Tekort Jeugdzorg kent meerdere oorzaken
Ruim de helft van de gemeenten komt dit jaar niet uit met het rijksbudget voor de jeugdhulp en vreest structureel rode cijfers te moeten schrijven. Het verdeelmodel en de toegenomen zorgvraag zijn twee oorzaken, maar er zijn er meer. Binnenlands Bestuur zet de belangrijkste oorzaken van de (dreigende) tekorten op een rijtje.
Gemeenten zien vraag om hulp toenemen
1. Verdeelmodel / korting rijksbudget
Roosendaal is een van de gemeenten die door het nieuwe (objectieve) verdeelmodel niet uitkomt met het jeugdbudget. Vorig jaar noteerde de gemeente een overschot van ruim vijf ton op jeugd, maar dit jaar komt de gemeente zeker uit op een tekort en volgend jaar waarschijnlijk ook. ‘In 2015 werd aangekondigd dat het historische verdeelmodel, waarbij het budget werd vastgesteld op basis van de uitgaven jeugdzorg in het verleden, zou worden vervangen door een objectief verdeelmodel. Daarbij wordt het budget verdeeld op basis van een aantal kenmerken van gemeenten. Dat nieuwe verdeelmodel pakt voor ons zeer ongunstig uit. De komende jaren moeten we zeven miljoen euro op ons budget inleveren. Dat is bijna 25 procent op het huidige jeugdbudget; een behoorlijk forse klap’, laat een woordvoerder van Roosendaal weten.
Ook Maastricht schrijft de komende jaren rode cijfers, samen met zeventien andere Zuid-Limburgse gemeenten die de jeugdhulp gezamenlijk inkopen. Deels ligt dat aan de generieke korting op het rijksbudget, maar vooral aan de negatieve effecten van het verdeelmodel. Die zijn voor Zuid-Limburg zo fors dat de regio overweegt bij het rijk aan de bel te trekken. Over 2015 noteerde Maastricht nog een overschot van vier ton op de jeugdhulp, maar de komende jaren kijkt de gemeente tegen een flink tekort aan. ‘Het budget Jeugd gaat voor Maastricht van 31 miljoen euro in 2015 naar uiteindelijk 25 miljoen euro structureel; een budgetverlaging van 20 procent’, verduidelijkt Marie-José Smeets, senior beleidsadviseur Jeugd van Maastricht.
De achttien Zuid-Limburgse gemeenten tezamen kwamen vorig jaar uit op een tekort van zo’n acht miljoen euro; vijf procent op het totaalbudget van 153 miljoen euro. Dit jaar ging er 145 miljoen naar de regio en komend jaar is er vanuit het rijk 132 miljoen beschikbaar. ‘Structureel krijgen we 18 miljoen minder. Dat is regionaal een taakstelling van bijna twaalf procent’, aldus Roel Kramer, algemeen directeur Sociaal, namens de regio. ‘Waarom onze regio zo ver terugloopt in budget kunnen we (nog) niet verklaren. We vermoeden dat het verdeelmodel en de objectieve maatstaven die daarin zijn opgenomen niet volledig recht doen aan de situatie in onze regio. Ook bekijken we of het feit dat wij een krimpregio zijn, bijdraagt aan de negatieve effecten. Andere krimpregio’s, zoals Groningen, kampen ook met tekorten. Binnenlandse Zaken doet hier nu onderzoek naar.’
2. Stijgende zorgvraag
Leidschendam-Voorburg constateert een forse groei van de vraag om jeugdhulp; een van de redenen waarom de gemeente dit en komend jaar een tekort op de jeugdzorg zal noteren. Een van de oorzaken is vroegsignalering. ‘Kinderen komen op jongere leeftijd in jeugdzorg omdat de gemeente de vraag eerder signaleert’, zo laat een medewerker weten. Door strengere indicatiestelling voor toegang tot de langdurige zorg door het CIZ (Centrum indicatiestel- ling) blijven kinderen langer onder de (financiële) verantwoordelijkheid van de gemeente.
Ook de gemeenten Velsen en Steenbergen geven aan door de toenemende zorgvraag en de korting op het rijksbudget in de rode cijfers te belanden. Velsen stelt dat er door de (strikte) beoordelingscriteria van de Wet langdurige zorg (Wlz) meer kinderen onder de Jeugdwet vallen; en dus onder de (financiële) verantwoordelijkheid van gemeenten. ‘Een andere reden is de toename van het aantal voogdijkinderen die verblijven in een residentiële voorziening in de gemeente Velsen. Deze vallen onder onze financiële verantwoordelijkheid’, aldus een woordvoerder. Verder is dit jaar het aantal jeugdhulptrajecten toegenomen. ‘Sommige van deze trajecten lopen ook door in 2017. Dit betekent dat, vanwege de zorgcontinuï teit, de kosten ook in 2017 hoger zullen uitvallen.’
3. Transformatie heeft (meer) tijd nodig
Het idee achter de decentralisatie jeugdzorg is dat gemeenten de hulp gerichter, beter en uiteindelijk goed koper kunnen regelen. Door meer in te zetten op preventie bijvoorbeeld kan doorverwijzing naar dure zorg worden voorkomen. Dat is ook de inzet van de gemeente Zwolle, maar volgens Martin Pazie, controller sociaal domein, kost deze transformatie meer tijd dan gedacht en levert zij nog niets op. ‘We zien het niveau van de vraag naar jeugdzorg niet dalen, maar de budgetten van het rijk wel.’ Eén van de hoofdredenen waarom de transformatie qua timing niet synchroon loopt met de budgetverlaging, is dat de doorverwijzers naar de jeugdzorg – bijvoorbeeld huisartsen, rechters en psychiaters – nog niet één en dezelfde visie delen.
Om de uitvoering van de jeugdzorg beter in lijn te brengen met het eigen beleid, is veel overleg met veel partijen nodig. Dat er in regioverband met elf gemeenten moet worden samengewerkt, maakt het nog complexer. ‘In een dorp kun je met een huisarts snel tot afspraken komen, maar in een stad als Zwolle heb je met tientallen huisartsen van doen met ieder – terecht – ook weer hun eigen inhoudelijke visie’, aldus Pazie. Om die reden investeert de gemeente de komende tijd bewust extra in werkgroepen met de doorverwijzende instanties om de toegang tot de jeugdzorg te stroomlijnen en om informatie te delen. De regio Zwolle koerst dit en volgend jaar op een tekort af.
Ook de gemeente Roosendaal stelt dat de vernieuwing nog onvoldoende zijn vruchten afwerpt. Samen met andere gemeenten uit de regio is Roosendaal overgegaan op arrangementbekostiging. ‘Op termijn gaat het zeker lukken om met minder budget uit te komen, maar vooral dit en komend jaar wringt de schoen. Aanbieders kunnen het niet bijhouden en een aantal van hen dreigt om te vallen. Dat willen we natuurlijk voorkomen, maar een oplossing is nog niet in zicht. Het zal een paar jaar duren voor we ons stelsel zodanig hebben ingericht dat we de kortingen kunnen opvangen.’ De gemeente overweegt de hulp in te roepen van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) om hulp te vragen. Om samen te pleiten voor een meer geleidelijke afbouw van het rijksbudget, maar ook voor bemiddeling tussen gemeenten en aanbieders.
4. Uitgestelde zorg
Gemeenten zetten soms te lang in op (goedkope) lichte hulp via bijvoorbeeld het wijkteam, terwijl eigenlijk zwaardere hulp nodig is. De situatie van het kind kan verslechteren waardoor uiteindelijk langdurige en duurdere hulp nodig is, en/of uitmonden in een crisissituatie, zo constateerde de Kinderombudsman recent. Volgens Eric van der Graaf, zorgmanager van Pluryn (als zorgaanbieder actief voor jeugdigen uit 270 gemeenten) zijn die wijkteams een van de drie hoofdoorzaken van de tekorten op de jeugdbudgetten.
Die teams doen hun stinkende best, maar zijn veelal in opbouw, ook als het gaat om kennis over (gespecialiseerde) jeugdhulp. De grootste uitdaging van dit moment is volgens hem het bewerkstelligen van evenwicht tussen inhoud en financiën. ‘Het gaat er om dat er op tijd lichte interventies worden gepleegd zodat langdurige zware zorg kan worden voorkomen. Soms moet een wijkteam echter niet schromen een jongere door te verwijzen naar zwaardere zorg. Die kun je later weer afschalen. Als je te laat doorverwijst, loop je het risico dat er alsnog zwaardere zorg moet worden verleend, die langduriger nodig is.’ En dus duurder. De gemeente De Bilt geeft aan dat de zorgvraag gelijk blijft, maar dat de zorg ‘zwaarder en dus duurder wordt’.
En verder
Ook het woonplaatsbeginsel, dat bepaalt wie de rekening voor de geboden jeugdhulp betaalt, breekt een aantal gemeenten (financieel) op, zoals Utrechtse Heuvelrug. Daarnaast staat her en de onderlinge solidariteit onder druk om (dure) rekeningen van specialistische jeugdhulp samen te dragen, zoals in Aa en Hunze, Delfzijl en Bernheze.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.