Academies in ademnood
In het kielzog van de externe inhuur, nemen de gemeentelijke uitgaven voor opleidingstrajecten ook steil af. De traditionele bestuursacademies kreunen.
Bedrijven die voor hun omzet van gemeentebudgetten afhankelijk zijn, hebben het niet gemakkelijk. Dat geldt niet alleen voor consultancy’s en detacheerders, in het kielzog van de adviesbureau’s krijgen nu ook de opleidingsinstituten met teruglopende omzetten te maken. Dat merkt althans Alex Tuhuteru van de Fontys Bestuursacademie.
Dit Tilburgse instituut - de voormalige Bestuursacademie Zuid-Nederland draagt sinds dit jaar de nieuwe naam - zag de omzet vorig jaar dalen, na jaren van groei. Met de naamswijziging (en bijbehorende reorganisatie) wil Fontys - sinds 2002 al eigenaar - de vooral in het zuiden gewortelde bestuursacademie tot een landelijke aanbieder laten uitgroeien. De Fontys Bestuursacademie kreeg onlangs een verlenging van de accreditatie voor de Bachelor of Public Administration. In andere woorden, zo stelt Alex Tuhuteru, sinds vorig jaar lid van het management-team: ‘Daarmee zijn we feitelijk een bestuurskunde-opleiding op hbo-niveau.’
En dat onderscheid geeft Fontys Bestuursacademie een voorsprong op de commerciële concurrentie van opleidingsinstellingen als bijvoorbeeld Bestuursacademie Nederland, Schouten en Nelissen en Boertien. En op de consultancys die voor zover zij opleidingstrajecten aanbieden, hun cursisten niet altijd certificaten kunnen verstrekken. Laat staan een hbo-getuigschrift. Doordat de bestuursacademie onderdeel is geworden van een hogeschool, is volgens Tuhuteru de ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid verankerd in onze bedrijfsvoering.’ Tuhuteru: ‘We zijn niet verplicht onze winst te maximaliseren en kunnen onze opleidingstrajecten tegen redelijke tarieven aanbieden.’
Bodemtarieven
Tegelijkertijd zit daar de pijn. Want in een markt waar volop op tarieven wordt geconcurreerd, is de prijsvoorsprong van een semi-publieke instelling snel weg. Tuhuteru wil niet ingaan op wat de concurrentie doet, maar ontkent niet dat de prijsdruk groot is. De consultancy’s hebben in hun hoogtijdagen een grote vraag naar opleidingstrajecten voor hun eigen medewerkers gehad. Nu een groot deel van de consultants sinds begin vorig jaar zonder opdracht op de bank zit – en in consultant- speak ‘niet declarabel’ is – mogen ze hun collega’s trainen. Daarvoor schakelen de consultancy’s niet noodzakelijk meer opleidingsinstituten in.
En zo is niet alleen het aanbod aan trainers toegenomen, ook de vraag heeft een forse klap gekregen. Een rondvraag onder de organisatoren van opleidingstrajecten leert dat de uur- en dagdeeltarieven die docenten vragen, in sommige gevallen onder de kostprijs gedaald zijn. Zo bevestigt ook een kenner van de markt: ‘Tarieven van 30 euro per uur zijn geen uitzondering meer. En het kan zelfs nog lager. Die consultancy’s hebben echt een structureel probleem. Wat moet je met al die overtollige mensen?’ Een andere kenner van de markt, die liever anoniem blijft - ‘iedereen kent elkaar in dit wereldje’ - stelt zelfs dat ‘een grote overheidsconsultancy tegen 20 à 25 euro per uur docenten in de markt zet. Die absolute bodemtarieven zijn echt iets van de laatste vier maanden.’
Workshops
Van overheidsconsultancy’s tot aanbieders die ook aan het langzaam maar zeker herstellende bedrijfsleven professionals leveren - allemaal leveren ze trainingen en cursussen aan hun klanten. Zo biedt Eiffel onder meer opleidingsmodules Handhaving, Overheidsfinanciën en Gebiedsontwikkeling. Ingenieursbureaus als DHV spitsen hun trainingsaanbod op hun eigen niche toe. Daarnaast zijn er nog partijen als Deloitte - onder meer cursussen Financiën en Grondexploitatie - en Yacht, dat gemeenten ondersteunt bij de invoering van de Wabo en daarvoor bijvoorbeeld workshops geeft.
Yacht, de landelijk marktleider in detachering, is volgens Joost Duffhues, branchedirecteur Lokale Overheid, ‘al jaren actief in vergunningverlening, toezicht en handhaving Duffhues: ‘Voor de crisis, in 2006 hadden wij ruim 500 professionals werkzaam in deze specifieke sector. Die professionals moesten we dat jaar opleiden voor de invoering van de Wabo.’
Daarvoor schreef Duffhues zelf de handleiding Goed opgeleid voor de Wabo. Duffhues onderstreept dat Yacht voor ‘dat soort trainingen altijd samenwerkt met de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht, de gemeenten en de opleidingsinstituten. Immers, er is een groot verschil tussen het krijgen van een workshop en het volgen van een opleiding. Met de opleidingsinstituten concurreren wij niet.’
Volgens Duffhues komt de prijsdruk niet zozeer van de consultancy’s vandaan. ‘De vraag naar trainingen daalt, en het aanbod van trainers en opleiders is gelijk gebleven, en misschien zelfs wel gegroeid. Het gevolg is dat de prijzen snel dalen.’ Het is hoe dan ook sappelen geworden in de opleidingenmarkt. En dat merkt ook de marktleider, de Bestuursacademie Nederland (BAN) in De Meern. Dit traditionele opleidingsinstituut heeft een geschat marktaandeel van 10 procent en is een fusiebedrijf van de vroegere provinciale bestuursacademies. Die regionale academies verzorgden desgewenst tot in de jaren negentig op kosten van de gemeenten in hun regio de vraag naar ambtelijke opleidingstrajecten. Ongeveer vijftien jaar geleden begonnen de academies onder druk van de gemeenten te fuseren. In 2005 gingen de drie overgebleven academies (die van de regio’s Noord, Oost en Randstad) samen in de Stichting Bestuursacademie Nederland - een zichzelf bedruipende organisatie zonder financiële koppeling aan de gemeenten. Om die privatisering te begeleiden trok het bestuur directeur Joost de Jong aan.
De Jong rondde de consolidatie zomer 2009 af, door de Stichting BAN om te zetten in een besloten vennootschap. Met die managementbuyout werd de BAN naar de letter een commercieel bedrijf. Met De Jong als meerderheidsaandeelhouders – volgens zijn eigen bv De Korfstee goed voor 60 procent van de aandelen. Een gouden aandeel is in handen van de goede-doelenstichting Innovatie Kwaliteit en Professionaliteit van het Openbaar Bestuur (Stichting IKPOB), met in het bestuur een gemeentelijke delegatie, onder voorzitterschap van CDAcoryfee en kandidaat-partijvoorzitter Sjaak van der Tak. De stichting, ziet op afstand toe op ‘continuïteit, kwaliteit van onderwijs en goed bestuur’.
In dat eerste zelfstandige jaar waren de cijfers nog goed. De omzet steeg met een kleine 12 procent en de winst was met 1,5 miljoen euro zelfs tweeënhalf keer zo hoog als het jaar ervoor.
Rampjaar
Maar toen kwam 2010. Het werd een rampjaar voor vrijwel elke organisatie die van zijn omzet van gemeenten afhankelijk is. En dus ook voor de Bestuursacademie Nederland. Het bedrijf heeft zijn jaarcijfers over 2010 nog niet bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd. Met welk percentage wil De Jong niet kwijt, maar dat de omzet gedaald is, erkent hij wel. De Jong heeft afgelopen jaar gereorganiseerd en flink gekort in de inhuur van docenten.
Toch is de gedaalde omzet niet het grootste probleem van De Jong. Immers, BAN heeft sinds de verzelfstandiging een winstoogmerk – of, beter gezegd, de Stichting IKPOB is niet verplicht eventuele verliezen aan te vullen. En wat als de crisis ertoe leidt, dat BAN verlieslatend wordt? Dat is wat in 2010 gebeurde. De Bestuursacademie leed een nettoverlies, waarvan De Jong uit concurrentieoverwegingen de hoogte niet wil delen. De directeur stelt dat zijn bedrijf het verlies uit de eigen kasmiddelen heeft kunnen aanvullen.
Hoe groot zijn buffer exact is, wil De Jong niet kwijt. En over het komende jaar is de directeur- grootaandeelhouder pessimistisch gestemd. De Jong: ‘Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar is de markt verlamd. Bovendien ligt de grondexploitatie voorlopig nog wel op zijn gat en zijn het Gemeentefonds en de bezuinigingen van Rutte een-op-een gekoppeld aan de rest van de economie. Het is wachten of de geprognosticeerde bezuinigingen in de mei-circulaire zullen worden bijgesteld. Het zou me niets verbazen als die markt heel 2011 en een groot deel van 2012 nog verlamd is.’
In het ergste geval volgen er nog twee verlieslatende jaren voor de Bestuursacademie. De Jong: ‘We zouden dan een beroep op de aandeelhouders moeten doen.’ De aandeelhouders, dat zijn De Jong zelf en directieleden Kees Jan de Maa en Rick Groetelaers. En natuurlijk de Stichting van Sjaak van der Tak, die volgens De Jong ‘desnoods ook zou kunnen bijspringen.’ Toch denkt De Jong dat dat niet nodig zal zijn. ‘Na onze reorganisatie is de positie van de Bestuursacademie gezond. De consultancy’s vormen geen structurele bedreiging voor ons. Zodra de markt weer aantrekt, zullen de eendagsvliegen weer zijn vertrokken. Het is niet mogelijk om meerjarig onder kostprijs diensten te leveren.’ Bovendien, zo stelt De Jong: ‘Hoewel de banden met de gemeenten formeel zijn doorgesneden, blijft de Bestuursacademie onder gemeenten een vertrouwde naam. We werken voor opleidingen intensief met veel gemeenteambtenaren samen. In de praktijk zitten we nog heel diep in de haarvaten van die gemeenten.’
Rotterdamse School
Toch is er één organisatie die nog dieper in de gemeentelijke haarvaten zit. Dat is de Rotterdamse School. Deze uitvoeringsorganisatie is onderdeel van de met een tautologie naamgegeven ‘Servicedienst’ en daarmee een volle opleidingsdochter van de gemeente Rotterdam. Als gemeentelijke afdelingen of ambtenaren een opleidingstraject nodig hebben, heeft elke dienst in de havenstad de mogelijkheid om bij de Rotterdamse School een traject in te kopen. De 10 adviseurs Leren en Ontwikkelen van de Rotterdamse School stellen op aanvraag opleidingstrajecten samen en maken daarvoor bij voorkeur gebruik van de inzet van Rotterdamse ambtenaren. Sommige trajecten verzorgen de adviseurs zelf en andere expertise koopt de Rotterdamse School in. Daarbij maakt de organisatie gebruik van het schaalvoordeel van de 13.000 Rotterdamse gemeenteambtenaren.
Nita Wissink, als teamleider bij de Rotterdamse School verantwoordelijk voor de inkoop, zag in haar gemeente de vraag helemaal niet teruglopen. Wissink, resoluut: ‘Nee, het jaar 2010 was zeker niet rustiger dan 2009. Integendeel, wij zagen het totale aantal cursisten vorig jaar nog toenemen.’ En, na een stilte: ‘Wij verwachten wel dat individuele cursussen dit jaar zullen teruglopen. Maar eerlijk gezegd hadden wij diezelfde verwachting vorig jaar ook al.’
Mede omdat de aanvraag van trajecten is toegenomen, overweegt de Rotterdamse School om het inkoopvoordeel dat zij voor ambtelijke Rotterdamse cursustrajecten weet te bedingen, ook beschikbaar te stellen voor ambtenaren in de randgemeenten om de havenstad. Wissink: ‘Dat is wel een ambitie die wij voor de toekomst hebben. Als wij met onze faciliteiten onderwijstrajecten voor de publieke sector goedkoper maken, dan is het logisch om dat ook voor meerdere gemeenten te doen.’
Het geeft aan dat gemeenten prima zelf in staat zijn om in hun opleidingsbehoefte te voorzien, zo betoogt Wissink. En zo ontstaat er na de privatisering van de grootste bestuursacademie toch weer een nieuwe, zij het, plaatselijker bestuursacademie.
Meestal betaalt werkgever
Niet-reguliere scholing blijkt bijna altijd volledig door de werkgever te worden betaald: in ruim
negen van de tien gevallen. Reguliere scholing wordt vaker door de werknemers zelf betaald
(11%) of deels door de werkgever (19%). Kleinere gemeenten trekken eerder de portemonnee
dan grotere gemeenten. Het aandeel van gemeenten dat de opleidingen volledig betaalt, is gemiddeld
22 procent hoger onder gemeenten met minder dan 50.000 inwoners dan bij gemeenten
die meer dan 50.000 inwoners hebben.
Dynamiek in de markt
Grilligheid lijkt troef waar het gaat om het marktaandeel in de (bij)scholing van gemeenteambtenaren. In 2008 had de Bestuursacademie Nederland (BAN) 25 procent van die markt in handen. Dat zou blijken uit een onderzoek van het A+O fonds uit november van dat jaar.
De BAN voerde met een straatlengte voorsprong de top 3 aan. Op de tweede plaats: de Bestuursacademie Zuid-Nederland met een marktaandeel van 12 procent. Derde was het NCOI met 4 procent. De BAN heeft naar eigen zeggen een geschat marktaandeel van tien procent. Daarmee is het fusiebedrijf van de vroegere provinciale bestuursacademies marktleider. Uit recent onderzoek van het A+O fonds blijkt dat het marktaandeel van de BAN 6 procent bedraagt, althans waar het gaat om niet-reguliere scholingen – cursussen, trainingen, opleidingen of workshops. Particuliere opleidingsinstellingen hebben een derde van die markt in handen. De markt van niet-reguliere scholingen is ook de grootste: van alle gemeenteambtenaren die zich laten scholen, volgt hooguit een op de tien een reguliere opleiding.
De markt
Uit het A+O fonds onderzoek blijkt dat de particuliere opleidingsinstituten de markt voor een derde in handen hebben waar het de niet-reguliere opleidingen betreft. Daarnaast biedt de eigen gemeente vaak cursussen, trainingen of workshops aan (15%). De niet-reguliere opleidingen worden verder vaak aangeboden door samenwerkingsverbanden van meerdere partijen (18%). De Bestuursacademie Nederland heeft een marktaandeel van 6 procent. De Bestuursacademie Zuid- Nederland blijkt als aanbieder van niet-reguliere opleidingen 2 procent van de markt in handen te hebben.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.