Van vechtscheiding naar verliesscheiding?
Vechtscheidingen zijn een vorm psychisch geweld naar kinderen en vormen daarmee een ernstige bedreiging voor de veilige ontwikkeling van kinderen.
Donderdag 21 november jl. bezochten meer dan 300 deelnemers de BJAA academie over vechtscheidingen in de Balie. Nooit eerder bezochten zoveel deelnemers onze academie. Het thema leeft en niet alleen omdat vechtscheidingen inmiddels zo’n 25 procent van het werk van Bureaus Jeugdzorg uitmaken. Een aantal interessante bevindingen wil ik nu alvast graag met u delen.
Vechtscheidingen zijn een vorm psychisch geweld naar kinderen en vormen daarmee een ernstige bedreiging voor de veilige ontwikkeling van kinderen. Vechtscheidingen komen veelal pas in het vizier van de jeugdzorg als ze al volledig uit de hand zijn gelopen. Soms via een zorgmelding over kinderen, maar veelal pas nadat er door de rechter een omgangs-OTS is uitgesproken. Dit gegeven pleit er in eerste instantie voor om meer te investeren in vroegtijdig signaleren en laagdrempelig preventief aanbod. Een mooie taak voor de gemeenten die straks verantwoordelijk worden voor de hele jeugdzorg, maar ook voor de pedagogische civil society vooral als het gaat om vroegsignalering (scholen, kinderopvang, de buurt, etc). Voor financieel kwetsbare ouders is het daarbij van groot belang dat al bestaande vormen van mediation en therapie als geïndiceerde jeugdzorg worden aangeboden.
Tegelijkertijd moet niet te optimistisch worden gedacht over de mogelijkheden van preventief aanbod. Een vechtscheiding ontstaat immers als gevolg van gevoelens van boosheid, verdriet, krenking en verlies bij ouders. Gevoelens die zo heftig zijn dat het belang van de kinderen volledig uit het zicht verdwijnt. Soms belemmert eveneens aanwezige psychiatrische problematiek bij beide of één van de ouders ook het zelfinzicht dat nodig is om in het belang van het kind de strijdbijl te begraven. Er zullen dus altijd veel vechtscheidingen op het bordje van de jeugdzorg terecht blijven komen.
Vervolgens is de vraag of we vanuit de jeugdzorg meer kunnen doen dan nu gebeurt. Dit ook vanuit de erkenning dat interventies vanuit de jeugdzorg vaak eerder bijdragen aan het voortduren van de strijd dan aan het oplossen ervan. Het is een hele opgave voor jeugdzorgwerkers om geen partij te kiezen voor een van de ouders en daarmee onderdeel van het conflict te worden. Maar zelfs wanneer zij er in slagen om meervoudig partijdig te blijven met een focus op het belang van het kind, worden ze vaak onderdeel van de strijd, omdat beide ouders pas tevreden zijn als jeugdzorg partij kiest.
Betrokkenheid van jeugdzorg geeft strijdende ouders ook de mogelijkheid om de schuld van het niet oplossen van het conflict bij de jeugdzorg te leggen en om die reden zelf onvoldoende actie te ondernemen. Verwachtingenmanagement is dus belangrijk. Jeugdzorg kan helpen om ouders de strijdbijl te laten begraven, maar alleen als ouders daar open voor (gaan) staan kan er resultaat worden geboekt.
Duidelijk is dat de juridische mogelijkheden voor het vinden van oplossingen beperkt zijn. Ouders kunnen zelf bij de familierechter een omgangsregeling afdwingen. De familierechter kan zelfs een dwangsom opleggen of tot inbewaringstelling van de niet meewerkende ouder overgaan. De dwangsom wordt vaak niet toegepast, omdat dit de financiële problemen die vaak ook spelen alleen maar verergeren. Gevangenisstraf wordt veelal gezien als een middel dat erger is dan de kwaal. Is eenmaal sprake van een omgangs-OTS dan kan nog een schriftelijke aanwijzing worden gegeven. Wordt die niet nageleefd dan resteert de mogelijkheid tot uithuisplaatsing in een neutraal pleeggezin. Ook dit laatste gebeurt weinig, omdat het middel als erger dan de kwaal wordt beoordeeld.
Hoopgevend zijn innovatieve ontwikkelingen bij verschillende Bureaus Jeugdzorg zoals die van Friesland, Noord Holland en Agglomeratie Amsterdam.
Hoewel de ervaringen nog pril zijn lijken een aantal elementen uit deze innovatieve praktijken bij te dragen aan een effectievere aanpak.
Het gaat dan om werkzame bestanddelen als een goede analyse van de aard van het conflict (met behulp van de escalatieladder) en een betere samenwerking met alle bij het conflict betrokken professionele en niet professionele partijen (die ook vaak partij kiezen en daarmee het conflict mede in stand houden). Andere werkzame bestanddelen: in principe alleen praten met beide ouders in de kamer (met foto van het kind op tafel, met het kind erbij, met alle direct betrokkenen erbij), uitgaan van de nobele intentie van ouders dat ze het beste voor hebben met hun kinderen, een strikte focus op de belangen van het kind (door ouders te confronteren met de effecten van hun gedrag op het kind met behulp van door kinderen gemaakte “drie huizen tekeningen”, door het ouders laten invullen van gedragsvragenlijsten, door het ouders laten beantwoorden van de brief aan gescheiden ouders van Villa Pinedo en door het ouders tonen van verhalen van kinderen die slachtoffer zijn van vechtscheidingen), het inzetten van twee gezinsmanagers (een voor het kind, een voor de ouders) en het gebruikmaken van bewezen effectieve systeemgerichte methoden van intensief casemanagement/gesprekstechniek (bijvoorbeeld GGW/FFPS).
De inzet van deze hoopvolle nieuwe praktijken vindt vooralsnog grotendeels plaats in het kader van een omgangs-OTS, terwijl ook duidelijk is dat elke juridische interventie vaak werkt als een extra houtblokje op het vuur van de strijd (denk ook aan de onbedoelde negatieve effecten van wettelijk gedeeld gezag en het verplichte ouderschapsplan). Dit pleit voor het zoeken naar mogelijkheden om zo’n omgangs-OTS te voorkomen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen wanneer Raad voor de Kinderbescherming, familierechters en kinderrechters ouders eerst nog in het drangkader een mogelijkheid geven om een OTS te voorkomen. Bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam slagen we er in zeer complexe situaties met onze nieuwe werkwijze steeds beter in om OTS-sen te voorkomen. Dat moet dus ook mogelijk zijn bij vechtscheidingen. Wellicht dat een andere naam, waaruit ook meer respect blijkt voor de pijn van ouders, ook een beetje kan helpen; verliesscheiding in plaats van vechtscheiding.
Er is dus meer mogelijk als het gaat om het voorkomen van schade voor kinderen als gevolg van vechtscheidingen. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om aan management van verwachtingen te doen. De jeugdzorg kan niet alles oplossen. Als ook met de nieuwe aanpak blijkt dat ouders blijven strijden over de rug van hun kinderen, dan komen welhaast onmogelijke dilemma’s in beeld. Wat te doen als een van de ouders de omgangsregeling blijft frustreren en het kind zelf aangeeft de andere ouder ook niet te willen zien? Grijpen we dan in met een uithuisplaatsing? Dwingen we de omgangsregeling met inzet van de politie af? Ontzetten we de tegenwerkende ouder uit het gezag? Vanuit de kant van ouders die hun kinderen nooit meer zien wordt hiervoor gepleit, omdat dit een norm zou zetten en omdat anders slecht gedrag zou worden beloond. Gewezen wordt op het feit dat het veroorzaken van een ouderverstotingssyndroom psychische kindermishandeling is. Daar staat tegenover de nu nog dominante praktijk waarin deze vergaande stappen niet worden gezet, omdat ze alles afwegende niet in het belang van de kinderen in kwestie worden gezien. Het is kiezen uit twee kwaden, waarbij het berusten in niet naleving van de omgangsregeling en het mogelijk ontstaan van een ouderverstotingsyndroom als de minste van twee kwaden wordt gezien. Wie het weet mag het zeggen.
Een ding is voor mij wel duidelijk, we moeten ons als jeugdzorg niet meer laten verleiden om zelf ook dat extra houtblokje te worden dat het vuur van de strijd verder aanwakkert. Dit betekent wat mij betreft dat we het samen met ouders een jaar proberen en daarna stoppen, ook als onze bemoeienis geen resultaat heeft opgeleverd. Als het in een jaar niet lukt dan zal het nooit lukken en levert voortdurende betrokkenheid alleen maar extra voeding aan de strijd op. Na een jaar stoppen dus. Wel nog met twee boodschappen aan de ouders. Aan de ouder die de omgangsregeling frustreert zou ik willen zeggen: “wees je bewust van het feit dat je het risico loopt dat je kind op latere leeftijd vragen gaat stellen en alsnog van je vervreemdt”. Aan de ouder die zijn/haar kind lange tijd niet meer kan zien:”hoe pijnlijk dit ook voor je is, verzoen je met de tragiek, de grootste daad van liefde voor je kind is loslaten”. Maar het is en blijft onbevredigend, zeker als je de ontroerende verhalen ziet op www.vilapinedo.nl
Wie geïnteresseerd is in een uitgebreid verslag kan zich abonneren op onze nieuwsbrief via communicatie@bjaa.nl
Ik denk dat het vooruitzicht op uithuisplaatsing van het kind afschrikwekkend genoeg is voor de dwarsliggende ouder waarmee uithuisplaatsing niet nodig zal blijken.
Nog effectiever is het om het kind aan de andere ouder toe te wijzen. Ook dan verwacht ik dat dat niet zo ver zal hoeven te komen, omdat de frustrerende ouder zich bij die gedachte wel zal leren te gedragen.