Deerniswekkend leed
Wat is er toch met de burgemeester – een ambt dat ik nooit heb geambieerd – aan de hand? Vorige week nog noemde collega Elzinga de kwestie-Leers een testcase voor de integriteit van politieke ambtsdragers. Het aantal conflicten met de raad is de laatste jaren flink toegenomen. Steeds vaker moet de burgemeester aftreden of afzien van herbenoeming. De crisis rond Vreeman laat zien hoe eerbiedwaardige notabelen in hun eigen ambities verstrikt raken.
De burgemeester was altijd een bijzondere functionaris in onze staat. Zijn positie lijkt op wat de Franse staatsman Constant een ‘pouvoir neutre’ noemt. Volgens hem is een neutrale instantie in de staat noodzakelijk om de balans tussen verschillende machten te bewaken. Daarom ook heeft deze weinig feitelijke en vooral symbolische macht. Zo kan de strijd binnen de perken blijven, kunnen machten elkaar in evenwicht houden en kan het onverzoenlijke worden verzoend. De burgemeester is dus een verpersoonlijking van wat de filosoof Lefort ‘de lege plek van de macht’ noemt.
De burgemeester is een ‘willoze institutie’, zei bestuurskundige Tops ooit. De burgemeester heeft zelf geen programma, geen blauwdruk en geen hemel. Hij symboliseert de lokale politieke gemeenschap. Een aantal ontwikkelingen en politieke keuzes hebben de neutraliteit van het ambt van de burgemeester ondergraven. Daaruit is volgens mij veel deerniswekkend leed voor hem uit voortgevloeid.
Allereerst is daar toch de dualisering die het lokale bestuur tot een mijnenveld van gebalkaniseerde proporties gemaakt. Belangrijkste oogmerk van Elzinga’s dualisering was en is de repolitisering van het lokaal bestuur. Om die te bewerkstelligen zou de positie van de raad moeten worden versterkt, met als verhoopt neveneffect een revitalisering van de politieke partij op lokaal niveau. Wat in ieder geval is gelukt, is de versterking van de positie van de raad als controlerende instantie, vooral in de symbolische betekenis van grotere distantie en scherpere conflictdrang. De kloof tussen raad en college is groter geworden, om het zo maar eens te zeggen. Vanuit een democratisch gezichtspunt is dat winst.
Wat tegenvalt, is de kwaliteit van de retoriek en de gedragsstijlen waarin deze distantie zich vaak uit. De revitalisering van de politieke partij heeft hier bovendien geen gelijke tred mee gehouden. De burgemeester als voorzitter van raad én college kan dan vermalen raken tussen de uitroeptekens en oneliners van het politieke debat, en de kostenoverschrijdingen en complexe ambiguïteiten van het gemeentelijk beleid. Met dat beleid is de burgemeester zich steeds vaker gaan vereenzelvigen. Van een boven de partijen staande burgervader heeft hij zich ontwikkeld tot city manager en publieke projectontwikkelaar. Natuurlijk is de burgemeester het eerste en ook meest gekende publieke gezicht van de gemeente.
Daarom ook kan hij verzoenen, bemiddelen en partijen bij elkaar brengen. Te vaak leidt dat echter tot burgemeesters die een soort handelsreiziger van en voor hun stad zijn. Hoe belangrijk een shopping mall, een haven, een vliegveld, een theater ook zijn, een verstandige burgemeester blijft herkenbaar als hij afstand houdt. Van het dagelijkse politieke gekrakeel, van de onvoorspelbare dynamiek van een stedelijke economie en van de eigen logica van sociale en culturele verhoudingen.
Het burgemeestersactivisme is sterk gestimuleerd door de portefeuille waarvoor hij juist wel verantwoordelijk is: die van de openbare orde en veiligheid. De aandacht daarvoor is in het laatste decennium welhaast obsessief geworden. De burgemeester zag zijn rol met genoegen groeien. Zeker de korpsbeheerder profileerde zich met genoegen als baas van ‘zijn’ lokale politie. Toen er dan ook nog de dreiging van een nationale politie kwam was de coalitie met de korpschef snel gesloten. Dat zette de korpschef op forse achterstand (zie de affaire-Welten), zeker ook omdat de relatie met het OM was verwaarloosd door de overaccentuering van het wijkgerichte werken. Dat laatste gebeurde uiteraard weer met volle instemming en tevredenheid van de burgemeester.
De burgemeester kreeg de smaak te pakken. Als hij nu eens gekozen zou worden, dan zou hij als een echte Bloomberg met een stevig politiek program de stad kunnen besturen. Dat feestje ging echter niet door. Wat we nu vooral zien is de botsing tussen een onvoldoende veranderde institutionele context en persoonlijke ambities die het ambt overstijgen. Die ambities wekken mijn deernis niet. De institutionele context vraagt opnieuw om de waarde van neutraliteit. Burgemeester kreeg de smaak te pakken
Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.