Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Kweekvijver voor katholieke elite

Op drie katholieke jongensinternaten in Nijmegen werd in de vorige eeuw de katholieke elite gevormd.

21 april 2023
Marieke Smulders
Marieke SmuldersBert Beelen

Op drie katholieke jongensinternaten in Nijmegen werd in de vorige eeuw de katholieke elite gevormd. De jongens waren ‘voor het hogere bestemd’. De uitverkoren jongens werden alleen gewone jongens, en daarmee werden de internaten overbodig, zegt Marieke Smulders.

Teammanager Concernfinanciën

Gemeente Tilburg
Teammanager Concernfinanciën

Traineeship | Financiën en Control

BMC
Traineeship | Financiën en Control

Hans van Mierlo begint in de zomer van 2008 in de Provence aan zijn memoires. Het beloven mooie verhalen te worden over zijn katholieke jeugd, over de jaren 60 en D66, het Binnenhof in de jaren 70, de kabinetten in de jaren 80 en 90, De Kring en de maandagdiners van de Herenclub, en natuurlijk de drank en de dames. Minder dan twee jaar later overlijdt Henricus Antonius Franciscus Maria Oliva van Mierlo (78) in het Amsterdamse Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Precies een jaar na zijn dood verschijnen de eerste hoofdstukken van zijn onvoltooide memoires: Het kind en ik.

Historica Marieke Smulders haast zich naar de boekwinkel, want wat zou de Belmondo van het Binnenhof hebben geschreven over zijn tijd op het roemruchte Canisius College in Nijmegen? Smulders (47) heeft Van Mierlo nooit ontmoet, maar ze weet wel alles over het jongensinternaat waar de telg uit een Bredase bankiersfamilie vanaf de laatste oorlogs jaren zes jaar leefde en leerde. Na zijn dood heeft Smulders niet voor niets in De Gelderlander over Van Mierlo’s ‘devote’ jaren op het Canisius geschreven.

De Nijmeegse historica is namelijk bezig met een promotieonderzoek naar de vorming van een katholieke elite aan drie Nijmeegse jongensinternaten. Smulders slaat Het kind en ik open. Van Mierlo beschrijft hoe zijn ouders hem, tegen zijn zin, naar de kostschool van de fraters in Tilburg en later naar het Canisius College van de jezuïeten in Nijmegen stuurden. Smulders leest voor: ‘‘‘Mij werd duidelijk gemaakt dat ik het niet mocht zien als een straf, maar eerder als een uitverkiezing, omdat ik voor het hogere bestemd was.” ‘Dat vond ik een mooi citaat, en ook nog eens van een prachtige oud-leerling’, zegt ze. ‘En ik dacht ook meteen: nú heb ik de titel van mijn boek.’

Want zo was het helemaal, zegt collectiespecialist van het Katholiek Documentatie Centrum aan de Radboud Universiteit Smulders: ‘De katholieke leerlingen op het Canisius College, het Dominicus College van de dominicanen en de Nebo van de redemptoristen waren uitverkoren jongens die voor het hogere waren bestemd. Ze werden klaargestoomd voor een leidende rol in de katholieke gemeenschap, hetzij als priester, hetzij als leek. Zeker in de periode voor 1950 kregen ze te horen dat zíj de katholieke voorhoede zouden worden. Op het Canisius als wereldlijk leider, als patroon, als politicus, en op de kleinseminaries als priester-kloosterling.’

Bolwerken

Smulders ploos de geschiedenis van de drie vooraanstaande internaten uit en sprak met oud-internaatgangers – die andere bekende Canisiusklant Lubbers wilde niet – voor haar proefschrift Voor het hogere bestemd; de vorming van een katholieke elite aan drie Nijmeegse jongensinternaten, 1920-1970, waarop ze deze week aan de Radboud Universiteit promoveerde.

Het boek is deze week ook verschenen. Denkend aan de katholieke jongensinternaten in Nijmegen denk je aan bolwerken van religieuze traditie – de dogmatische pijlers van de katholieke zuil. ‘Dat is een te eenzijdig beeld’, zegt de ‘parttime’ katholieke Smulders. ‘Te lang en te vaak is de katholieke gemeenschap voorgesteld als een starre en door consensus gekenmerkte zuil. De katholieke cultuur werd zoals alle culturen gekenmerkt door interne spanning en beweging. De internaten waren daarvan een microkosmos: ze waren plekken waarin decennialang een dynamische katholieke cultuur gestalte kreeg. Ze waren net zo goed plekken van vernieuwing en religieuze transformatie.’

Traditie en moderniteit gingen er al vanaf het begin van de vorige eeuw hand in hand. Smulders: ‘Het onderwijs en de opvoeding stonden in het teken van de katholieke traditie, maar de dominicanen, redemptoristen en vooral de jezuïeten zochten ook aansluiting bij maatschappelijke ontwikkelingen. Ze speelden in op de eisen die aan een intellectuele elite werden gesteld. Zeker na 1950 transformeerde de internaatcultuur van een klerikaal georiënteerde naar een open intellectuele schoolcultuur.’

De Nijmeegse internaten gingen in die jaren schoorvoetend met hun tijd mee, maar werden er allesbehalve relevanter door. Smulders: ‘Met het noodgedwongen opener invullen van de katholieke identiteit droegen de religieuzen ertoe bij dat de internaten uiteindelijk overbodig werden. In een samenleving waarin katholieken een vanzelfsprekende positie hadden verworven, was er geen vraag meer naar een uitgesproken opvoeding van katholieke snit.’ De scholen leidden wel een elite op, maar steeds minder een uitgesproken katholieke elite. ‘Hans van Mierlo is een mooi voorbeeld. Hij heeft een zeer katholieke opvoeding gehad en zou later ook tot de politieke elite behoren, maar níet tot de katholieke. Hij liet het katholicisme achter zich.’

Ik denk dat genoeg paters trots waren op Van Mierlo

Tot groot verdriet van de paters. Smulders: ‘Nou, dat is de vraag. Ik denk dat genoeg paters trots op hem waren. Na de oorlog waren de jezuïeten heel erg bezig met elitevorming en worstelden ze met het katholicisme op het gymnasium. Een oud-leerling vertelde mij: “Katholiek, dat waren we wel, maar de jezuïeten vonden het belangrijker dat we de elite waren.”’

Kweekvijver

En ook daar kwam in de loop der jaren de klad in. Smulders: ‘Onder invloed van pedagogen en psychologen werden de internaten vanaf de jaren 50 niet langer gezien als een veilige kweekvijver voor een katholiek keurkorps. Het internaat was een onnatuurlijke opvoedomgeving, die jongens in de groei belemmerde. Het predikaat ‘uitverkoren’ was niet langer iets om trots op te zijn. Het was een obstakel in de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen geworden. De uitverkoren jongens werden gewone jongens die zich moeiteloos konden mengen met niet-katholieke jongens en meiden. En dus zeiden ouders: “Waarom zou ik mijn zoon naar zo’n internaat sturen?” Tot overmaat van ramp devalueerden de paters ook nog eens van uitverkoren opvoeders tot amateurs.

En toch, als ze vijftig jaar Nijmeegse internaten overziet, concludeert Smulders dat verreweg de meeste katholieke jongens er een goede basis voor een succesvolle maatschappelijke carrière aan overhielden. En ook dat de meeste oud-leerlingen dit erkennen. Zelfs voor de agnost Van Mierlo had het Canisius niet afgedaan. Hij zal er in de Herenclub vast weleens toe zijn uitgedaagd, maar hij heeft er – voor zover bekend – nooit een kwaad woord over gesproken.

Hoe dat komt? Smulders: ‘De meeste oud-leerlingen die ik heb gesproken waren vrij genuanceerd over hun tijd op het internaat en zagen duidelijk de positieve kanten van hun scholing. Ik hoorde veel terug dat ze een complete culturele vorming hebben gekregen, die ze anders nooit hadden gehad.’ Tegelijk: het was een harde en voor jongens in de puberteit eenzame ‘kazerneachtige’ omgeving. Smulders: ‘De jongens behoorden tot een elite en dienden zich daarnaar te gedragen. Daar hoorden orde en discipline bij. Het pedagogisch regime was sterk gericht op het collectief. De paters hadden weinig oog voor de behoeften van opgroeiende jongens.’

Misbruik

Als je niet beter zou weten, zou je na alle onthullingen over clericaal wangedrag denken dat de paters vooral oog hadden voor hun éigen behoeften. Een maand na het overlijden van Van Mierlo berichtte de actualiteitenrubriek EenVandaag over seksueel misbruik op het Canisius. Oud-leerlingen richtten in dat jaar de Groep Slachtoffers Misbruik Canisius College Nijmegen op. Ook in 2010 schrijft journalist Joep Dohmen in Vrome Zondaars over paters die hun handen en geslachtsdelen niet thuis konden houden. Tientallen jongens waren op het Canisius aangerand of zelfs verkracht. Dohmen bericht dat de pater die belast was met orde en tucht op het internaat in 1969 was veroordeeld tot negen maanden celstraf. Of de politie en de rechtbank die veroordeling niet aan de grote klok wilden hangen. De commissie Deetman rapporteerde in 2011 dat ze 23 meldingen van misbruik op het Canisius had binnengekregen en dat er tien gemelde plegers waren.

Kon ze in deze tijd nog wel een boek over de drie internaten schrijven dat níet om misbruik zou draaien? Smulders: ‘Ik moet zeggen dat ik erg heb geworsteld met die vraag. Ik wilde niemand te kort doen. De slachtoffers niet, maar ook de paters niet die het beste voorhadden met de leerlingen. Wat moest ik met het verhaal van een oud-leerling die was misbruikt, maar toch goede herinneringen had aan het internaat?’ En dus besloot ze het misbruik te benoemen als één van de aspecten van de internaten. Niet meer en niet minder.

Misbruik lag op de loer

‘Misbruik lag in de besloten omgeving van een katholiek jongensinternaat op de loer. De jongens waren afhankelijk van de paters. Tot in de jaren 50 was de katholieke gemeenschap sterk hiërarchisch geordend en keken leken op tegen priesters en religieuzen. Van seksueel misbruik van leerlingen door hun docenten of opvoeders hadden ouders nauwelijks een voorstelling.’ En de misbruikpaters waren niet op hun achterhoofd gevallen. Smulders: ‘Eén van de oud-leerlingen merkte op dat jongens uit de koloniën vaak slachtoffer waren. Die waren extra kwetsbaar want hun ouders zaten aan de andere kant van de wereld.’

Succesvol

De drie Nijmeege jongensinternaten overleefden de jaren 60 niet. Hun rol was uitgespeeld – het werk gedaan. De paters konden het moeilijk verkroppen. Op steun van de kerkleiding hoefden ze in niet te rekenen. Smulders: ‘Elitevorming paste niet meer in de katholieke filosofie van het Tweede Vaticaans Concilie. De kerk moest de minstbedeelden ondersteunen en zich richten op spiritualiteit. Dat getuigde van realiteitszin, aan de andere kant was het ook een manier om jezelf te verzoenen met je lot.’ De Nijmeegse internaten sloten in 1970 hun deuren. Smulders: ‘Naar de maatstaven van de paters waren ze misschien niet succesvol geweest, maar als je het vanuit een ander perspectief bekijkt waren ze dat wél. Heel veel katholieke jongens hebben een opleiding gekregen waarmee ze verder konden in een moderniserende samenleving. Dat de jongensinternaten overbodig waren geworden, kun je zien als een succes.’

De kweekvijver voor de katholieke elite viel met de sluiting van de drie internaten droog. Smulders: ‘De toppers van het katholieke onderwijs waren verdwenen en daarmee verdween een belangrijk onderdeel van het katholieke netwerk. De katholieke identiteit van scholen in het land verwaterde. Wat is er nog katholiek aan de Radboud Universiteit? Het universiteitsbestuur is daar volop mee bezig en zoekt naar een invulling die past bij deze tijd, maar de bisschoppen denken het antwoord op de vraag te weten: niks meer.’

Voor het hogere bestemd; de vorming van een katholieke elite aan drie Nijmeegse jongensinternaten, 1920-1970 is deze week verschenen bij Amsterdam University Press.

CV

Marieke Smulders (Budel, 1976)) studeerde tussen 1994 en 1999 geschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Tijdens de laatste jaren van haar studie was ze audiovisueel onderzoeker bij de KRO, waarna ze een half jaar bureauredacteur was bij het televisieprogramma Studio RKK. Van 2000 tot 2005 was Smulders redacteur KRO De Wandeling/ KRO Wandelen. Van 2005 tot 2010 was ze onderzoeker bij de Radboud Universiteit en in 2016 publiceerde ze de studie Midden tussen de mensen, over de Nederlandse priesters van het H. Hart. In 2017 keerde Smulders even terug bij de universiteit als onderzoeker, waarna ze in 2018 collectiespecialist werd bij het Katholiek Documentatie Centrum aan de Radboud Universiteit.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie