Decentralisaties rammelen aan alle kanten
Het decentraliseren van taken van rijk naar decentrale overheden moet beter. Op die van de afgelopen vijftienjaar is behoorlijk wat aan te merken. Dat blijkt uit onderzoek van de Stichting Decentraal Bestuur, dat in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken is uitgevoerd.
Het decentraliseren van taken van rijk naar decentrale overheden moet beter. Decentrale overheden moeten meer in de melk te brokkelen krijgen bij regeerakkoorden, als daar over het overhevelen van taken wordt besloten. Ook moet er voldoende geld komen en oog zijn voor de uitvoering. Daar ontbreekt het nu veelal aan.
Vetorecht
Gemeenteraden moeten een formele positie, of bijvoorbeeld een vetorecht, krijgen in de besluitvorming over decentralisaties. De regionale bestuurslaag moet een ‘serieuze’ plek in het binnenlands bestuur krijgen, met duidelijke en eenvoudige democratische verantwoording in het regionale verband. Er moet een onafhankelijke interbestuurlijke geschillenbeslechting in het leven worden geroepen. Als het rijk de beleidsvrijheid van decentrale overheden wil blijven inperken, zoals nu vaak gebeurt, kunnen taken beter worden gedeconcentreerd in plaats van gedecentraliseerd.
Onafhankelijke berekening
Dat adviseren onderzoekers van de Stichting Decentraal Bestuur in hun onderzoeksrapport ‘Beginselen versus praktijken Toetsing van decentralisatieprocessen, met aanbevelingen voor versterking’ dat in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken is uitgevoerd. Daarin worden kritische noten gekraakt over de decentralisaties van de afgelopen vijftien jaar en adviezen gegeven voor verbeteringen. ‘Het onderzoek laat zien dat decentralisaties veelal gepaard gaan met de overheveling van onvoldoende rijksmiddelen, ondanks een wettelijke verplichting daartoe’, stellen de onderzoekers. Vooral bij de jeugdzorg is dat overduidelijk. Om dit in de toekomst te voorkomen zou een onafhankelijke en mogelijk zelfs bindende toetsing door een gezaghebbend onderzoeksinstituut, zoals het Centraal Planbureau (CPB), moeten berekenen wel budget benodigd is. Ook kan worden gedacht aan uitbreiding van het lokaal belastinggebied.
Zeggenschap
De invloed van gemeenten, provincies en waterschappen bij de totstandkoming van regeerakkoorden moet worden versterkt, als de voorwaarden voor de decentralisaties daar worden beklonken. ‘Een vergaande optie is om hen daadwerkelijke zeggenschap te geven over de afspraken die hen rechtstreeks raken.’ Gemeenten, provincies en waterschappen doen er goed aan, voor de start van de kabinetsformatie, in het openbaar aan te geven wat nodig is om een succes te maken van de decentralisaties ‘om zo te voorkomen dat in de formatie onrealistische afspraken worden gemaakt’, aldus de onderzoekers in hun rapport.
Taakdifferentiatie
De minister van Binnenlandse Zaken moet vooraf goed nadenken of het wel wijs is taken naar alle gemeenten te decentraliseren. ‘Tussen decentrale overheden onderling bestaan grote verschillen in omvang en bestuurskracht, die gevolgen kunnen hebben voor de uitvoering van de gedecentraliseerde taken.’ De minister van BZK zou bijvoorbeeld, als stelselverantwoordelijke voor het openbaar bestuur, taakdifferentiatie mogelijk moeten maken. Taakdifferentiatie zou verplichte regionale samenwerking aan banden kunnen leggen.
Lappendeken
Om stelselverantwoordelijk te zijn, is een ‘streefbeeld’ nodig voor de inrichting van het binnenlands bestuur. Daarin moet de regionale bestuurslaag een ‘serieuze plek krijgen, met duidelijke en eenvoudige democratische verantwoording op datzelfde regionale niveau’, aldus de onderzoekers. Dat is volgens hen onvermijdelijk ‘gezien de vele opgaven op bovenlokaal en regionaal niveau, en de lappendeken aan regio-indelingen waar nu mee wordt gewerkt.’ De rol van de minister van BZK bij toekomstige decentralisaties moet worden versterkt. Dat kan door de minister medeondertekenaar te maken van wetten die de decentrale overheden rechtstreeks raken.
Onafhankelijk onderzoek
Hoewel de afspraak is dat vooraf naar de uitvoerbaarheid van de over te dragen taken met het beschikbare budget wordt gekeken, gebeurt dit in de praktijk zelden of nooit, concluderen de onderzoekers. ‘Toetsing daarop zou problemen hiermee zichtbaar kunnen maken, en ook laten of (alle) decentrale overheden wel zijn opgewassen tegen de nieuwe taken.’ Deze afspraken moeten worden herbevestigd. Een ander optie is in het betreffende wetsvoorstel vast te leggen een of twee jaar na de invoering ervan onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar eventuele noodzaak tot ingrepen. Zo’n onderzoek zou mogelijk bindend moeten worden.
Inbreuk
De stelselverantwoordelijkheid van bewindslieden moet duidelijker worden afgebakend. Nu wordt er vaak vanuit de Kamer, media en belangenorganisaties druk uitgeoefend om te (blijven) sturen op de uitvoering of het beleid aan te passen. Daarbij worden de bewindslieden aangesproken op hun stelselverantwoordelijkheid. ‘Bij toekomstige decentralisaties moet per geval worden gezorgd voor een duidelijke omschrijving van wat die stelselverantwoordelijkheid inhoudt’, adviseren de onderzoekers. Die biedt ‘Kamerleden duidelijkheid wat wel en niet van de vakministers kan worden gevraagd, en biedt bewindslieden de mogelijkheid om een consequente houding in te nemen wanneer de Tweede Kamer toch inbreuk maakt op de afbakening van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden.’
Kritisch
De onderzoekers zijn kritisch over het gevoerde decentralisatiebeleid van de afgelopen vijftien jaar. Zo wordt decentrale overheden te weinig beleidsvrijheid gegund. De interbestuurlijke afspraak dat de middelen die bij de decentralisatie worden overgeheveld in principe vrij besteedbaar, via het gemeentefonds, moeten worden overgedragen, ‘wordt in de praktijk zeker niet altijd nageleefd door de rijksoverheid’. De decentralisaties hebben de rol van de decentrale volksvertegenwoordigingen verzwakt. ‘Bevoegdheden worden toebedeeld aan colleges, waardoor gemeenteraden vanzelf al op afstand staan. De beperkte beleidsvrijheid en de grootschalige (soms verplichte) regionalisering dragen hier nog aan bij.’
BZK schiet tekort
Taken worden niet gedecentraliseerd om de decentrale overheden te mogelijkheid te geven vraagstukken die binnen hun grondgebied spelen zelfstandig aan te pakken, maar omdat het het rijk goed uitkomt. ‘Decentralisaties waren vooral gericht op het verlichten van uitvoerings- en budgettaire problemen van de rijksoverheid’, stellen de onderzoekers. De minister van BZK schiet tekort als het gaat om het regelen van voldoende budget, stabiele financiële verhoudingen en voldoende beleidsvrijheid. BZK heeft ‘blijkbaar onvoldoende positie heeft om het kabinet en de collega-departementen op dit punt te (be-)dwingen’. De taken worden vaak met te weinig financiële middelen aan decentrale overheden overgedragen. ‘Vaak wordt dit al tijdens de voorbereiding van een decentralisatie onderkend, maar kan het desalniettemin vanwege financiële en politieke redenen op rijksniveau niet worden voorkomen.’
Reacties: 6
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Uitbreiding van het belastinggebied is zeer onwenselijk. In dat geval worden burgers namelijk onherroepelijk opgezadeld met extra belastinguitgaven.
Nadelen van uitbreiding van het belastinggebied zijn o.a. ook:
-ongewenste (=financiële) concurrentie tussen gemeenten en
-ongewenste extra (=financiële) mobiliteit van burgers.
Eerst denken en dan handelen!
1. Meer invloed van decentrale overheden op regeerakkoorden.
De auteurs bepleiten een terugkoppelingsmechanisme om ondoordachte en te politieke regeerakkoorden te voorkomen. Dat is helemaal niet nodig en zorgt voor extra ballast bij het onderhandelen over een akkoord.
De rijksoverheid kent het IAK, het Integraal Afwegings Kader voor rijksbeleid en rijkswet- en regelgeving. Leg vast dat dat kwaliteitsprotocol ook voor politici en regeerakkoorden geldt. Daarmee ontstaat een wettelijk, automatisch werkend, terugkoppelingsmechanisme voor onbezonnen politieke belangen en plannen.
Creëer ook een dergelijk mechanisme voor lokale politici en lokaal beleid. Veel van de decentralisatie fouten houden direct verband met de gretigheid, de 'greed', waarmee lokale bestuurders extra taken naar zich toe harken. Zij overschatten zichzelf en hun organisaties en doen teveel aan 'droomdenken'.
2. Meer oog voor de uitvoering
De auteurs denken dit met een 'uitvoeringstoets' te kunnen verhelpen. Alweer een procedure extra; het kan niet op. Over de oorzaken van de gebrekkige uitvoering wordt niet gesproken en dus wordt er niets opgelost.
De werkelijke problemen:
* Alle gemeenten zetten er op in om zelf het wiel uit te vinden. Daar is een nieuwe organisatie voor nodig. Voordat het nieuwe projectteam is samengesteld en succesvol opereert zijn er 2 jaar verloren.
* Alle gemeenten denken zelf codes en definities te kunnen vaststellen. De chaos bij de WMO was er het directe gevolg van.
Overdracht van personeel en kennis zoals de auteurs op pg 71 noemen, is een essentiële voorwaarde om decentralisaties soepeler te doen verlopen.
Het voorstel om over te stappen op 'deconcentratie' is een schot in de roos.
Het disfunctioneren van de GGD's in de corona crisis toonde maar weer eens aan welke chaos er ontstaat als landelijke problemen op het bordje van een lokale instelling terecht komen. Stop daarmee. Ga landelijk aansturen.
Gemeenten zijn daar mordicus tegen. Het tast hun 'autonomie' aan. De auteurs noemen deze belangrijkste beperking voor 'deconcentratie' niet. Maar zij bepleiten wel een sterkere rol voor BZK. Dat is alleen mogelijk door 'Het huis van Thorbecke' af te breken.
Of BZK het meest in aanmerking komende ministerie is voor de voorgestelde 'Stelselverantwoordelijkheid' is nog maar de vraag. BZK faalt al 10 jaar om het IAK tot een succes te maken.
Overlaten aan een vakministerie? Nou nee, als we naar VWS kijken, dan wordt een nog groter soepzooitje. Sociale Zaken laat al 15 jaar na om de uitkeringsgerelateerde wet- en regelgeving in lijn te brengen. Burgers en gemeenten zweten en zwoegen met de uitvoerbaarheid er van.
Met de 'stelselverantwoordelijkheid' komen we terug bij de structuur die 20, 30 jaar gelden nog voor eenvormig sociaal beleid zorgde; het GAK. Die centrale aansturing en bundeling van medische en arbeidskundige kennis en oordeelsvorming is door de papierversnipperaar gehaald.
Het globaliserende Nederland heeft een sterke behoefte aan centrale aansturing, met verantwoordelijken voor kwaliteit en het halen van doelstellingen. Een eigen rol van decentrale volksvertegenwoordigers past daar niet in. Wel het lokaal verantwoording afleggen voor het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. Dat kan ook aan de burgers rechtstreeks.
Er is gelukkig een succesvolle uitzondering. De nieuwe Omgevingswet. Die is bijzonder goed opgesteld. Met wetenschappelijk onderzoek, ex post en ex ante, om de ervaringen met het gebruik van de diverse wetten en regelingen in kaart te brengen. Gevolgd door een gedegen wetgevingsproces.
De 2e kamer heeft, toen I&M, uitbundig geloofd voor de kwaliteit van deze wet. De definitieve invoering van de wet wacht op het signaal dat alle achterliggende ICT processen goed werken. Het is bijna zover.
In de tussentijd hebben de gemeenten hun organisaties op de nieuwe wet ingericht.
Het kan dus wel. Bij VWS is het een grote Janboel. Corona laat dat, opnieuw, duidelijk zien. VWS dient onder curatele te komen.