De afnemende legitimiteit van het gemeentebestuur
De afstand tussen lokale politiek en burger wordt alleen maar groter. Daar zijn zes redenen voor, stelt Basile Lemaire.
De gemeenteraadsverkiezingen zijn afgelopen en in veel plaatsen zijn partijen nog naarstig op zoek naar maatjes voor een coalitiemeerderheid. Soms om het goede te doen voor hun stad of dorp, soms vooral om zo’n geile wethouderspost in de wacht te slepen. Toch loont het om nog even terug te blikken naar de verkiezingen zelf. Want helaas was het deze keer weer raak: weer minder mensen vonden hun weg naar de stembus. Terwijl er in een aantal gemeenten toch echt wel wat te kiezen viel.
De dalende opkomst is een trend sinds de opkomstplicht in 1970 is afgeschaft. En volgens mij vraagt bestuurlijk Nederland zich sinds die tijd af hoe ze "de burger" dichter bij de politiek kunnen betrekken. Een terechte zorg. Immers, als nog maar de helft van de mensen stemt, en een coalitie op net iets meer dan de helft van de raadszetels leunt, dan is nog maar een kwart van de inwoners politiek vertegenwoordigd. De vraag is hoe legitiem gemeentebesturen vandaag de dag nog zijn.
'Kiezers die geen vertrouwen hebben in de lokale politiek maken minder gebruik van hun stemrecht en datzelfde geldt ook voor mensen die niet politiek geïnteresseerd zijn of de beslissingen van het gemeentebestuur niet relevant vinden,' zo is te lezen in het onderzoek Lokale kiezers: lokale keuzes? van de Universiteit van Tilburg uit 2010. De daling in opkomst betekent dus dat het vertrouwen in de lokale politiek afneemt en men het lokaal bestuur steeds minder relevant acht. Auw.
Ik heb een paar stellingen om te verklaren waarom het wantrouwen en de desinteresse toenemen. Mag ik u uitnodigen om, als reactie onder dit artikel, uw licht eens op deze hypotheses te laten schijnen?
- Afstand. Het Tilburgse onderzoek geeft ook aan dat op lokaal niveau personen het verschil kunnen maken. Volgens het Continu Onderzoek Burgerperspectieven zit daar nu net de pijn. Inwoners kennen hun lokale politici niet. Ze ervaren een grotere afstand tot gemeenteraadsleden dan tot leden van de Tweede Kamer.
- Conformisme. Lokale partijen kennen een paar kopstukken waar de fractie of de partij omheen is gebouwd. Die kopstukken willen niet in hun positie bedreigd worden. Daarom bestaan fractie en partijbestuur verder uit mensen die hondstrouw zijn aan die kopstukken. Deze conformistische mensen missen eigen persoonlijkheid, kunnen of willen persoonlijk niks betekenen voor de samenleving, en zijn dus geen aansprekende politici voor kiezers.
- Competenties. In navolging van het conformistisch gedrag: te veel lokale bestuurders zijn intellectueel en/of emotioneel en/of qua vaardigheden onvoldoende geëquipeerd om hun werk naar behoren te doen. In mijn boek Ballen (m/v) op het blok haal ik Jan Markering, oud-voorzitter deelgemeente Overschie, aan: 'In alle denkbare sectoren stellen we eisen aan werknemers. Of het nu de caissière is bij Albert Heijn of de putjesschepper: je moet voor elke functie competenties hebben. Behalve voor een politiek-bestuurlijke functie. Dan volstaat het dat je lid bent van een coalitiepartij en tijd vrij kunt vrijmaken om het werk te doen. Je krijgt zo niet altijd de beste mensen voor de klus. Het is dan ook logisch dat veel burgers hun vertrouwen in de politiek zijn kwijtgeraakt.'
- Visie. Of liever: het gebrek er aan. Lokale bestuurders zijn niet in staat een heldere visie of een helder toekomstbeeld voor stad, dorp of mens te schetsen. Men blijft hangen in hoe men vindt dat regels en beleid moeten zijn maar men is onvoldoende in staat om overtuigend aan te geven wat men wil bereiken of waarom dat goed is voor de samenleving. Als er al een “visie” geponeerd wordt, is deze zo generiek en vaag dat niemand het ermee oneens kan zijn.
- Leiderschap. Ook hier geldt: vooral het gebrek aan leiderschap. Te veel wethouders en fractieleiders zitten er vooral voor zichzelf. Ze nemen geen persoonlijke verantwoordelijkheid maar schuiven dit graag af op het collectief (‘wij als college’) of op het ambtelijk apparaat. Een mooi voorbeeld in dit verband is voormalig Rotterdams wethouder Hamit Karakus. Om zijn eigen positie, na overduidelijk cliëntelistisch gedrag, veilig te stellen, kreeg een ambtenaar een integriteitsonderzoek aan zijn broek.
- Integriteit. Mijn vorige hypothese is een mooie aanleiding voor deze stelling. Bestuurders zijn van nature niet integer. Ze doen integer. 'Ik ben zeker wel integer', zei een lokaal bestuurder onlangs tegen mij, 'ik heb net de hele masterclass doorlopen.' Uit besef en angst voor de consequenties houdt men zich netjes aan de (integriteits)regels. Het liefst loopt men daarbij langs het randje; het raadslidmaatschap of wethouderschap moet per slot van rekening wél persoonlijk wat opleveren. Is het niet nu, dan toch in ieder geval na de raadsperiode.
Ik ben benieuwd naar uw reacties op mijn bovenstaande hypotheses. Ook als u nog andere stellingen heeft, wil ik u vragen deze in een reactie hieronder achter te laten.
Basile Lemaire is bestuurskundige en auteur van het boek Ballen (m/v) op het blok: succesgericht veranderen binnen overheden
Maar als u dacht dat dit signaal van de kiezer werd opgepikt dan heeft u het mis. Met veel kunst en vliegwerk hebben de zittende partijen de nieuwkomer buiten de (college)deur weten te houden. Vooral om hun eigen (economische) belangen veilig te stellen. De woorden “Algemeen belang” kunnen ze niet eens spellen. En onze kortzichtige, autoritaire regenten maar peinzen hoe het komt dat de opkomst steeds lager wordt. Ik heb in ieder geval, na jarenlang trouw mijn stem te hebben uitgebracht, mijn laatste gang naar het stembureau gemaakt.