Belofte maakt nog geen schuld
Vorige week bevestigde het Centraal Bureau voor de Statistiek cijfermatig wat iedereen die zijn ogen en oren open houdt al wist of tenminste kon vermoeden. Dat het buitengewoon droevig gesteld is met het vertrouwen dat de Nederlandse bevolking van hoog tot laag stelt in de waarachtigheid van zijn gekozen bestuurders.
De cijfers, gebaseerd op een nadere analyse van het jongste Nationaal Kiezersonderzoek hebben alle kranten gehaald. Op een enkeling na vinden vrijwel alle Nederlanders (93 procent) dat ‘politici meer beloven dan ze waar kunnen maken’. Bijna de helft vindt dat je ‘Kamerlid wordt, niet zozeer door verdienste als wel door politieke vrienden’. En met name de mensen die alleen de lagere school met gunstig gevolg hebben doorlopen zijn van mening dat ‘ministers en staatssecretarissen vooral uit zijn op hun eigenbelang’.
Helemaal gelijkelijk is het schrikbarende cynisme niet over de aanhangers van de diverse politieke partijen verdeeld. Het zal geen verbazing wekken dat met name de kiezers die hoog opgeven van Geert Wilders en, op enige afstand, de kiezers die het in de Socialistische Partij wel zien zitten, nog een aantal graadjes negatiever zijn dan de brave CDA-stemmers of de oerdegelijke PvdA-aanhangers. Maar ook onder hen is het denkbeeld dat de Haagse bankjes gevuld zijn met hartstochtelijke verdedigers van het landsbelang geen gemeengoed meer.
Het onvermijdelijke gevolg van deze almaar toenemende kloof tussen de burgers en hun vertegenwoordigers (inmiddels door het CBS geschat op tweederde van de mensen die de welvarende polderdelta bewonen) is dat het politieke midden in hoog tempo aan het eroderen is. Als de peilingen van vandaag werkelijkheid worden bij de verkiezingen van overmorgen, dan is het vrijwel onmogelijk om een kabinet samen te stellen van keurige CDA-christenen, vrijheidslievende VVD-liberalen en betrouwbare PvdA-socialisten. Een totale ontwrichting van de naoorlogse politieke verhoudingen ligt al tijden op de loer.
Bij de CBS-cijfers vallen twee vragen te stellen. Hebben de cynici wellicht een deel van het gelijk aan hun kant? En is het hulpeloze antwoord van zoveel politici (‘We moeten de kiezer beter leren lezen’) toereikend om het tij straks te keren?
Persoonlijk geloof ik niet dat iemand op het idee komt om premier, minister of staatssecretaris te worden, louter om er zelf beter van te worden. Er zijn wel gerieflijker manieren denkbaar om het schip met goud binnen te laten lopen. Maar dat een Kamerlid zijn of haar benoeming eerder te danken heeft aan de partij die hem of haar naar voren schuift dan aan de eigen intrinsieke karakterkwaliteiten kan moeilijk ontkend worden. Nog altijd hoeft een kandidaat voor het Binnenhof de eigen plek niet te veroveren. Alle aanbevelingen dienaangaande die de Nationale Conventie gedaan heeft, zijn hardhandig terzijde geschoven.
Rest de vraag of politici in het algemeen meer beloven dan ze waarmaken. Natuurlijk! Nederland is het land van de coalitiekabinetten. Om te kunnen regeren moet elke politicus de dag na de verkiezingen inslikken wat hij de dag voor de verkiezingen nog bepleitte. Een klein voorbeeld: vier jaar lang schreeuwen Bos en zijn partijgenoten moord en brand dat er een onderzoek moet komen naar de Nederlandse deelname aan de oorlog in Irak. Maar omdat Balkenende daar geen trek aan heeft, verstomt die roep ineens als prijs voor het mogen meeregeren.
Belofte maakt nog geen schuld. Vandaar het hulpeloze Haagse antwoord. En vandaar de erosie van het politiek midden. Idealiter stemmen kiezers op een partijprogramma. Maar dat doen ze in de zekerheid dat er in de praktijk weinig of niets van zal worden uitgevoerd. Dat is de makke van de Nederlandse politiek. En daar varen de vleugels ter linker- en ter rechterzijde wel bij.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.