De neoliberale elite blootgelegd
Wie waren de mannen die in de jaren negentig als eersten het neoliberale gedachtegoed in Nederland verspreidden?
In haar proefschrift over onze marktconforme verzorgingsstaat fileert Naomi Woltring de introductie van het neoliberale gedachtengoed daarin. De hervormingen van die verzorgingsstaat werden geleid door topambtenaren, politici en wetenschappers die behoorden tot een gemeenschap van overwegend economisch of economisch-juridisch geschoolde mannen die neoliberale aannames deelden.
neoliberale ideeën en gaven daaraan een aura van vanzelfsprekendheid.
Te duur
In de jaren tachtig vond een gemeenschap van politici, topambtenaren en wetenschappers dat onze verzorgingsstaat te omvangrijk en te duur was en niet goed functioneerde. De uitgaven aan sociale zekerheid waren te hoog en de uitgaven aan volkshuisvesting dreigden ‘onbeheersbaar’ te worden, aldus topambtenaar van Economische Zaken Frans Rutten (CDA). Met het oog op de Europese interne markt en nieuwe mondiale handelsverdragen moest Nederland weer concurrerend worden. De belemmeringen die het ‘tamelijk royaal uitgevoerde sociale-zekerheidstelsel’ opwierp voor ‘dynamiek, groei en werkgelegenheid’ moesten onderwerp van beleidsdiscussie worden, aldus zijn opvolger Ad Geelhoed (PvdA) in 1994. De verzorgingsstaat moest kortom marktconform worden.
Grote hervormingen
Deze gedachtegang maakte dat in de jaren negentig grote hervormingen plaatsvonden in onder meer het economisch beleid, het volkshuisvestings- en sociale zekerheidsbeleid. Stonden de publieke uitgaven als percentage van het BNP in 1980 nog het dichtst bij die van Zweden, in 2000 staan ze op hetzelfde niveau als die van het Verenigd Koninkrijk. Overheidsuitgaven werden aan banden gelegd via de Zalmnorm en met de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) poogden de Paarse regeringen voor een veelheid aan beleidsdomeinen marktwerking te bevorderen. Ook het woonbeleid veranderde fundamenteel en in de sociale zekerheid vond een omslag plaats.
Drie verklaringen
In de wetenschappelijke literatuur vinden we meestal drie verklaringen voor die hervormingen. Ze zouden objectief noodzakelijk zijn geweest – de uitgaven aan sociale zekerheid en volkshuisvesting waren immers hoog. Een andere verklaring voor de radicale hervormingen richt zich op de institutionele context: bestaande instituties zouden veranderingen afremmen en hervormingen zijn ‘padafhankelijk’. Een laatste verklaring ten slotte betreft de veranderde voorkeuren van de bevolking – die leidend zouden zijn geweest. Deze drie verklaringen hebben echter te weinig oog voor de ideeën die heersen onder beleidselites en de praktijken waarmee zij ideeën vormgaven. En die onderliggende ideeën waren vaak neoliberaal geïnspireerd.
De leiding lag bij een ambtelijke commissie onder leiding van topambtenaar Geelhoed
Vlaggenschip
Om kartels open te breken, regeldruk te verminderen en de kwaliteit van wetgeving te verhogen, riep het eerste Paarse kabinet de MDW-operatie in het leven. De operatie had een modernere economie en samenleving en meer flexibele markten voor producten en arbeid als doel, en vormde het vlaggenschip van Paars-I. De leiding lag bij een ambtelijke commissie onder leiding van topambtenaar Geelhoed. Die commissie stelde een lijst onderwerpen op waar vervolgens werkgroepen met vertegenwoordigers van de ministeries van Economische Zaken, Justitie en het betrokken ministerie mee aan de slag gingen.
Broedende kip
Het betrof enerzijds ‘kaderstellende’ projecten die een generiek type beleid uitwerkten dat op allerlei beleidsdomeinen kon worden toegepast, zoals eigen betalingen voor collectieve voorzieningen, certificering en persoonsgebonden budgetten. Anderzijds waren er werkgroepen met specifieke voorstellen voor herregulering van concrete activiteiten en sectoren waarbij verbetering van marktwerking een deel van de voorgestelde oplossing was – van de taxibranche tot de handhaving van Arbo-wetgeving en van de vergunningverlening in het milieubeheer tot de wettelijk toegestane rijtijden voor vrachtwagenchauffeurs. Conform de public choice-gedachte dat belangengroepen te veel invloed hadden, werkten de werkgroepen zo veel mogelijk zonder bemoeienis van buitenaf (‘je moet een broedende kip niet storen’).
Vier ideeën
Het marktwerkingsbeleid rustte op vier ideeën van neoliberale oorsprong. Een eerste idee was dat marktwerking de internationale concurrentiepositie versterkt. Ten tweede moet de staat een duurzame marktordening creëren. Ten derde is daar een sterke staat voor nodig die is afgeschermd van de invloed van belangengroepen en politieke partijen. ‘Marktwerking moet je afdwingen. Dat kan een softe overheid niet’, aldus Geelhoed. En een vierde centraal idee is dat marktwerking een neutraal instrument is en tegelijkertijd een publiek belang vormt, zoals de WRR schreef in een rapport in 2000.
Bij het in kaart brengen van alle MDW-werkgroepen zag ik steeds namen opduiken die ik elders al was tegengekomen
Concurrentie
Beleidsmakers vertaalden deze ideeën in instrumenten zoals het bevorderen van concurrentie tussen marktpartijen, het introduceren van marktmechanismen in overheidsbeleid en nieuwe vormen van regulering waarbij een grotere verantwoordelijkheid bij marktdeelnemers zelf kwam te liggen (algemene regels zoals kaderwetten, deregulering, zelfregulering, het juridisch aan banden leggen van overheidsingrijpen).
Dezelfde namen
Bij het in kaart brengen van alle MDW-werkgroepen zag ik steeds namen opduiken die ik elders al eens was tegengekomen. Hoogleraren die werkgroepen voorzaten: Job Cohen, Artur Ringeling, Lense Koopmans. Topambtenaren die werkgroepen voorzaten: Dick Sluimers, Jan-Willem Oosterwijk, Romke Visser. (Oud-)politici die een werkgroep voorzaten: Johan Kamminga, Ivo Opstelten, Marjet van Zuijlen. Niet zelden waren de hoogleraren ook ambtenaar geweest, zouden nog politicus worden of andersom. Secretarissen schreven vaak de rapporten van meerdere werkgroepen. Het bleek een patroon. De hervormingen werden geleid door topambtenaren, politici en wetenschappers die behoorden tot een gemeenschap van overwegend economisch of economisch-juridisch geschoolde mannen die neoliberale aannames deelden.
Draaideur
Zij bestuurden Nederland via een draaideur waarbij zij elkaar telkens tegenkwamen op wisselende posities: de ene keer in toga, vervolgens met partijspeldje op en dan weer met ambtelijke geloofsbrieven in de hand. In die posities dachten zij beleidsideeën uit, vertaalden die naar wet- en regelgeving, handhaafden ze en reflecteerden erop. Via die draaideur bevestigden zij elkaars neoliberale ideeën en gaven daaraan een aura van vanzelfsprekendheid.
Lees het hele essay deze week in BB24 (inlog).
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.