Advertentie
sociaal / Nieuws

Zware eisen aan medewerkers centra jeugd en gezin

gemeenten denken te licht over de operatie, zeggen de beroepsverenigingen in de jeugdzorg.

09 september 2011

Nog dit jaar moet in alle gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin open gaan. Behoorlijk wat gemeenten denken te licht over de operatie, zeggen de beroepsverenigingen in de jeugdzorg.

Er moeten zware eisen gesteld worden aan de medewerkers van de Centra voor Jeugd en Gezin, vinden de beroepsverenigingen in de jeugdzorg. Ieder centrum moet minimaal beschikken over een jeugdarts, een jeugdverpleegkundige, een maatschappelijk werker en een gedragsdeskundige. De beroepsverenigingen schrijven dit in een gezamenlijk advies (zie kader) aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Binnenkort stuurt staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een beleidsbrief aan de Tweede Kamer over de overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten.

 

Elke gemeente moet dit jaar beschikken over een CJG, dat de eerstelijnszorg coördineert en eventuele tweedelijnszorg in gang zet. Volgens Henrique Sachse, vicevoorzitter van de AJN en vertrouwensarts bij een Meldpunt Kindermishandeling (AMK) verschillen de inrichting en kwaliteit van de CJG’s die er al zijn nogal in gemeenten en regio’s. ‘Veel gemeenten hebben hun zaakjes op orde en zijn druk bezig met de voorbereiding van de stelselherziening. Maar we zien ook nog behoorlijk wat gemeenten waar de ontwikkeling en inhoud niet optimaal zijn en waar naar onze inschatting te licht gedacht wordt over de operatie. Deze gemeenten beseffen onvoldoende wat er op het lokale veld af komt als de jeugdzorg niet naar behoren functioneert.

 

Er moet voldoende capaciteit voor lichte zorg aanwezig zijn en als het nodig is moet er snel hulp geboden worden. Preventie en vroege signalering kunnen voorkomen dat later zwaardere vormen van hulpverlening nodig zijn. Dat vraagt van gemeenten dat ze flink investeren in de ‘voorkant’: preventie, vroegdiagnostiek en het versterken van de eigen omgeving van het kind en de eerstelijnszorg. Als je dat niet bijtijds doet, verergeren problemen en kom je terecht bij zwaardere zorg.’

 

Ondergrens

 

Eén identiek model of blauwdruk voor alle gemeenten is volgens Sachse beslist niet wat de beroepsverenigingen beogen. Wel stellen zij als ‘ondergrens’ de aanwezigheid van een ‘basismodel’ CJG met genoemde deskundigen aan boord. ‘Die expertise is echt noodzakelijk om te kunnen beoordelen of signalen passen in de normale ontwikkeling van een kind, of dat er mogelijk méér aan de hand is. De professionals moeten in staat zijn de ernst van de situatie en de sociale en medische context te wegen.

 

Dat vraagt om vakbekwaamheid en ervaring. Te vroeg inschakelen van tweedelijnszorg is heel ingrijpend voor gezinnen, te laat inschakelen nog erger.’ De beroepsverenigingen dringen aan op een door het Rijk verplichte beroepsregistratie voor HBO-ers en WO-ers in de CJG’s, en op regels waaraan deze medewerkers moeten voldoen.

 

Ook willen zij ethische richtlijnen voor de samenwerking. Nu opereren de professionals en organisaties volgens Sachse ‘nog te vaak en te veel op hun eigen stuk’. Het advies beperkt zich tot het inschakelen van vrijwillige hulpverlening en spreekt zich niet uit over (gedwongen) jeugdbescherming en jeugdreclassering.

 

De beroepsverenigingen vinden dat het niet aan hen is om te oordelen of er extra geld bij moet in de jeugdzorgketen. Sachse: ‘Gemeenten hebben hun akkoord gegeven aan de voorgenomen stelselherziening. Ik ga er van uit dat zij dan ook de middelen beschikbaar stellen om taken naar behoren uit te voeren. Als het pakket in het lokale veld groter wordt, dan is daar meer geld en menskracht nodig. In de totale keten, van eenvoudige en soms informele ondersteuning tot en met de zwaarste vormen van zorg, gaat al veel geld om. De noodzaak om aan de voorkant te investeren betekent verschuiving van budgetten.’

 

Geen haast

 

De CJG’s moeten volgens Sachse ‘lerende organisaties’ worden. De beroepsverenigingen vragen in hun advies om aandacht en geld voor opleiding en begeleiding. Volgens hen kunnen in cao’s afspraken gemaakt worden om een bepaald percentage van de loonsom van de instellingen beschikbaar te stellen voor scholing en opleiding. Daarnaast kunnen gemeenten in hun subsidievoorwaarden eisen dat er geld wordt vrijgemaakt voor opleiding en scholing. Haast is volgens Sachse funest voor het welslagen van de stelselhervorming.

 

‘Dit is hét moment om de jeugdzorg en de jeugdgezondheidszorg dichter bij elkaar te brengen. Die kans moeten we als beroepsveld en als overheid aangrijpen. De opbrengsten van dit beleid vergen lange-termijn-denken. Dat kan op gespannen voet staan met het snel resultaten willen boeken op lokaal niveau. Bestuurders moeten bereid zijn om over de eigen regeerperiode heen te kijken’.


 Beoogde werkwijze voor CJG’s
Het advies aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is ondertekend door Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN), Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW), Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO), Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN, fractie Jeugd) en de Belangenvereniging Medewerkers Bureau Jeugdzorg (BMJ). In het advies schetsen de beroepsverenigingen de door hen beoogde werkwijze voor inschakeling van zorg via de Centra voor Jeugd en Gezin.

 

* Ouders of jongeren kloppen aan bij het CJG of worden door onderwijs, sportclubs en tweedelijnswerkers, doorverwezen.
* Het CJG schat in of de veiligheid van het kind in het geding is.
* De CJG-ers geven zelf ondersteuning (‘lichte hulp’) of schakelen zo nodig andere deskundigen in.
* Als gespecialiseerde zorg of crisisinterventie nodig lijkt, volgt een ’multidisciplinaire consultatie’ door meerdere professionals met verschillende achtergrond.
* Er wordt geen hulp verleend over de hoofden van betrokkenen. In aanwezigheid van de cliënt (ouders, jongere) wordt vastgesteld of het gezin bekend is bij de hulpverlening en of er sprake is van somatische of psychiatrische problemen.
* Indien mogelijk krijgt het sociale netwerk van het gezin (familieleden, buren, school enz.) een steuntje in de rug. Ook volgt een inschatting of de ouders willen en kunnen zorgen voor een veilige opvoedsituatie.
* Een universitair geschoolde professional is eindverantwoordelijk voor het inschakelen van een passende vorm van hulp.
* Als een huisarts direct een zorgaanbieder inschakelt, informeert hij, in overleg met de cliënt, het CJG.
* De zorgaanbieder bepaalt het hulpaanbod en stelt een behandelplan op.
* Een door het CJG aangewezen ‘zorgcoördinator’ kijkt mee en evalueert met ouders, kinderen en de zorgaanbieder de verleende zorg.
* Alle disciplines die te maken hebben met opgroeien en opvoeden hebben een directe ‘link’ met het CJG. Professionals kunnen elkaar consulteren als dat nodig is.  

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie