Vlaamse zwier in rauw Rotterdam
De Belg Philippe Raets koos voor een baan als gemeentesecretaris in Rotterdam.
Philippe Raets is sinds dit najaar gemeentesecretaris in Rotterdam. Dat de doorgewinterde topambtenaar van Belgische origine koos voor de Maasstad is niet toevallig. ‘Deze stad wordt nog gemaakt’.
Geen garnalenkroketjes bij Belgisch Biercafé Boudewijn op de Nieuwe Binnenweg of, vooruit, een zak frieten bij Bram Ladage, maar een kop koffie bij de hippe espressobar Trenta Secondi op het Stadhuisplein. Eigenlijk wel een gepaste plek voor een afspraak met de nieuwe gemeentesecretaris van Rotterdam, de Belg Philippe Raets (53). Want, zegt hij: ‘Hier zie je dat Rotterdam nog wordt gemaakt. De binnenstad is een project in wording. Steden als Utrecht, waar ik twintig jaar heb gewoond, en Amsterdam, waar ik twee jaar op het stadhuis heb gewerkt, zijn naar mijn smaak af. De binnenstad van Amsterdam is wat hij is, met zijn grachten en klassieke panden. Maar Rotterdam is niet van de charme, Rotterdam is bruter, rauwer, ook in zichzelf gekeerd. Amsterdam is extraverter.’
Philippe Raets is een verteller, en dat doet hij het liefst aan de hand van anekdotes. Met oog voor de omgeving, ontspannen en goed getimed. Je ziet hem zo een bestuurlijke onemanshow ten beste geven in het kleine theater Walhalla op Katendrecht (kijk anders even naar zijn foto op zijn LinkedIn-pagina). Het feit dat Rotterdam zichzelf in zijn ogen onvoldoende prijsgeeft, illustreert gemeentesecretaris Raets als volgt: ‘Ik heb hier twintig jaar geleden gevreeën met een Rotterdamse, een Crooswijkse. Ik was een jaar in de stad. Het ging uit en de afgelopen jaren ben ik eigenlijk weinig in de stad geweest. In Amsterdam gewerkt, in Den Haag. Nu ben ik terug, en als je dan ziet welke gigantische sprongen deze stad heeft gemaakt. Dat viel mij pas op toen ik hier weer was. Rotterdammers weten dat op de een of andere manier goed verborgen te houden.’
En dat alles op de tonen van een licht Vlaams accent. Dan klinkt gevreeën toch echt anders. Dat Hollanders kunnen genieten van een Vlaams accent, meer nog bij vrouwen dan bij mannen, maar allez, dat weet Philippe Raets al te goed. Zoals Hollanders ook de funeste neiging hebben om die grappige Vlamingen te onderschatten. Misbruik maakt hij niet van zijn Vlaamse tongval, wel eens gébruik, lacht hij. ‘Met wat charme kun je de dingen in een moeilijk gesprek losmaken. Dan kan mijn accent helpen. Dat doe ik niet bewust, want dan wordt het een kunstje en dat doorzien mensen.’
Maar de liefde voor taal en het gevecht om zijn ambtenaren in fatsoenlijk Nederlands met de Rotterdammers te laten communiceren, is wel heel bewust en komt uit zijn Vlaamse hart. ‘Vlamingen weten hoe belangrijk taal is omdat ze heel lang hun taal niet hebben kunnen gebruiken. Vlamingen hebben geleerd dat taal een emanciperend middel is. Zelfs in hetzelfde taalgebied verstaan Vlamingen en Nederlanders elkaar vaak niet al te best. Die wetenschap helpt mij enorm, want we hebben hier een stad waar heel veel mensen niet eens uit hetzelfde taalgebied komen. Als ik op het Afrikaanderplein loop, snap ik de problemen van al die groepen en hoe elementair taal is.’
Belgisch paspoort
Philippe Raets komt uit het Vlaams-Brabantse dorp Haacht, ten noorden van Leuven. Hij woont al zo’n dertig jaar in Nederland, maar is nog steeds Belg. ‘Ik heb niet eens een dubbele nationaliteit, ik ben gewoon Belg. Als iemand bij mij binnenstapt en zegt dat het tijd wordt om een Nederlands paspoort aan te vragen, dan doe ik dat meteen. Maar niemand heeft het mij ooit gevraagd. Ook niet toen ik tweede man werd bij Binnenlandse Zaken. Onder dat ministerie valt de AIVD. Maakte niets uit. Ik vind het prachtig dat je in dit land met een Belgisch paspoort op dit soort functies terecht kunt komen. Ik heb eens in Vlaanderen gevraagd of het denkbaar was dat een Nederlander secretaris-generaal werd van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Brussel. Ondenkbaar!’
Als gemeentesecretaris vindt Philippe Raets dat hij behoort te wonen waar hij werkt. Is een probleem als je echtgenote een bedrijf heeft in Den Haag en je dochters van 16 en 17 je loopbaan reuze interessant vinden, zolang ze er hun sociale netwerk in de residentie niet voor hoeven op te geven. Enthousiast zegt Raets: ‘Ik heb dus een flat gehuurd in Calypso, de nieuwe woontoren op de plaats van de oude bioscoop, tegenover de Doelen. Op de elfde etage met uitzicht op het nieuwe Centraal Station. Over een maand zit ik erin. Als je de stad wilt begrijpen en verbindingen wilt maken, dan moet je er onderdeel van uitmaken. Dat lukt je niet als je er niet woont en om zes uur ’s avonds de stad over de A13 uitrijdt. Ik slaap nu al een aantal keren in de week in de stad, en dan kom je de stad tegen. Niet omdat er via het secretariaat op de Coolsingel een afspraak is gemaakt, maar omdat je er leeft.’
Reuring
De familie Raets woont dus in Den Haag, maar niet in een typische bestuurderswijk op het ‘zand’. De publieke zaak is voor Raets namelijk ook de passie om in de buurt of in de stad het verschil te kunnen maken. Dat betekende dat hij in 2004, toen hij bij Binnenlandse Zaken plaatsvervangend secretaris-generaal werd, niet koos voor de Vogelwijk of Benoordenhout, maar zich vestigde op de rand van de Haagse volksbuurten Transvaal en Valkenbos.
Philippe Raets over die keuze: ‘Ik hou niet van getto’s, of ze nu zwart of blank zijn. Ik houd van verschil en reuring. Dus toen er in het Valkenboskwartier nieuwe huizen werden neergezet, zijn wij in één van die huizen gaan wonen. De overkant is autochtoon laag opgeleid Den Haag en voor de rest zo zwart als wat. Een school met driehonderd kinderen, vier wit en de rest zwart, van wie twee van mij. Toen wij daar kwamen, stond echt letterlijk alle dagen de politie in de straat. Wietzolders, hoertjes, echtelijke ruzies. En toen kwam er actie. De driedelige pakken van het bestuur en de uniformen met de gouden knopen en de tressen gingen hand in hand optreden. Je zag het kantelen. Nu hebben we één keer per twee weken, één keer per week, politie in de straat. Dat is de kracht van de publieke zaak. Ik weet niet of we met de kennis van nu dat huis hadden gekocht, maar ik ben blij dat we het hebben gedaan. Ik vind het heel leerrijk.’
Opsluiten
Na acht jaar vertrok Raets uit bestuurlijk Den Haag om zich op Rotterdam te storten. Niet alleen omdat die stad alles biedt waar een avontuurlijk ambtenaar van droomt, maar ook omdat het goed is voor (top)ambtenaren om van bestuurslaag te wisselen.
Philippe Raets: ‘Ik zeg het ook tegen jonge medewerkers: als je voor de publieke zaak werkt, moet je je niet laten opsluiten. Ik ken mensen die hun hele loopbaan doorbrengen bij de gemeente of het rijk. Niet doen, niet doen, wat de bazen ook zeggen. Ik werkte bij Onderwijs en na zes jaar had ik het wel gezien. Ik werd gevraagd om bij de gemeente Amsterdam te komen werken. De secretaris-generaal van Onderwijs Piet Holthuis begreep er niets van. “Over een paar weken ben je hier directeur. Je zit vooraan in alle bakjes.” Ik vertelde hem dat het tijd was voor een carrièreverandering. Dat begreep hij uiteindelijk wel, maar waar ging ik dan naartoe? Naar de gemeente Amsterdam. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Raets ging naar een lagere overheid.’
De overheid dat was het rijk. De gemeenten, en ook Brussel, hingen er tot voor een paar jaar geleden maar wat bij. ‘Dat is volkomen gekanteld’, zegt Raets. ‘De beweging is naar beneden. Taken worden steeds meer gedecentraliseerd. De gemeente wordt straks echt de eerste overheid. En op zowat alle portefeuilles is Brussel dominant. Ik heb het geluk dat ik voor het rijk heb gewerkt en bij drie grote steden. Ik heb nooit in Brussel gewerkt. Dat is een gat in mijn cv. Echt een lacune.’
Dat zou een reuzemop zijn: de Belg Raets die op het einde van zijn carrière voor Nederland in de hoofdstad der Belgen gaat werken. Hij moet er zelf om lachen. Maar waarom niet?
‘Hier heb je Amsterdam en Rotterdam, in België is dat Antwerpen en Brussel. Iedereen houdt van Antwerpen. Je loopt die stad binnen en de gezelligheid en de mooie gebouwen springen in je ogen. Brussel houdt zijn charme verborgen, maar is net als Rotterdam een geweldige stad.’
Hakbijl
In die stad aan de Nieuwe Maas moet Philippe Raets als hoofd van de gemeentelijke organisatie wel flink de hakbijl hanteren. De gemeente snijdt tussen nu en 2015 20 procent uit haar eigen lijf. Het ambtenarenkorps krimpt van bijna 13.000 naar 10.500 voltijdbanen. Gemeentesecretaris Raets: ‘Daar kun je allemaal heel bedroefd en negatief van worden, maar dat helpt je niet vooruit. Natuurlijk, je moet de ambtenaren aandacht geven en eerlijk tegen ze zijn. Je moet ze professioneel en met empathie benaderen, maar vervolgens is het zaak om op een slimme en inspiratievolle manier te innoveren en nieuwe verbindingen te zoeken.’
Volgens Raets leven overheden immers in fundamenteel veranderde tijden. Hij zegt: ‘We komen uit een tijd dat er veel geld was om in de publieke zaak dingen voor elkaar te krijgen. Dat geld is er niet meer en regels zijn niet langer vanzelfsprekend. Ons klassieke instrumentarium is verdwenen, en dus moeten we op zoek naar nieuwe manieren om het openbaar bestuur vorm te geven. De gemeente moet de blik naar buiten richten en niet gaan navelstaren. We moeten onszelf heruitvinden, nieuwe bronnen aanboren en partners vinden. Die speurtocht is een opgave, maar wel een leuke, want ze levert enorm veel kansen op.’
CV
Philippe Raets (Haacht, 1959) begon in 1987 als projectmanager bij het Centrum Innovatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Raets werd in 1992 plv. directeur Bestuursondersteuning bij het ministerie van OC&W. Zeven jaar later werd hij directeur Bestuurs- en Managementondersteuning van de gemeente Amsterdam. In april 2001 verhuisde hij naar VROM als directeur financieel-economische zaken, in 2004 volgde BZ (waarnemend SG). In 2009 stapte hij over naar het Expertise Centrum HEC. Dit voorjaar begon hij in Rotterdam.
‘Er is een verkeerd soort nostalgie’
België of Nederland?
Een vreselijke keuze, maar Nederland. Ik woon hier langer dan ik ooit in België heb gewoond. Ik heb een Surinaamse vrouw. Mijn netwerk is hier, mijn werkervaring ligt hier. Maar, als de Rode Duivels tegen Oranje spelen, heb ik een Belgische sjaal om. Ik kijk alle dagen naar het Belgische journaal en lees ook de Humo.
Wie is uw grote voorbeeld?
De directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Hans Waege. Net als ik een Belg, ik kan er ook niets aan doen. Hij leidt een orkest in een tijd waarin er minder aan cultuur wordt uitgegeven en ook zijn orkest inlevert. Hij blijft niet bij de pakken neerzitten en wordt niet somber, maar investeert in nieuwe dingen, zoals het recente concert van zijn voltallige orkest met artiesten van het platenlabel Gem in de Fenixloodsen op Katendrecht. Klassiek en techno tezamen. Hij boort nieuwe bronnen aan, geweldig.
In een tijdmachine, waar naartoe?
Ik zou dertig jaar vooruit willen. Ik leef dan nog net, dat is de kern. Ik zou zo graag willen weten hoe de wereld eruit ziet als ik doodga. Dertig jaar geleden kwam ik hier en had bij de Universiteit Utrecht de eerste pc. Als je programmeerde, liep er zo’n klein streepje over het scherm. Wat was je trots. Alsof het gisteren is.
Waar hebt u helemaal niets mee?
Met provinciaals denken. Ik bedoel niet de provincies, maar hoe Nederland zich heeft teruggetrokken op de schamele eigen vierkante kilometers. We zijn steeds moeizamer gaan begrijpen wat het belang van Europa en het belang van Nederland in de wereld is. Er is een verkeerd soort nostalgie naar Holland. In België gaan politieke toppers fier op de kieslijst staan voor de Europese verkiezingen. Guy Verhofstadt, Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene. De politieke top in België engageert zich met Europa. Als ik jou vraag wie de lijsttrekkers van de vijf grote Nederlandse politieke partijen bij de Europese Verkiezingen waren, kun je er niet één noemen. Ik trouwens ook niet.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.