Advertentie
sociaal / Nieuws

Vier gemeentelijke worstelingen met taaleis

Er komt voorlopig weinig terecht van de taaleis in de bijstand, concludeert het CBS naar aanleiding van onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Waarmee worstelen gemeenten bij de uitvoering?

30 januari 2018

Er komt voorlopig weinig terecht van de taaleis in de bijstand, concludeert het CBS naar aanleiding van onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Waarmee worstelen gemeenten bij de uitvoering?

Geen taaltoets in 140 gemeenten

Uit het CBS-onderzoek blijkt dat meer dan 140 gemeenten in de peilmaand april 2017 geen taaltoetsen bij bijstandsgerechtigden afnamen. Vijfendertig procent had toen nog geen taalplan opgesteld en slechts drie gemeenten verlaagden een keer of vaker iemands uitkering voor het niet voldoen aan de taaleis. Het CBS-onderzoek bevat behalve deze statistieken ook passages uit een twintigtal interviews waaruit blijkt waar gemeenten mee worstelen bij de uitvoering van de taaleis. Een aantal observaties springt in het oog.  

1. Te oud

Voor sommige mensen uit de doelgroep is re-integratie niet meer realistisch. De taaleis wordt in sommige gevallen dan ook niet toegepast op ouderen omdat deze vooral gekoppeld wordt aan de re-integratieverplichting, blijkt uit de interviews. Een respondent laat weten dat 63-plussers in zijn of haar gemeente niet aan de eis hoeven te voldoen omdat deze groep tegen de tijd dat het traject is afgerond niet meer sollicitatieplichtig is. Het stellen van taaleisen zou in deze gevallen volgens de respondent geen functie richting de arbeidsmarkt meer hebben.

2. Te weinig capaciteit

De Wet Taaleis Participatiewet leidt tot een grote work load. De taaleis geldt, behalve voor nieuwkomers, ook voor het bestaande cliëntenbestand. In een aantal gemeenten is besloten om de ‘oude’ bijstandsklanten op hun taalvaardigheid te testen bij de herbeoordeling. Volgens het CBS hebben meerdere gemeenten aangegeven dat dit dermate veel tijd en capaciteit vergt, dat dit nog niet is gelukt. ‘Het uitgangspunt van de wet wordt omarmd, maar de uitvoering geeft veel (extra) bureaucratie’, vindt een respondent. ‘De Wet Taaleis heeft tot capaciteitsproblemen geleid. De aanscherping wordt op zich niet verkeerd geacht, maar de manier waarop had anders gekund. Het is veel werk om alles op te zetten en bij te houden; erg arbeidsintensief in vergelijking met wat het oplevert’, aldus een andere geïnterviewde.

3. Screeningscriteria ontoereikend

Een groep mensen die het Nederlands niet goed genoeg beheerst, wordt niet als danig herkend. Meerdere gemeenten wijzen er volgens het CBS op dat cliënten die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen soms alsnog voldoen aan de screeningscriteria. ‘Het inburgeringsdiploma is bijvoorbeeld een momentopname. Het kan voorkomen dat iemand dat lang geleden heeft gehaald en dat vervolgens de taalvaardigheid is weg geëbd. Maar die persoon voldoet volgens de wet wel aan de taaleis. Of iemand die wel minimaal acht jaar Nederlandstalig onderwijs gevolgd heeft, maar toch laag geletterd is, dat komt ook voor’, aldus een respondent

4. Te streng

De wet schiet zijn doel voorbij. In het geval dat een cliënt die de taal niet beheerst en zich hiervoor onvoldoende heeft ingespannen moet volgens de Wet Taaleis Participatiewet een korting op de uitkering volgen. Die bedraagt twintig procent in het eerste half jaar, veertig in het tweede half jaar, en een volledige korting als een uitkeringsgerechtigde zich na een jaar nog niet heeft ingespannen. Sommige gemeenten kiezen er voor om een maatregel te treffen volgens de Participatiewet en niet volgens de Wet Taaleis. ‘De Wet Taaleis is heel streng’, vindt een respondent. ‘Dat gaat niet goed samen met de opdracht van de Participatiewet: kijk bij elke klant wat er aan de hand is, lever maatwerk.’ Ook wordt door sommigen liever gehandhaafd op basis van de Participatiewet, omdat binnen dat kader een inkeerregeling bestaat. 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Petra
Ik was in de veronderstelling dat 'de Bijstand' een vangnetregeling is met de bedoeling om mensen daar zo snel mogelijk weer uit te laten stromen, liefst naar betaald werk.



Ik lees nu dat ik naïef ben geweest. Alle extra inspanningen die gemeenten moeten verrichten om mensen uit de Bijstand te laten stromen of ze op hun uitkering te korten zijn kennelijk teveel gevraagd. Dat veel mensen voor wie de taaleis geldt nu tot aan hun AOW in de bijstand kunnen blijven zitten is het gevolg maar niemand maakt zich daar zo te lezen druk om.



We zijn met elkaar nog steeds te rijk in Nederland maar dat gaat niet lang meer duren, dan zijn we allemaal arm en ik vind dat geen aantrekkelijk perspectief. U wel?
Advertentie