Tussen twee werelden in
Hoge schooluitval en werkloosheid en dreigende radicalisering. Verontruste Turkse Nederlanders schreven een brandbrief over hun jongeren. Een steekproef. ‘We zijn geen Nederlanders, geen Turken, maar Turkse Nederlanders.’
Makbule Orman (23) kijkt tevreden rond. Op de vierde verdieping van de openbare bibliotheek aan het Spui in Den Haag staat het debat op punt van beginnen. De opkomst is groot. De meeste aanwezigen zijn jongeren van Turkse afkomst. Centrale vraag vandaag: hoe gaat het eigenlijk met de Turkse jongeren in Nederland, en die van Den Haag in het bijzonder?
Makbule, initiatiefnemer van het debat, las op 10 januari in de Volkskrant het opiniestuk van een groep verontruste Turkse Nederlanders, die de toestand van de Turkse jongeren in Nederland ‘zeer zorgwekkend’ noemde. Schooluitval en werkloosheid zouden alarmerende proporties aannemen, de jongeren verloren hun binding met de Nederlandse maatschappij, radicalisering lag op de loer. De overheid moest zich gaan bekommeren om deze jongeren, onder meer door te investeren in speciale voorzieningen, was de kernboodschap in het manifest van de verontruste Turkse Nederlanders. ‘Ik herkende de problemen die in dat stuk genoemd werden totaal niet’, zegt Makbule, die werd geboren in Anatolië, maar als baby van 10 maanden naar Den Haag kwam. ‘Die brandbrief van een paar Turkse eerstegeneratiemensen vertegenwoordigt ons niet, wij weten zelf wel hoe ambitieus en succesvol wij zijn. Wij studeren, hebben daarnaast een baan en doen aan allerlei nevenactiviteiten.’
De woordvoerder van de groep briefschrijvers, Kadir Tas, is ook aanwezig. Hij is 57, heeft zijn hele leven gewerkt in de integratie-industrie. Zijn brief kreeg veel aandacht in de media, radio- en televisieprogramma’s stonden in de rij. GroenLinks in Amsterdam vroeg het stadsbestuur om een onderzoek. In de opinierubrieken van de kranten was er bijval, maar ook kritiek.
Twijfels
Binnenlands Bestuur vroeg een aantal wethouders van Turkse origine om een reactie (zie Binnenlands Bestuur 02, 14 januari). Zij uitten allen hun twijfels over de geschetste situatie. Zo zei de Nijmeegse wethouder Turgay Tankir: ‘In Nijmegen kennen wij behoorlijk wat problemen met Marokkaanse jongeren, maar met de Turkse jongeren gaat het juist hartstikke goed.’
Hamit Karakus, wethouder in Rotterdam: ‘Als je kijkt naar de feiten en cijfers, dan zie je dat Turkse jongeren het erg goed doen. (…) We zien steeds meer hoogopgeleiden van Turkse komaf.’
Tijdens de discussie zegt Tas: ‘Wij hebben de politiek wakker geschud. De samenleving is in beweging gekomen, dankzij ons burgerinitiatief. Veel Turkse jongeren verkeren in moeilijkheden; 30 procent is werkloos, 29 procent is voortijdig schoolverlater. Er is sprake van multiproblematiek van psychosociale aard, die de achterstand veroorzaakt.
Turkse jongeren zijn onzeker over hun toekomst, ze zien geen uitweg.’ De jongeren in de zaal herkennen een aantal dingen uit het manifest wel, zeker. Discriminatie, al dan niet bewust, is voor velen een fact of life. Fatih vertelt dat hij in het callcenter waar hij werkte het dringende advies kreeg om zich aan de telefoon voor te stellen als ‘Karel’.
Een ander merkt op dat Turkse studenten hard moeten werken om in hun levensonderhoud te voorzien, omdat ze van hun ouders geen fi - nanciële steun krijgen.
Dat hun ouders zo autoriteitsgevoelig zijn, is volgens een van de aanwezige jongeren ook een probleem. ‘Als hun kinderen een te laag schooladvies krijgen, leggen ze zich daar veel te makkelijk bij neer.’
Obstakels genoeg voor Turks-Nederlandse jongeren in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Maar van de somberheid van Tas en de zijnen is bij de jongeren in de zaal niets te merken. ‘Ik wil geen tomatenplukker worden zoals mijn vader. Ik wil hogerop’, zegt de een. ‘Ik heb me hier nog nooit niet thuis gevoeld’, zegt een ander. ‘Volgens mij wordt dit probleem gecreëerd door de eerste generatie hoogopgeleide Turkse Nederlanders, mensen zoals Tas zelf.’
Heel andere cijfers
Op welke feiten en cijfers Tas en zijn groep hun brandbrief baseren, is niet duidelijk. Op de vraag waar hij het hoge percentage voortijdige schoolverlaters vandaan heeft, verwijst hij naar een grafi ekje dat werd getoond tijdens het VPRO-discussieprogramma Z.O.Z. waar hij eind januari te gast was.
Navraag leert dat het cijfer in deze grafi ek niet het jaarlijkse percentage schooluitvallers weergeeft, zoals in de statistieken van het ministerie van Onderwijs gebruikelijk is, maar een optelsom is van de uitval over meerdere jaren. Bovendien gaat het in de bewuste grafi ek om jongeren tot 35 jaar (en niet zoals gebruikelijk tot 23) en slaan de percentages op jongeren in Amsterdam en Rotterdam, waar de uitval hoger is dan in de rest van het land.
Het Jaarrapport Integratie 2010 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vermeldt heel andere percentages. De voortijdige schooluitval onder niet-westerse allochtonen bedraagt volgens het CBS 5,4 procent. Voor Turkse jongeren is dit, volgens gegevens van Forum, 5,7 procent. Over huiselijk geweld in Turkse gezinnen, ook een van de problemen die in het manifest worden genoemd, zegt Tas geen cijfers te hebben. Hij weigert een toelichting te geven op de passage over radicalisering. Na enig aandringen wordt hij boos en geeft te kennen dat hij het gesprek wil afbreken.
Wat overeind blijft, is de hoge werkloosheid onder Turkse jongeren. Die bedroeg, mede als gevolg van de economische crisis, in het tweede kwartaal van 2010 maar liefst 29 procent. Toch is duidelijk dat de brief van Tas en de zijnen een snaar heeft geraakt. Een terugkerende klacht in de stroom reacties die volgde, is dat Turkse jongeren zich terugtrekken in de eigen etnische groep en sterk georiënteerd zijn op Turkije, in plaats van dat ze actief aan hun toekomst in Nederland werken.
Halalcorner
Geen enkele hogeschool in Nederland heeft zoveel niet-westerse allochtone studenten als De Haagse Hogeschool: 31 procent, waarvan 13 procent van Turkse komaf is (van het totale aantal studenten is 4 procent van Turkse komaf). In de kantine is een halalcorner.
Op verzoek heeft Makbule Orman, zelf fulltime bedrijfsanalist en daarnaast studerend aan De Haagse Hogeschool, een groepje vriendinnen verzameld om na het debat na te praten over de positie van de Turkse jongeren in Nederland. Het zijn tweede en derde generatie immigrantenkinderen. Tuğba Eren (25), student Personeel en Arbeid, Tuğba Ileri (24), oud-student van De Haagse Hogeschool en nu projectassistent bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, en haar zus Funda (25). Funda is bijna klaar met haar studie rechten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, werkt bij een internationaal advocatenkantoor in Den Haag en is lid van de universiteitsraad. Net als Makbule zelf zijn ze allemaal vlot, modern, goedgebekt en hooggeschoold. Ze zijn midden 20, volop bezig met studie en carrière. Het gaat goed met ze, zeggen ze, gezeten aan een tafeltje ergens in een hoekje van het immense gebouw, met baklava en stroopwafels op tafel. Maar ze zijn géén Nederlanders, laten ze meteen ongevraagd weten; ze zijn ook geen echte Turken, maar Turkse Nederlanders.
Interne gerichtheid
Marnix Norder, sinds een jaar wethouder integratie voor de PvdA in Den Haag, is niet blij met wat hij noemt de ‘interne gerichtheid’ van de Turkse gemeenschap. ‘In veel gezinnen wordt nog altijd alleen Turks gesproken en staat uitsluitend de Turkse televisie aan. Met hun eigen winkels en verenigingen vormen de Turken een aparte groep binnen de Haagse samenleving, dat vind ik een ongezonde situatie. Jezelf organiseren is prima, maar waarom zoekt een Turkse ondernemersvereniging geen aansluiting bij de Kamer van Koophandel?’
Norder vindt juist dat de Turkse gemeenschap minder eenkennig moet worden. Het baart hem zorgen dat de contacten tussen autochtone en Turkse Hagenaars zijn afgenomen. Dat blijkt uit de regelmatig door Den Haag gehouden ‘stadsenquêtes’. Een oorzaak is de voortschrijdende etnische segregatie van buurten - iets waar de gemeente verandering in wil brengen - maar het komt ook, denkt Norder, door de naar binnen gekeerde houding van de Turkse gemeenschap. Die interne gerichtheid hebben de Turken gemeen met de Chinezen. Maar die presteren juist weer erg goed in het onderwijs, zo schrijft Norder in zijn recente integratienota.
Turkse Hagenaars zijn in vergelijking met andere migrantengroepen negatief over hun kansen en toekomstperspectieven in Nederland. Turks- Haagse jongeren veroorzaken weliswaar minder overlast dan hun Marokkaans-Haagse leeftijdgenoten, maar die doen het wel beter op school en zijn sterker gericht op de Nederlandse samenleving.
Een groot probleem is volgens Norder de taal. ‘Turken spreken slechter Nederlands dan Marokkanen. Bij naturalisatieceremonies maak ik geregeld mee dat Turkse vrouwen van mijn leeftijd, midden 40, die al 30 jaar in Nederland wonen, het “dat verklaar en beloof ik” nauwelijks kunnen uitspreken. Turkse kinderen beginnen met een taalachterstand van gemiddeld anderhalf jaar aan de basisschool. Bij de Citotoets scoren ze van alle allochtone leerlingen het laagst op taal.’ Norder wil de komende tijd ‘op basis van overtuiging’ in gesprek met de Turkse gemeenschap over hun geïsoleerde positie, onder meer via openbare debatten. De taalachterstand van Turkse kinderen wil hij gaan bestrijden door alle kinderen die dat nodig hebben de voorschool te laten bezoeken. De consultatiebureaus gaan kinderen indiceren en doorverwijzen. Bij het Rijk heeft Norder gepleit voor een verplichtstelling.
Geborgenheid
Baukje Prins, lector burgerschap en diversiteit aan De Haagse Hogeschool, is ervan overtuigd dat het koesteren van de eigen etnische en culturele identiteit helemaal geen belemmering hoeft te zijn voor iemands functioneren in de maatschappij. Juist integendeel.
Prins: ‘De Iraans-Nederlandse antropologe Halleh Gorashi deed onderzoek naar het welzijn van hoogopgeleide Iraanse vrouwen in Nederland en in de VS. Ze ontdekte dat de vrouwen in Nederland veel ongelukkiger waren dan die in Amerika. Het verschil was te verklaren uit het feit dat de Iraanse vluchtelingen in Amerika een hechte gemeenschap vormden en zich verdiept hadden in wat zij de ‘‘Perzische’’ cultuur noemden. De Nederlandse Iraniërs deden juist heel weinig met hun eigen cultuur. Leven in een hechte gemeenschap geeft geborgenheid. Zolang die gemeenschap zich niet vijandig opstelt ten opzichte van de dominante samenleving, is daar niks mis mee. Hoe groter het gevoel van zelfrespect en trots van een migrantengemeenschap, hoe groter de belangstelling voor de buitenwereld.’
Zand en veen
Mustafa Okçuoğlu, sinds 2010 voor de PvdA lid van de gemeenteraad van Den Haag, maakt zich net als zijn partijgenoot Norder zorgen om de positie van de Turkse Hagenaars. Hij denkt echter dat het niet zozeer een zelfgekozen isolement is, als wel een gevolg van armoede, van het traditionele verschil tussen ‘veen’ (het arme deel van de stad Den Haag) en ‘zand’ (het rijke deel). Okçuoğlu: ‘In Den Haag bestaan grote verschillen tussen rijk en arm, wit en zwart. De welvaart is erg ongelijk verdeeld. Dat is geen integratieprobleem, maar een maatschappelijk probleem. Daar komt bij dat allochtonen zich sinds de opkomst van Wilders onbehaaglijk voelen. Naar mijn idee zou daar veel meer aandacht voor moeten zijn. Alle allochtonen hebben hier last van. Het is geen specifi ek Turks probleem, maar Turken reageren wel anders. Ze zijn een trots volk. Als ze zich niet geaccepteerd voelen, denken ze: bekijk het maar. Vervolgens trekken ze zich terug in hun schulp.’ Tuğba Eren: ‘Het politieke klimaat eist van ons dat we assimileren, maar Turken hebben daar moeite mee.’ Tuğba Ileri: ‘Mensen dwingen je om een keuze te maken, zelfs al bij voetbal. Ben je voor Turkije of voor Nederland? Het is alsof ik moet kiezen of ik meer van mijn vader dan van mijn moeder houd.’ Funda: ‘Wij kiezen er bewust voor om vooral Turks-Nederlandse vrienden te hebben. Gewoon omdat je je meer verwant voelt met hen, zij snappen je beter. Maar dat wil niet zeggen dat we ons afkeren van de Nederlandse maatschappij of dat we ons hier niet thuis zouden voelen. Wij zijn bicultureel, wij nemen van beide culturen in ons leven het beste mee.’
Dikke auto
Waar zien Makbule, de Tuğba’s en Funda eigenlijk hun toekomst: in Nederland of toch in Turkije? Geen van allen hebben ze concrete emigratieplannen, maar het moederland lonkt wel. Makbule: ‘Turkije is mijn land, maar ik zou daar helemaal opnieuw moeten beginnen. Mijn toekomst zie ik daar niet.’ Tuğba Eren: ‘Ik twijfel. Ik zou erg graag in Turkije wonen en werken. Veel mensen in mijn omgeving, vrienden en familie, zijn al gegaan. De Turkse economie groeit enorm. Maar ik weet niet of ik durf.’ Funda, de bijna-afgestudeerde juriste: ‘Het lijkt me geweldig om op het Nederlandse consulaat in Istanbul te werken. Ik ben daar al voorzichtig contacten aan het leggen.’ Later zegt Makbule: ‘Als ik een goede baan aangeboden krijg in Turkije, met een mooi salaris en een dikke auto, dan ga ik wel. Maar als die baan in Amerika is, ga ik daarheen. Wij pakken onze economische kansen.’ De emigratiedromen van Turkse jongeren, het is niet iets waar we ons druk over moeten maken, vindt Baukje Prins. ‘De aantrekkingskracht van het moderne Turkije is natuurlijk heel wat groter dan van het hedendaagse Marokko. In Turkije heb je wereldsteden, de economie bloeit er. Waarom zou het een probleem zijn dat Turkse jongeren van de tweede en derde generatie gericht zijn op hun moederland? Nederland is hun thuis, of ze dat zelf nu zo formuleren of niet, want ze zijn hier geboren. Dat je tegelijk ook georiënteerd bent op een ander land is alleen maar heel goed. Nederland moet wat minder provinciaals worden, de vensters meer openzetten.’
Geen radicalisering
Mustafa Okçuoğlu ziet dat Turkse jongeren meer dan vroeger geïnteresseerd zijn in Turkse cultuur en geschiedenis, en meer met het geloof bezig zijn. ‘Geen radicalisering, nee, dat is onzin. Maar wel zie ik hier op straat steeds vaker jonge jongens met baarden, die zich bij orthodoxe religieuze stromingen aansluiten. Met alle respect voor hen, maar dat is toch niet een wereld waar we naartoe willen?’
De straten van de Schilderswijk, De Haagse Hogeschool vol ambiteuze allochtone studenten, het stadhuis aan het Spui - het lijken verschillende werelden. Toch wijst alles erop dat de problemen van Turkse jongeren in Nederland niet veel anders en zeker niet groter zijn dan die van bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren. De laatsten scoren in elk geval veel hoger in de criminaliteitsstatistieken. Volgens Okçuoğlu zit ‘m daar de kneep. ‘Voor Turkse jongeren is ten onrechte altijd minder aandacht geweest dan voor Marokkanen, juist omdat ze relatief weinig overlast veroorzaken. Want als ergens altijd geld voor is, is het voor veiligheid en bestrijding van overlast.’
Turkse theeglaasjes
Het is vrijdagavond, De Haagse Hogeschool sluit zijn deuren. Makbule en haar vriendinnen stellen voor te verkassen naar het Haagse centrum, naar Simit Sarayi bij het Spui, het eerste Europese filiaal van een grote Turkse keten van broodjeszaken. Met börek (hartig gevuld deeg) in de vitrine, Turkse theeglaasjes op de tafels en Turkse muziek op de achtergrond kunnen de klanten - voor 80 procent Turks - zich in Istanbul of Izmir wanen. Eigenlijk vooral leuk voor de verslaggever, want de vaste stek van de meiden blijkt een Italiaans restaurant verderop.
Het gesprek gaat over de sfeer die grimmiger wordt in Nederland, en het gevoel als immigrantenkind een moeizamer weg te moeten afleggen dan anderen. Tuğba Ileri: ‘Altijd moeten uitleggen waarom je geen hoofddoek draagt en anderen wel, altijd harder je best moeten doen tijdens een sollicitatie om een werkgever te overtuigen van je kwaliteiten.’ Funda: ‘Je moet kenbaar maken dat je ambitieus bent, want dat vinden ze van jou niet vanzelfsprekend.’
----------------------------------------------------------------------------------
Feiten & cijfers
Criminaliteit Jongeren tussen 12 en 18 jaar verdacht van een misdrijf:
Turks: 5,1 procent
Marokkaans: 9,7 procent
Autochtoon: 2,4 procent
Jongeren tussen 18 en 25 jaar verdacht van een misdrijf:
Turks: 5,7 procent
Marokkaans: 11,8 procent
Autochtoon: 3,1 procent
Bron: KLPD/HKS, Halt Nederland en CBS/SSB (cijfers over 2008)
Voortijdige schoolverlaters Jongeren tot 23 jaar die zonder startkwalificatie van school gaan:
Turks: 5,7 procent
Marokkaans: 7,0 procent
Autochtoon: 3,0 procent
Bron: Ministerie van OCW/Forum (cijfers over 2007/2008)
Deelname hoger onderwijs
Turken: 43 procent (was 27 procent in 2003/2004)
Marokkanen: 43 procent (was 32 procent in 2003/2004)
Autochtonen: 58 procent (was 52 procent in 2003/2004)
Bron: CBS/Onderwijsstatistieken (schooljaar 2009/2010)
Werkloosheid jongeren 21-25 jaar
2e kwartaal 2010
Turken: 29 procent
Marokkanen: 27 procent
Autochtonen: 11 procent
Bron: Forum, monitor allochtonen op de arbeidsmarkt
Radicalisering
Anders dan bij Marokkaanse jongeren komt islamitisch radicalisme onder Turkse jongeren in Nederland niet of nauwelijks voor, schrijft Nynke Poortinga in haar afstudeeronderzoek Vruchtbare grond (2008). Oorzaak volgens haar: het ‘sterk ontwikkelde sociaal kapitaal’ van de Turkse gemeenschap.
Emigratie
In 2009 vertrokken 3892 Turken uit Nederland. Ruim de helft was tussen de 20 en de 45 jaar (1 procent van de Turken in deze leeftijdsgroep). 40 procent vertrok naar Turkije, de overigen onder meer naar België en Duitsland.
Bron: Regioplan
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.