Advertentie
sociaal / Column

Prikkelen

Gedachten over de voortgang van de transitie jeudgzorg zijn niet altijd geschikt om op te nemen in de formele rapporten van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ). Ze zijn het wel waard om met een breder publiek te delen. Column Leonard Geluk, voorzitter van de TSJ.

26 september 2013

Een verwondering, verzuchting of reflectie op de voortgang transitie jeugdzorg. Dat ga ik  u als voorzitter van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) in deze columns ‘voorschotelen’. Het zal gaan om gedachten die niet altijd geschikt zijn om op te nemen in de formele rapporten van de TSJ, maar het wel waard zijn om te delen met een breder publiek.

Dit is mijn eerste column voor Binnenlands Bestuur. Als voorzitter van de TSJ heb ik – samen met mijn collegaleden van de TSJ − de opdracht te kijken naar de voortgang van de stelselwijziging Jeugd. Ik overleg met allerlei partijen die een rol spelen bij de transitie en transformatie van de jeugdhulp: gemeenten, cliënten, zorgaanbieders, koepelorganisaties, professionals, zorgverzekeraars, huisartsen. Dat is een boeiende taak die een helder beeld geeft over politiek en bestuurlijk Nederland, maar ook over implementatiekracht en de werkelijkheid van de hulpverlening op de werkvloer.

Als transitiecommissie hebben we tot heden twee rapportages en een briefadvies uitgebracht. Algemene conclusie: we maken ons zorgen over tempo en voortgang van de stelselwijziging. In onze eerste rapportage hebben we drie zorgen geuit: er was te weinig sturing, te weinig inzicht in de opgave en continuïteit van zorg was het grote afwezige thema in het decentralisatieproces. Let wel, dit was in januari 2013. Inmiddels zijn we negen maanden verder. Gelukkig is realisme en pragmatisme het decentralisatieproces binnen geslopen. Daarmee is er ook een grotere nadruk gekomen op het proces van transitie: de beweging van het oude stelsel naar het nieuwe stelsel. Voor alle duidelijkheid: visie is broodnodig. Doel van de stelselwijziging is de transformatie van de zorg. Maar het organiseren van de beweging vanuit het huidige stelsel naar het nieuwe stelsel is op zijn minst even belangrijk. Dan begint het met de vraag: kunnen we als regio echt continuïteit van zorg bieden? Dit moet worden vastgesteld in de regionale transitiearrangementen.

Op dit moment zijn gemeenten, jeugdhulpaanbieders en huidige financiers druk doende om deze transitiearrangementen op te stellen. De afgelopen week heeft de TSJ de eerste gesprekken gevoerd met de regio over de voortgang van de transitiearrangementen. Onze eerste indruk is dat er ontzettend veel werk wordt verzet om voor 31 oktober een set van afspraken te kunnen vaststellen, die de komende jaren continuïteit van zorg realiseert. We komen ook knelpunten tegen. Zo komt bijvoorbeeld de onduidelijkheid over het budget vaak terug. Ook de rol van de verzekeraar, de positionering van de huisarts, de mate van realisering van echte transformatie, de toekomst van bureau Jeugdzorg; het zijn allemaal thema’s die aandacht verdienen.

Ik ben positief over de arrangementen: knelpunten komen goed in beeld en ze maken duidelijk waaraan in de periode tot aan 1 januari 2015 nog hard moet worden gewerkt. Hoewel er nog veel moet gebeuren en er enkele regio’s achterlopen, is het onze indruk dat er voldoende voortvarend aan de transitie wordt gewerkt. Over vijf weken − in de eerste week van november − kunnen we daar een definitief oordeel over geven.

Eerder had ik het over de verschillende partijen die we als transitiecommissie in ons werk tegenkomen. Iedere partij heeft een eigen belang. Een belang dat gaat over geld, over invloed, over autonomie, over zeggenschap. Als TSJ benaderen we de vraagstukken die in de transitie aan de orde zijn niet vanuit het belang van een bestuurslaag of een instelling, maar vanuit het belang van kwetsbare kinderen en gezinnen die hun zorg gecontinueerd moeten zien. Onze blik is ‘maatschappelijk’. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting bij de vraag hoe met frictiekosten moet worden omgegaan. Het probleem van de frictiekosten is nu van niemand. Pas als reduceren van frictiekosten een gezamenlijk probleem is en er samen wordt gewerkt aan het beperken van kosten, wordt het probleem oplosbaar. Gelukkig kunnen we vaststellen dat er in Nederland veel mensen zijn die vanuit een maatschappelijk perspectief werken en niet primair vanuit het belang van de eigen instelling of gemeente. De betrokkenheid van gemeenten en zorgaanbieders is groot en dat is ontzettend belangrijk.

Zoals gezegd zijn gedachten als deze niet altijd geschikt om op te nemen in de formele rapporten van de TSJ, maar wel om te delen. Elke twee weken wil ik u daarom meenemen in een verwondering, verzuchting of reflectie van deze betrokken buitenstaander. Wordt vervolgd….

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Fokko witteveen / Bestuurder Trias Jeugdhulp
Vorig jaar heb ik een boekje geschreven over de transitie van de jeugdzorg met de titel: "gewoon doen en gewoon doen" in het hoofdstuk manoeuvreren pleit ik voor het hanteren van het zogeheten " Domburgs model" . Met het lezen van deze column ben ik blij dat ook de commissie van oordeel is transitie en transformatie, hoewel aan elkaar gekoppeld, twee min of meer gescheiden trajecten zijn. In de regio IJsselland, waar Trias Jeugdhulp toe behoort, is nadrukkelijk gekozen voor het scenario van de zachte landing en het gezamenlijk opstellen, niet vrijblijvend overigens, van de innovatieagenda. Dit alles in het belang aan ons toevertrouwde gezinnen (continuïteit) en het niet verspillen van overheidsmiddelen (frictiekosten). Ondanks het feit dat er nog talrijke kwesties aan de orde moeten komen en de tijd gaat dringen is met deze keuze een goede basis gelegd voor het vervolg en dat deze keuze enigszins lijkt op het door mij geïntroduceerde Domburgs model doet mij uiteraard deugd
Advertentie