door de focus op meer van hetzelfde ontstaat volgens hem een waterbedeffect: wat de ene gemeente erbij krijgt, verdwijnt elders in de regio. Daarom adviseerde hij Doetinchem als ’hoofdstad’ ook buurgemeenten bij de plannen te betrekken. Zeker in een situatie van krimp moet de pijn naar zijn mening worden verdeeld, anders zijn er uitsluitend verliezers. Daarop is een voorschot genomen met ‘Klein Achterhoek in 3D’.

De buren mochten eigen markante gebouwen kiezen en die laten printen in 3D, om ze in Doetinchem tentoon te stellen. Terugkijkend loopt Drenth nog over van enthousiasme over het interactieve proces, dat volgens hem door omliggende gemeenten en tot in Duitsland overgenomen wordt, of waar die hun licht over komen opsteken. ‘In gesprek gaan met mensen bleek veel gemakkelijker dan we van tevoren dachten. De raad mocht kiezen uit 270 beelden. Niet op een politieke manier, maar elk van de 31 volksvertegenwoordigers mocht aangeven wat hij toegevoegd wilde zien.’ Initiatieven kwamen volgens hem vervolgens van onderop.

Opbloeiende medewerkers
De vorm van overheidsparticipatie als door Doetinchem gepraktiseerd, vergt wel het nodige van politici, bestuurders en het ambtelijk apparaat, benadrukt Drenth. ‘Als je zegt dat mensen zelf mogen sturen, kun je van tevoren niet alles bedenken en vastleggen. Natuurlijk is het hele proces in het stadhuis begonnen, want iemand moet het aanzwengelen. Bij de medewerkers zie ik een soort waterscheiding ontstaan. Sommigen bloeien op bij deze manier van werken en rennen harder dan ooit tevoren. Maar ik zie ook medewerkers die vakmatig uitblinken, maar meer op de traditionele invulling van het ambtelijke vak zitten. Is dat erg? Nee, dat is het niet.

Maar degenen die de organisatie aansturen zullen er op moeten letten waar persoonlijke skills zitten, wie je beter achter de schermen kunt inzetten en wie beter past in een faciliterende rol met inwoners.’ De belangrijkste les die de wethouder zelf geleerd heeft: ‘Dat je moet durven loslaten en vertrouwen moet hebben in je eigen inwoners en ondernemers. Wat er vanuit de gemeenschap is losgekomen, dat hadden wij als gemeente zelf nooit kunnen bedenken.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie