Aflaat-politiek
Twee berichten vielen op door hun hoge symbolische waarde, vorige week. Het eerste was de publicatie van de WRR over ontwikkelingssamenwerking. Het tweede ging over Europarlementariërs, die het de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenland kwalijk namen dat de ze niet naar Haïti was gegaan.
Wat mij aan het WRR-rapport het meest fascineerde was de makkelijke wijze waarop de Raad concludeerde dat het vaste percentage van het Bruto Nationaal Produkt dat Nederland jaarlijks reserveert voor ontwikkelingssamenwerking, namelijk 0,7 procent, in toenemende mate een probleem is.
De opsteller van het rapport, Peter van Lieshout, in NRC Handelsblad: ‘Wij meten ontwikkelingshulp daaraan af, maar vraagstukken als veiligheid vallen er niet onder. De inhoudelijke argumenten daarvoor zijn erg dun…’
De discussie over die 0,7 procent heeft me altijd doen denken aan de discussie over het al dan niet verplicht stellen van taalcursussen voor allochtonen. Als je twintig jaar geleden riep dat Marokkanen en Turken verplicht op taalcursus moesten, verklaarde heel geëngageerd Nederland je voor een rechtse griezel. Ik heb wel eens geroepen dat de leidraad voor ontwikkelingssamenwerking niet moet zijn of je jaarlijks 0,7 procent van het BNP eraan besteed, maar of je er daadwerkelijk armoede mee vermindert. Ik behoorde daarmee in een klap tot de school van de radicale engerds.
Die 0,7 procent is voor velen waarschijnlijk een symbool van het reine geweten: we geven jaarlijks 0,7 procent van ons geld aan arme landen, dus hoeven we ons niet schuldig te voelen over de armoede in de wereld. Die 0,7 procent is dus eigenlijk een aflaat om het geweten te reinigen, niet om de armoede in de wereld te bestrijden.
Een ander fascinerend bericht was zoals gezegd dat Europarlementariërs zich boos hadden gemaakt omdat de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenland (Catherine Ashton) niet direct na de aardbeving naar Haïti was gereisd. Ik vond dat dus wel goed van die Ashton. Ze zal gedacht hebben: ‘het zit daar al propvol met hulpverleners, er landen meer dan honderd vliegtuigen per dag…wat kan ik er anders doen dan kijken hoe anderen pleisters plakken?’ En ze besloot niet te gaan, ook omdat de VN haar dat afraadde. Heel verstandig, want terwijl anderen noodhulp verlenen kan zij namens Europa alvast een goed plan bedenken voor de wederopbouw.
Maar nee, de voorzitter van de conservatieve fractie in het Europees Parlement klaagde: ‘De hele wereld vertoefde het voorbije wekeinde in Haïti, maar Europa was niet aanwezig…’ En met die uitspraak werd Haïti gereduceerd tot de nieuwste discotheek in de stad, the place to be. Ook weer goedkope symboolpolitiek. Die nergens anders toe dient dan het volk te laten zien dat Europa heus betrokken is bij de ramp in Haïti. Ashton als aflaat voor het schuldgevoel van Europa.
Politiek zou meer moeten gaan over het opstellen en realiseren van goede plannen, die daadwerkelijk iets bijdragen. Niet om het creëren van aflaten om de bevolking gerust te stellen.
Paul Lensink
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.