Druk transformatie jeugdzorg niet weg
In zijn laatste column stelt Leonard Geluk dat alle partners in het stelsel de verantwoordelijkheid hebben de transformatie niet weg te drukken.
Vanaf 1 januari zijn de gemeenten integraal verantwoordelijk voor ondersteuning en zorg voor jeugdigen en gezinnen. Een decentralisatie die zijn weerga niet kent en die, soms zeer kwetsbare, kinderen en gezinnen raakt. Als voorzitter van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) heb ik de afgelopen twee jaar hierover mogen rapporteren. Met het stoppen van de TSJ per 1 januari jl., zal ik ook stoppen met mijn columns in Binnenlands Bestuur. In deze laatste column nog eenmaal ‘een verwondering, verzuchting of reflectie van een betrokken buitenstaander’, zoals ik het in mijn eerste column omschreef.
Mijn columns van de afgelopen twee jaar hebben de transitiehectiek gevolgd. Ik heb o.a. de te beperkte rol van gemeenteraden en onderwijs bekritiseerd, heb kanttekeningen geplaatst bij wijkteams, heb adviezen aan wethouders gegeven, de noodzaak van stresstesten benadrukt en geschreven over verschuivende deadlines die leiden tot steeds zichtbaarder ongemak. Hoewel de onderwerpen wellicht anders doen vermoeden (ze betreffen vooral transitie), is en blijft de urgentie van de noodzakelijke vernieuwing in het jeugdstelsel groot. Ten eerste om de tekortkomingen van het huidige stelsel aan te pakken. Tenslotte is de stelselwijziging niet voor niets gestart. Ten tweede om de oplopende bezuinigingen in de komende jaren op te vangen. Transformatie is niet alleen wenselijk, zij is noodzakelijk, urgent en ook nog eens lastig in de praktijk te realiseren.
“Die jeugdigen waarvan de ontwikkeling, door welke factoren dan ook, bedreigd of belemmerd wordt of reeds is vastgelopen, hebben recht op hulp in de ruimste zin. Deze hulpverlening dient in een zo vroeg mogelijk stadium en, veel meer dan thans, in de vorm van preventie geboden te worden; [……] Ze zal daarom zo veel mogelijk in of dichtbij de eigen leefomgeving gegeven moeten worden met gebruikmaking van bestaande relaties en contacten.” Dit is een citaat van een interdepartementale werkgroep uit 1976 (!) die de opdracht had te adviseren over de uitgangspunten en doelstellingen van de jeugdhulpverlening en over een daarop afgestemd samenhangend jeugdwelzijnsbeleid. Het leert ons vooral één ding: de transformatie gaat niet om nieuwe ideeën, het gaat om het verwezenlijken van deze ideeën. Het gaat er om vernieuwingen zichtbaar te maken in de alledaagse praktijk van ondersteuning en zorg aan kinderen en gezinnen, en dat is een complex en tijdrovend proces.
Het afgelopen jaar zijn vernieuwingen door alle transitiehectiek naar de achtergrond verdrongen. In een eerdere column heb ik gesproken over deze neerwaartse ambitiespiraal. Vermeden moet worden dat de transformatie ook in 2015 door alle voortgezette transitiehectiek naar de achtergrond zal verdwijnen. Om de transformatie te organiseren en te realiseren zal in 2015 extra capaciteit, tijd, middelen ingezet moeten worden. Rolverduidelijking en rolvastheid van de verschillende partners zijn hierbij essentieel. In de laatste rapportage van de TSJ wordt hier uitgebreid op ingegaan. Gemeenten, rijk, aanbieders en beroepsorganisaties hebben hierin een eigen rol.
Gemeenten: zorg in samenwerking met partners voor het uitwerken van de transformatiedoelstellingen en maak deze leidend voor je handelen als opdrachtgever. Creëer en faciliteer ‘lerende omgevingen’ om de doelstellingen te realiseren.
Rijk: geef gemeenten de ruimte hun eigen invulling te geven aan de transformatiedoelstellingen. Dit wil niet zeggen dat het rijk niets meer hoeft te doen. Vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid is het aan het rijk om te initiëren dat partners in het jeugdveld afspraken maken om tot een ‘transformatieagenda’ te komen waarin ieders verantwoordelijkheid is belegd.
Aanbieders: ontwikkel in samenwerking met gemeenten en beroepsorganisaties een aanbod van jeugdhulp dat zich richt op het behalen van de transformatiedoelstellingen.
Beroepsorganisaties, opleidingen en kennisinstituten: zorg dat bestaande kennis over wat werkt, leidend wordt voor het professioneel handelen.
Tot slot
De mogelijkheden en kansen die de Jeugdwet biedt om tot betere, snellere en efficiëntere ondersteuning en zorg te komen voor jeugdigen en gezinnen, staan voor mij als paal boven water. Met de laatste rapportage van de TSJ hebben we willen aangeven dat het risico reëel is dat ook in 2015 de transformatie wordt weggedrukt. Partners binnen het gehele stelsel hebben ieder de verantwoordelijkheid om dit niet te laten gebeuren.
Als TSJ hadden wij de verantwoordelijkheid en de rol om kritisch te reflecteren op het decentralisatieproces. Vanuit de ‘kracht van tegenspraak’ hebben wij willen bijdragen aan de continuïteit van zorg voor de meest kwetsbare jeugdigen, aan de zachte landing van deze complexe stelselwijziging en aan het realiseren van de randvoorwaarden om de transformatie in 2015 krachtig voort te zetten. Als TSJ zijn we gestopt per 1 januari. Aan u allen de opdracht om de doelstelling van de Jeugdwet waar te maken. Ik wens u met de overige leden van de TSJ daarbij alle succes toe.
Leonard Geluk
Lees hier alle columns van Leonard Geluk
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Beste Janicos, als je dit had onderzocht, dat is wat een (onderzoeker) doet, had je kunnen al weken kunnen onderzoeken en kunnen lezen dat de commissie per 31-12-2014 door overheidswege is opgericht tot en met 2015, maar door de overheid een jaar eerder is gestopt en dat er een eindrapportage met stevige aanbevelingen en verantwoording is gemaakt. Hierboven staat hier al het één en ander over. De heren Van Rijn en Teeven zijn er verantwoordelijk voor dat er geen externe commissie is die één en ander in de gaten houd, uitsluitend een interne commissie als een slager die zijn eigen vlees keurt. Zo kun je blijven roepen hoe goed het gaat.
In veel gevallen zal het goed gaan, maar zonder externe openbaarheid zullen vele gemeentelijke missers onder in de vleeskuip blijven liggen.