Participatiebudget 2015 pakt slecht uit voor zwakke gemeenten
De totaalbedragen zeggen overigens weinig over de budgetten per gemeente. Die verschillen enorm. Niet minder dan 285 gemeenten krijgen een zwaardere korting op het re-integratiebudget dan de gemiddelde 8 procent.
Veruit de meeste gemeenten moeten het komend jaar meer en moeilijker klanten re-integreren met minder geld dan ze dit jaar krijgen voor alleen hun bijstandscliënten. Anders dan staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, PvdA) in de Tweede Kamer suggereerde, leveren ook de dertig zwakste gemeenten flink in.
Dit blijkt uit analyses door Binnenlands Bestuur van de onderdelen waaruit het participatiebudget voor 2015 bestaat. Zoals bekend kort het rijk de bestaande middelen voor re-integratie met gemiddeld 8 procent: van 636 miljoen in 2014 naar 585 miljoen in 2015, oftewel 51 miljoen euro. Vanaf 1 januari klopt een nieuwe groep bij de gemeente aan voor begeleiding naar werk: mensen die niet meer in de sociale werkvoorziening of in de Wajong terechtkunnen. De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gaat op slot en de Wajong is er straks alleen nog voor jongeren die volledig en voorgoed arbeidsongeschikt zijn. Om deze nieuwe doelgroep te re-integreren, krijgen gemeenten in 2015 in totaal 24 miljoen euro. Per saldo hebben gemeenten voor re-integratie van de bestaande en nieuwe doelgroep tezamen het komend jaar 609 miljoen euro. Dat is 27 miljoen euro (4,2 procent) minder dan wat ze dit jaar hebben voor alleen de bestaande groep bijstandsklanten.
De totaalbedragen zeggen overigens weinig over de budgetten per gemeente. Die verschillen enorm. Niet minder dan 285 gemeenten krijgen een zwaardere korting op het re-integratiebudget dan de gemiddelde 8 procent. Voor 23 gemeenten loopt de korting zelfs op tot 31 procent, de maximale daling. Slechts acht gemeenten krijgen komend jaar een hoger re-integratiebudget dan ze nu hebben (zie infographic).
(klik hier voor een grotere afbeelding)
Motie
Ook de zwakste gemeenten gaan er op achteruit. De Tweede Kamer vroeg staatssecretaris Klijnsma per motie om bij de verdeling van de participatiepot rekening te houden met de situatie op de regionale arbeidsmarkt, om zo met name kwetsbare groepen in Oost-Groningen, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen te ontzien. Daardoor kwam de maatstaf ‘bereikbare banen’ in het verdeelmodel terecht, waarmee het aantal banen wordt bedoeld op ‘acceptabele reisafstand’ van de beroepsbevolking in een regio. Speciale aandacht besteedde Klijnsma aan dertig gemeenten, de meeste gelegen in Groningen en Limburg, met én de hoogste instroom in de Wsw en de Wajong én de slechtste arbeidsmarkt.
Verwacht mag worden dat zij vanaf 1 januari de meeste nieuwe klanten op de stoep krijgen, terwijl deze gemeenten een bovengemiddelde inspanning moeten verrichten, vanwege het geringe uitzicht op een baan door de slechte regionale arbeidsmarkt. ‘Hoeveel geld krijgen de [Groningse en Limburgse] regio’s nu via het huidige model en straks via het nieuwe model?’, wilde de Kamer vervolgens weten. Het antwoord van Klijnsma op 25 juni leest enigszins als een woekerpolis: op papier behoorlijke rendementen, maar in werkelijkheid verlies. Klijnsma schrijft: ‘De gemeenten in Oost-Groningen (Stadskanaal, Veendam, Pekela, Appingedam en Oldambt) en in Zuidoost-Limburg (Brunssum, Landgraaf, Kerkrade en Heerlen) gaan er gemiddeld 1,2 procent op vooruit ten opzichte van het gecorrigeerde budget 2014. Van deze 9 gemeenten gaat er één gemeente op achteruit (Oldambt: 43.000 euro) en acht op vooruit. Per gemeente varieert dit tussen -1,75 procent en +5,74 procent.’
Maatstaf
De duivel zit in de woorden ‘gecorrigeerd budget’, waarmee ze de algehele korting op het re-integratiebudget van 8 procent bedoelt. Dankzij de maatstaf ‘bereikbare banen’ gaan de dertig zwakste gemeenten er iets minder op achteruit dan zonder deze maatstaf, hetgeen door Klijnsma als flinke plussen wordt gepresenteerd. De werkelijkheid is dat alle dertig zwakste gemeenten er in 2015 op achteruit gaan. Tien van hen zelfs met meer dan het landelijk gemiddelde van 8 procent, waaronder Vlagtwedde (-12,8 procent), Loppersum (-10,4) en Oldambt (-9,6).
Arbeidsvermogen
Naast een re-integratiebudget voor de ‘klassieke doelgroep’ is er een budget van 24 miljoen euro voor de ‘nieuwe doelgroep’. Het gaat om jongeren die niet volledig arbeidsongeschikt zijn, maar nog ‘arbeidsvermogen’ hebben en daarom niet meer in de Wajong komen. Jonge arbeidsongeschikten met arbeidsvermogen behoren vanaf 1 januari ook tot de re-integratieverantwoordelijkheid van gemeenten. Dat geldt ook voor de mensen die nu nog een indicatie voor de sociale werkvoorziening krijgen. Vanaf 2015 krijgt niemand die meer. Zo ontstaat de komende jaren een groeiende groep van nieuwe re-integratieklanten. Het budget dat gemeenten voor deze nieuwe doelgroep krijgen, loopt op van 24 miljoen in 2015 naar 165 miljoen in 2019. Tegen die tijd is overigens wel nog 90 miljoen gekort op het re-integratiebudget voor de klassieke doelgroep (terug van 585 miljoen naar 495 miljoen).
Uitgesplitst naar gemeenten blijkt het participatiebudget voor de nieuwe doelgroep in 2015 veelal centenwerk. De bedragen variëren ook hier sterk. Gemiddeld krijgen gemeenten € 1,43 per inwoner, maar 282 gemeenten krijgen minder (waaronder drie van de vier grote steden). De bedragen lopen uiteen van 9 cent per inwoner in Eemnes tot € 3,02 per inwoner in Heerlen. Van de dertig zwakste gemeenten krijgen De Marne, Vlagtwedde en Vaals het minst (minder dan € 1,80 per inwoner) en Kerkrade (€ 2,66), Pekela (€ 2,82) en zoals gezegd Heerlen het meest.
WSW
De derde groep in het participatiebudget zijn mensen die tot dusverre participeerden op een beschutte werkplek in de sociale werkvoorziening. Nieuwe Wsw-cliënten komen er vanaf 1 januari niet meer bij. Het is de bedoeling dat het aantal mensen dat er nu werkt – zo’n 100 duizend – door natuurlijk verloop, pensionering en overlijden geleidelijk afneemt tot maximaal 30 duizend. De mensen die vanaf 1 januari normaal gesproken op de wachtlijst van de sociale werkvoorziening zouden belanden, komen nu ook aan het gemeenteloket voor hulp naar werk. Het budget voor de zittende populatie Wsw’ers gaat de komende jaren omlaag: van 2,3 miljard in 2015 naar 1,6 miljard in 2019. Deze budgetdaling wordt dus voor het grootste deel veroorzaakt doordat het aantal Wsw-ers afneemt. Daarnaast daalt ook de subsidie die het rijk per werknemer betaalt (op dit moment 26 duizend euro), vanaf 2015 stapsgewijs met ongeveer 500 euro per werknemer per jaar, tot uiteindelijk 22.000 euro.
Ook hier laat de verandering van het budget flinke lokale verschillen zien. Dit heeft te maken met de manier waarop de daling van het aantal Wsw’ers per gemeente wordt berekend. Het hiervoor ontwikkelde model gaat uit van de ‘blijfkans’: de kans dat iemand ook volgend jaar nog in het sw-bedrijf werkt. Deze kans hangt onder meer af van de leeftijd en het geslacht van de medewerkers en van de zwaarte van hun handicap. Het ene Wsw-bedrijf is het andere niet, zo blijkt uit de kansberekening. Zo wordt de kans dat iemand uit bijvoorbeeld Losser in 2020 nog steeds in de sociale werkvoorziening zit, geschat op 55 procent en in bijvoorbeeld Landsmeer op 82 procent. Voor gemeenten met minder dan honderd Wsw-cliënten is de berekening wat gedempt, omdat toeval een grotere rol speelt bij kleine aantallen. De werkelijke uitstroom is met dit model dan dus minder goed te voorspellen.
Instroom
Bij 171 gemeenten stijgt het budget in 2015 ten opzichte van 2014. Dit komt doordat er in deze gemeenten tot 31 december naar verwachting nog nieuwe Wsw’ers instromen.
De budgetstijging is wel gemaximeerd tot 2,4 procent per inwoner. Gemiddeld over alle gemeenten daalt het Wsw-budget in 2015 met 4,5 procent ten opzichte van dit jaar. 178 gemeenten krijgen te maken met een grotere daling, waarbij het Limburgse Stein de ranglijst aanvoert: -9,4 procent. Van de dertig eerder genoemde zwakste gemeenten leveren er 22 meer in dan landelijk gemiddeld, met aan kop Landgraaf (-6,6 procent), Oldambt, Kerkrade en Appingedam (ieder -6,3 procent).
Participatiebudget
Alles bij elkaar bedraagt het participatiebudget voor 2015 een krappe 2,9 miljard euro, waarvan de Wsw veruit het grootste deel uitmaakt. Dit budget daalt de komende jaren telkens met ongeveer 150 miljoen. Hoewel voor de re-integratie van de klassieke doelgroep, de nieuwe doelgroep en de Wsw-ers verschillende verdeelmodellen zijn gemaakt om bedragen per gemeente vast te stellen, zijn gemeenten vrij om de budgetten in te zetten hoe ze willen.
Per gemeente bepalen de Wsw-gelden dus in belangrijke mate het totale participatiebudget. Stadskanaal krijgt alles bij elkaar het meest: 597 euro per inwoner. In de top tien staan uitsluitend gemeenten die staatssecretaris Klijnsma tot de dertig zwakste rekent. Ervan uitgaande dat er met het budget voor de Wsw’ers niet veel te schuiven valt, moet het oude en nieuwe re-integreren dus vooral gebeuren met de 609 miljoen euro die hiervoor beschikbaar is. Op de ranglijst ‘participatiebudget exclusief Wsw-gelden’ staat Rotterdam bovenaan, met 111 euro per inwoner. Ook Amsterdam (85 euro) en Den Haag (77 euro) staan in de top tien.
Van de zwakste gemeenten doen alleen Heerlen (100 euro) en Kerkrade (84 euro) nog mee. De afbouw van de sociale werkvoorziening zal de participatiebudgetten van de zwakste gemeenten daarmee zwaarder treffen dan andere gemeenten.
Kijk voor de samenstelling van de budgetten voor alle gemeenten op www.binnenlandsbestuur.nl/3D-verdeling-budget.
Lees verder: Op zoek naar wil en winst
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.