Canongekte: lijstjes doen het altijd goed
De canon is marketingmiddel, hitlijst en zelfs een bruikbaar instrument om de politiek te beïnvloeden. De populariteit van dit nieuwe genre kent geen grenzen.
Leiden was er snel bij. Eind oktober 2006 bracht het Leidsch Dagblad paginagroot ‘de canon van Leiden’. Dat was amper twee weken na de presentatie van de eerste versie van de moeder aller canons, de canon van de Nederlandse geschiedenis. Sindsdien is de stroom niet te stuiten. Tientallen gemeenten en provincies, van Assen tot Zeeland, hebben al een canon, of zijn bezig er een op te stellen.
In vormgeving en aanpak zijn het vaak varianten op die ‘oercanon’ die in opdracht van de minister van Cultuur Plasterk werd samengesteld onder leiding van historicus Frits van Oostrom. Op diverse ministeries wordt gewerkt aan eigen canons: Vrom heeft al een canon van het landschap, en is bezig met een canon van de ruimtelijke ordening. Verkeer en Waterstaat liet een canon Nederland Waterland samenstellen.
Elke belangenorganisatie of instantie lijkt er een te willen. Een kleine greep: er is een kassencanon (van de glastuinders), een canon van de Nederlandse klassieke muziek, een opvoedcanon, Noord-Brabant heeft een natte canon (over water in de provincie), er is een canon van het sociaal werk in Nederland en een bètacanon. De Openbare Bibliotheek Amsterdam viert het 90-jarig bestaan met een eigen canon waaruit het ‘beste Nederlandstalige boek van de afgelopen 90 jaar’ voort moet komen.
Dat kan nog voor verrassingen zorgen, blijkt uit de shortlists die de bibliotheek zelf van elk tijdvak samenstelt. In de periode 1919-1928 strijden bijvoorbeeld onvergelijkbare grootheden als Cissy van Marxveldt (De HBS-tijd van Joop ter Heul) en Herman de Man (Het Wassende Water) tegen elkaar. Daarbij is een belangrijk punt van kritiek op iedere canon aan de orde: de keuze is willekeurig, en wie zo’n lijstje samenstelt, sluit anderen (onterecht) uit.
‘Natuurlijk zijn het onvergelijkbare grootheden’, geeft Corien Tetteroo van de OBA direct toe. ‘We gebruiken die canon als marketinginstrument: je krijgt er publiciteit door. Maar het mes snijdt aan twee kanten. Het is voor ons ook een manier om er achter te komen wat er leeft onder onze lezers, en het werkt om sommige boeken weer eens onder de aandacht te brengen. Bovendien: een lijstje doet het altijd goed. Mensen gaan daarover praten.’
Karavaan
De canon blijkt inderdaad ‘een aansprekend concept’, bevestigt Hubert Slings, voormalig secretaris van de canoncommissie die onder leiding stond van Frits van Oostrom. Tegenwoordig is hij directeur van de stichting entoen.nu, dat de ontwikkelingen rondom de nationale geschiedeniscanon en de vele tientallen nieuwe initiatieven (zie www.entoen.nu) in de gaten houdt. Hij praat mee over de ontwikkeling van lesmateriaal rond de canon, die met ingang van het komende schooljaar bij de verplichte lesstof gaat horen.
De afgelopen maanden trok een zogenoemde ‘canonkaravaan’ langs alle Nederlandse provincies en de vier grote steden, om docenten en culturele instellingen te betrekken bij het fenomeen historische canon, op de hoogte te brengen van nieuw ontwikkeld lesmateriaal en te koppelen aan (regionale) erfgoedinstellingen. Daar was flink wat belangstelling voor: musea en culturele instellingen willen graag op de een of andere manier gelinkt worden aan de vensters in de canon, om zichzelf als kennisinstituut en (educatief) uitje in de markt te zetten.
Omgekeerd heeft bijvoorbeeld het Historisch Museum Amsterdam al een eigen ‘canonroute’ door het museum gemaakt, een idee dat ook bij andere musea leeft. Slings juicht het ontstaan van al die nieuwe canons toe, zegt hij. ‘Ik vind: laat duizend bloemen bloeien. Natuurlijk doet de één het dan beter dan de ander, er worden weleens stokpaardjes bereden, maar zeker die lokale canons zijn heel zinvol en goed te gebruiken in het basisonderwijs. Het is natuurlijk heel goed om te kijken wat er in je eigen stad of dorp te vinden is en waar dat aansluit bij de vensters van de landelijke canon.’
Dat de canon de sociale cohesie zou bevorderen, of belangrijk zou zijn voor een vermeende nationale identiteit: die discussies uit het begin lijken inmiddels wat verstomd. Het samenstellen van een canon is ‘een aansprekende manier om de highlights op een rijtje te zetten’ vindt het Theater Instituut Nederland. ‘Het publiek krijgt door canonvorming de gelegenheid om niet alleen ervaringen op te doen, maar ook om ervaringen te delen’, heet het in een inventarisatie naar culturele canonvorming van de Boekmanstichting, die in juni een special over culturele canons uitbrengt.
En, benadrukt bijvoorbeeld de gemeente Nieuwegein: ‘Wij maken een democratische canon. Iedereen kan op www.nieuwegein.nl stemmen op canon-onderwerpen.’ Voor ‘new town’ Nieuwegein is de canon een manier om ‘het Nieuwegein-gevoel’ te stimuleren, zegt woordvoerder Chris Huiden.
Trots op de stad is niet vanzelfsprekend voor de inwoners van een gemeente die pas in 1971 ontstond na de samenvoeging van de kernen Jutphaas en Vreeswijk, en daarna gigantisch groeide. ‘We willen iedereen graag laten stilstaan bij historische plekken of gebouwen en belangrijke momenten. Als je de verhalen kent, begrijp je je stad beter, kijk je anders om je heen. De canon is onderdeel van de stadspromotiecampagne Het Geheim van Nieuwegein, die op onze eigen inwoners is gericht.’
Het fenomeen ‘democratische canon’ is een trend. Ook het ministerie van Vrom en het Nirov, die samen werken aan een canon van de ruimtelijke ordening in Nederland, trekken het land door om suggesties te verzamelen. ‘Maak de canonRO.nl’ biedt iedereen de mogelijkheid z’n zegje te doen en iconen aan te leveren die niet mogen ontbreken in de lijst met must knows op het gebied van ruimtelijke ordening. Welke personen, plekken en plannen waren bepalend voor het ro-beleid van de afgelopen vijftig jaar? Moet Riek Bakker erin? Of Adriaan Geuze? De Zuidtangent of de HSL? U mag het zeggen.
Ook in Haarlem en Amsterdam kon iedereen ‘fouten en aanvullingen’ leveren voordat de stedelijke canons werden vastgesteld. In Amsterdam leidde dat bijvoorbeeld tot de toevoeging van de Olympische Spelen van 1928, die tot ontsteltenis van wethouder Gehrels en burgemeester Cohen ontbrak in de eerste versie. ‘Er moet ruimte in zitten’, vindt historicus Piet de Rooy, die bij die laatste twee canons betrokken was. ‘Het leuke is juist als mensen het níet als een feitenoverzicht over zich uitgestort krijgen, maar zelf een opinie kunnen vormen en kunnen reageren. Dat zorgt voor betrokkenheid.’
De canon dwingt de makers ervan tot beknoptheid. ‘Natuurlijk sluit je dan dingen uit. Maar je kunt doorverwijzen, naar websites en boeken. Je ziet hoe goed het werkt bij de VNG-canon, van APV tot IJspaleis. In heel kort bestek wordt de kern uitgelegd. De écht belangrijke dingen worden eruit gezeefd en in het licht gezet.’
Gouden greep
Het samenstellen van een canon levert altijd discussie op, merkt Jos Wassink, projectleider bij Landschap Erfgoed Utrecht. ‘Op elke bijeenkomst blijkt ons dat iedere plaats iets van zichzelf terug wil zien.’ De provincie Utrecht krijgt uiteindelijk vier canons, voor elke windstreek één, en nog één voor de stad Utrecht zelf. Dat levert straks in totaal 125 Utrechtse vensters op.
Is dat niet wat veel? ‘Nee. De landschappen binnen onze provincie lopen erg uiteen. Elke canon bevat wat wij vinden dat je als bewoner hoort te weten over je streek. Het werkt ook als promotiemiddel van ons regionale erfgoed. Als bijvoorbeeld een tabaksschuur bij Amerongen wordt bedreigd, kun je met de canon in de hand laten zien dat die typisch ís voor die streek, en het behouden waard.’
Nieuw genre
Het succes van de canon komt volgens De Rooy ‘omdat het meer is dan een lijstje.’ Piet de Rooy: ‘Die vensters vind ik echt een gouden greep van Van Oostrom. Dat is een heel aansprekende vorm. Het ziet er fraai uit en door die vensters krijg je context en je kunt er van alles achter hangen.’
De canon is een nieuw genre, waarmee ook nieuw publiek wordt bereikt: ‘Je ziet overal dat de regionale kranten en regionale tv-zenders er bovenop duiken. Een tip van Piet de Rooy voor andere canonmakers: ‘Als je wilt dat zo’n canon functioneert, als je wilt dat mensen bewuster om zich heen kijken, dan moet je aansluiten op gebouwen en landschappen die er nog zijn.’
Dat is ook de overtuiging van Peter Heuseveldt van het Theater Instituut Nederland. Ook bij het TIN verwachten ze discussies: ‘Neem je voor cabaret een venster met Jean Louis Pisuisse of Louis Davids? Ik neig naar die eerste. Mensch durf te leven bijvoorbeeld, is ook nu nog bekend. En achter zo’n venster kun je dan weer Youp, Herman of Freek “hangen”. Die zijn toch schatplichtig aan Pisuisse.’
Heuseveldt: ‘De canon is een goede manier om publiek te bereiken en te interesseren. Je kunt een complex verhaal aan één event ophangen door die vensters. Wat was de eerste schouwburg van Nederland, hoeveel zijn er nu, je kunt duiden en veel dingen benoemen. De canon is een goed vehikel om je verhaal te vertellen.’
De theatercanon wordt gelinkt aan de Theaterencyclopedie, die moet leiden tot een betere ontsluiting van de hele collectie van het TIN. De canon van de kinderfilm, gelanceerd eind 2007, wil een kwaliteitsmeter zijn, zegt woordvoerster Marlies van Hoek.
‘Bestemd voor ouders en leerkrachten: die vroegen ons vaak om titels van verantwoorde kinderfilms. De Kijkwijzer gaat over schadelijkheid, wij gaan over geschiktheid.’ De Cinekidklappers vormen een ‘levende lijst’, aldus Van Hoek. ‘Elk jaar komt er iets bij, en gaat er wat af. Kinderen doen suggesties, een commissie kiest.’
Canon verplicht
Het komend schooljaar hoort de De Canon van Nederland bij de verplichte lesstof voor kinderen tussen de 8 en 14 jaar. Historicus Piet de Rooy was in oktober vorig jaar één van de ondertekenaars van een protestbrief daarover aan de minister.
De Rooy: ‘Verplichten is nooit de bedoeling geweest. Het is mijns inziens niet duidelijk hoe de canon ingepast moet worden in de tien tijdvakken die de basis zijn van het geschiedenisonderwijs nu. Ik vind dat je dat eerst moet oplossen voor je zoiets op het bordje van de docent legt. Bovendien is de geschiedeniscanon erg sterk op Nederland gericht.’ Nog wat gehoord sindsdien? ‘Nee. Ik geloof dat men het gezeur vindt.’
Tientallen canons, zo niet honderden
Hoeveel canons er de afgelopen jaren precies zijn samengesteld, is niet te zeggen. Veel canonmakers melden hun canon aan bij de stichting entoen.nu en die zijn allemaal terug te vinden op de gelijknamige site. Daar staan op dit moment zo’n twintig thematische canons op (bijvoorbeeld sport en klassieke muziek) en iets meer dan twintig regionale, maar de lijst is verre van compleet. Lang niet alle canons worden aangemeld en er zijn er veel ‘in aanbouw’.
Er is overigens niets nieuws onder de zon: eind jaren vijftig verscheen er al een canon-wandkaart voor het katholiek onderwijs: ‘vlug gekend met tekst en prent’. Het eerste venster is dat van een hunebed, het meest actuele tekeningetje toont een paard in het water: de watersnood van 1953.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.