Kanteling Wmo leidt niet tot minder toekenningen
Zestig procent van de Wmo-ambtenaren vindt dat zij te weinig geld hebben voor de uitvoering van de huidige Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hoewel het aantal Wmo-aanvragen daalt, leiden ruim acht op de tien aanvragen nog steeds tot een toekenning. Dat blijkt uit het vandaag gepresenteerde rapport ‘De Wmo in beweging’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
Zes op de tien Wmo-ambtenaren vinden dat zij te weinig geld hebben voor de uitvoering van de huidige Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ruim vier op de tien ambtenaren vinden de personele capactiteit voor de uitvoering van de Wmo in zijn gemeente onvoldoende. Hoewel het aantal Wmo-aanvragen daalt, leidt ruim acht op de tien aanvragen nog steeds tot een toekenning.
Evaluatie
Dat blijkt uit het woensdagmiddag gepresenteerde rapport ‘De Wmo in beweging’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Hierin staan de resultaten van de evaluatie van de Wmo over de periode 2010-2012. De evaluatie is in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid (VWS) uitgevoerd.
Kantelen
Steeds meer gemeenten werken ‘gekanteld’; waar bij de beslissing over toekenning van een voorziening eerst wordt gekeken naar wat de hulpvrager en zijn sociale omgeving zelf kan doen. Dat gebeurt vaak via de zogeheten keukentafelgesprekken. In 2012 werkte 82 procent van de gemeenten ‘gekanteld’, tegen 74 procent in 2011 en 73 procent in 2010.
Afname aanvragen
Die keukentafelgesprekken leiden niet automatisch tot minder toekenningen, concludeert het SCP. Hoewel het aantal Wmo-aanvragen tussen 2010 en 2012 afnam, werden ruim acht op de tien aanvragen voor bijvoorbeeld een woningaanpassing, een scootmobiel of huishoudelijke hulp ingewilligd. Dat is evenveel als in 2010. De afname van het aantal aanvragen is volgens het SCP mogelijk het gevolg van de verhoging van eigen bijdragen die veel gemeenten hebben doorgevoerd.
Meer algemene voorzieningen
Steeds meer gemeenten gaan over tot het verstrekken van algemene en collectieve voorzieningen in plaats van - duurdere - individuele voorzieningen. In 2012 deed 57 procent van de gemeenten dat, tegen 45 procent in 2011 en 39 procent in 2010.
Informele zorg
De inzet van informele zorg voor mensen met lichamelijke beperkingen is toegenomen: van 27 procent in 2005 naar 40 procent in 2011. De Wmo-ondersteuning neemt daarmee echter niet af, constateert het SCP, en bedraagt in 2011 nog steeds 36 procent. De rek lijkt er met de inzet van mantelzorgers bovendien wel uit te zijn. Het gros van de Wmo-aanvragers gaf in 2011 aan dat hun mantelzorgers niet nog meer hulp kunnen bieden. Van de mantelzorgers zelf, geeft vier op de tien aan niet meer hulp te kunnen of willen bieden.
Onvoldoende zicht
Een op de drie gemeenten geeft aan onvoldoende zicht te hebben op de ondersteuningsbehoefte van mensen met langdurige psychiatrische klachten of een zintuigelijke beperking. Meer zicht hebben gemeenten op de behoefte van mensen met een lichamelijke beperking, al houdt ook dat niet over. Minder dan de helft van de gemeenten geeft aan dit ‘goed’ in beeld te hebben.
Niet genoeg ambtenaren
Ruim vier op de tien ambtenaren (42 procent) vinden de personele capactiteit voor de uitvoering van de Wmo in zijn gemeente onvoldoende. Van de gemeenteraadsleden vindt een derde de personele capaciteit onvoldoende. De Wmo-raden zijn daar met vijftig procent het meest kritisch over.
Te weinig budget
Ambtenaren maken zich zorgen over het Wmo-budget. Bijna zes op tien ambtenaren hadden in 2012 het gevoel dat het Wmo-budget tekortschoot. Vooral in minder stedelijke gemeenten denken Wmo-ambtenaren daar zo over. De oorzaak van de ervaren krapte moet in de ogen van het SCP nader worden onderzocht. Gemeenten krijgen vanaf volgend jaar fors minder geld (min 40 procent) voor in ieder geval de huishoudelijke hulp.
Bezuinigen
Negen op de tien gemeenten hebben in 2012 geprobeerd de Wmo-uitgaven terug te dringen. Twee op de drie gemeenten kozen daarbij vooral voor het ‘beter nagaan of informele hulp kan bijdragen aan compensatie’, aldus het SCP in zijn rapport. Meer of hogere eigen bijdragen, meer voorzieningen algemeen gebruikelijk verklaren en scherpere (prijs)afspraken maken met welzijns- en zorgaanbieders werden daarbij door een grote minderheid van gemeenten ingezet.
Beleidsvrijheid beknot
Ambtenaren in vier op de tien gemeenten vinden de invloed van de landelijke overheid te groot. De lokale beleidsvrijheid wordt bovendien te veel beperkt door een gebrek aan financiële middelen en door de jurisprudentie die het gemeenten onmogelijk maakt naar het inkomen en vermogen van hulpvragers te kijken.
Reacties: 5
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.