Autonomie bij stemming over wethouders
Mag een wethouder meestemmen in de raad indien hij of zij zelf kandidaat is? Het antwoord is ja.
Er lijkt sprake te zijn van een hevige belangenverstrengeling, maar ook hier geldt: publiek recht is publieke plicht. Bovendien kan een stemonthouding van de kandidaten leiden tot rare effecten. Indien bijvoorbeeld het gevormde college is gestoeld op een zeer kleine raadsmeerderheid kan deze meerderheid wegsmelten bij stemonthouding. De wet is hier ook duidelijk. Alleen bij voordrachten en herstemmingen – dus als het gaat om twee kandidaten, waaronder het betreffende raadslid – is stemonthouding geboden. In andere gevallen niet.
Een andere vraag die zich regelmatig voordoet bij de benoeming van wethouders is hoe er moet worden gestemd. Is een hoofdelijke stemming voorgeschreven, waarbij iedereen kan zien wie voor of tegen stemt? Of wordt hier een geheime schriftelijke stemming voorgeschreven? De discussie daarover heeft zich recent voorgedaan bij de herbenoeming van burgemeesters. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken stuurde een circulaire rond waarin wordt aangedrongen op een hoofdelijke stemming.
Ook het genootschap van burgemeesters bepleit een hoofdelijke stemming. Achtergrond is hier dat bij een hoofdelijke stemming de raadsleden met de billen bloot moeten. Duidelijk zichtbaar is dan wie de burgemeester niet wil zien herbenoemd. Daar is voor raadsleden nogal een risico aan verbonden. Krijgt de burgemeester alsnog zijn herbenoeming dan zal de tegenstem niet worden vergeten. Om die reden zijn er gemeenteraden die uitdrukkelijk kiezen voor de geheime schriftelijke stemming. De afwegingen van de individuele raadsleden zijn dan niet traceerbaar en dat vergroot natuurlijk wel de kans dat een herbenoeming niet doorgaat.
Het aardige van het wettelijke systeem is dat de keuze voor de ene of de andere stemmingswijze een autonome aangelegenheid is. Het wordt aan de raden overgelaten aan welke vorm de voorkeur wordt gegeven. Er bestaat dus vormvrijheid op dit punt en die vrijheid is van belang. Met vormvrijheid wordt bedoeld dat de Gemeentewet in het vierde hoofdstuk inzake de burgemeester geen voorschriften bevat over de stemmingswijze. Wel is er een voorschrift over de beslotenheid van vergaderingen en over de geheimhoudingsplicht.
Voor de benoeming van de wethouder bevat ook het derde hoofdstuk van de Gemeentewet geen specifieke voorschriften over de stemmingswijze bij de benoeming van wethouders. De beide hoofdstukken bevatten derhalve geen specialis ten opzichte van de generalis, zoals opgenomen in de artikelen 31 en 32 van de Gemeentewet. Op de onderhavige benoemings- en herbenoemingsbesluiten – derhalve stemmingen over personen – zijn om die reden de algemene stemvoorschriften van toepassing. Deze zijn neergelegd in het tweede hoofdstuk van de Gemeentewet.
De vormvrijheid van de benoemingsbesluiten – voortvloeiend uit het derde en vierde hoofdstuk van de Gemeentewet – mag echter niet tot de conclusie voeren dat er op deze voorschriften in het geheel geen stemvoorschriften van toepassing zijn. Integendeel. De raad moet daarbij kiezen tussen de procedure van art. 31 of die van art. 32 Gemeentewet en dat zijn de hoofdelijke stemming en de geheime schriftelijke stemming. Bij de benoeming van personen wordt overwegend gebruikt gemaakt van de geheime schriftelijke stemming. In sommige gemeenten wordt echter de hoofdelijke stemming gehanteerd en wel op basis van de overweging dat bij deze politieke benoemingen er maximale transparantie en kenbaarheid moet zijn. Daar is iets voor te zeggen, maar ook voor het omgekeerde. Nu de lokale autonomie toch al zwaar onder druk staat, is het heel goed dat bij de ordening van het politieke proces er veel aan de gemeenten wordt overgelaten. De minister en de wetgever moeten hier dus afblijven, ook bij de burgemeestersbenoeming.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.