Strenge selectie inkoop leidt tot daling dure jeugdhulp
In gemeenten die bij de inkoop van jeugdzorg kiezen voor een strenge selectie van aanbieders, loopt het aantal jongeren met (duurdere) specialistische zorg met een vijfde terug. Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau CPB) dat donderdag verschijnt.
Gemeenten die bij de inkoop van jeugdzorg kiezen voor een strenge selectie van aanbieders, zien het aantal jongeren met (duurdere) specialistische zorg met een vijfde teruglopen. In gemeenten die een omzetplafond hanteren, daalt het aantal jongeren in jeugdzorg met verblijf. De contractering van een groot aantal aanbieders in die tweedelijnsjeugdzorg leidt niet per se tot een groter beroep op deze zorg.
Lagere kosten
Dat blijkt uit het onderzoek ‘De gemeentelijke inkoop van jeugdzorg’ van het Centraal Planbureau (CPB) dat donderdag verschijnt. De omslag naar meer eerstelijnszorg leidt hoogstwaarschijnlijk tot lagere kosten bij gemeenten, maar het CPB kan dit niet hard maken. Gemeenten met minder jongeren in verblijf zijn daarentegen niet vanzelfsprekend goedkoper uit. Het kan zijn dat de kosten per jongere hoger zijn dan in andere gemeenten, stelt het CPB.
Daling zorggebruik
Het CPB heeft onderzocht of de wijze van inkoop van jeugdzorg en het al dan niet instellen van een omzetbegrenzing door gemeenten leiden tot een daling van het aantal jongeren in jeugdzorg. ‘Dat is alleen het geval bij residentiële jeugdhulp (jeugdhulp met verblijf, red) in gemeenten die een omzetplafond hanteren of aanbieders een vooraf afgesproken vast bedrag geven’, stelt Gijs Roelofs van het CPB, nauw bij het onderzoek betrokken.
Minder jeugdzorg
Die verschuiving van tweedelijns naar eerstelijns was (en is) een belangrijke doelstelling van de decentralisatie jeugdzorg in de 2015. Uit het CPB-onderzoek blijkt dat die verschuiving duidelijk zichtbaar is bij gemeenten die jeugdzorgaanbieders bij een aanbesteding selecteren op basis van offertes; het CPB heeft het dan over ‘strenge selectie’. In deze gemeenten maken 21 procent minder jongeren gebruik van specialistische tweedelijnshulp dan gemeenten die via open house of een soortgelijke inkoopmethode jeugdzorg (‘lichte selectie’) inkopen. Bij open house kunnen alle aanbieders die aan de door de gemeente gestelde criteria voldoen in een gemeente jeugdzorg leveren. Tussen 2011 en 2019 is in gemeenten met een lichte selectie het gebruik van tweedelijnsjeugdhulp met gemiddeld zestien procent toegenomen terwijl die in gemeenten met een strenge selectie met gemiddeld negen procent is afgenomen.
Transformatie
Relatief weinig gemeenten hanteren een strenge selectie, tekent Roelofs daarbij aan. Veruit de meeste gemeenten (90 procent) maken gebruik van een lichte selectie. ‘Het is echt aan gemeenten zelf om eventueel over te stappen van een lichte naar een zware selectie’, aldus Roelofs. Het CPB waagt zich niet aan aanbevelingen. ‘Het is onder meer afhankelijk van de manier waarop gemeenten invulling aan de transformatie willen geven. Aanbestedingen vergen daarnaast ook meer van gemeenten dan bijvoorbeeld inkopen via open house.’
Minder aanbieders
Per saldo daalt het beroep op jeugdzorg niet, ongeacht de inkoopmethode, concludeert het CPB. In beide groepen gemeenten worden evenveel jongeren geholpen, maar in gemeenten met een strenge selectie wordt de jeugdhulp veel meer door medewerkers van het wijkteam gegeven. Een opvallende bevinding van het CPB is ook dat er geen relatie is tussen het aantal aanbieders en het gebruik van tweedelijnszorg. Gemeenten met een strenge selectie hebben wel minder aanbieders per duizend jongeren dan gemeenten die de markt openlaten voor alle aanbieders die aan selectiecriteria voldoen.
Goedkoper uit
Het planbureau gaat er vanuit dat gemeenten met een strenge selectie per saldo goedkoper uit zijn dan gemeenten met een lichte selectie, maar kan dat niet hard maken. ‘Als de kosten in de eerstelijn inderdaad lager zijn dan in de tweedelijn, zijn gemeenten hoogstwaarschijnlijk goedkoper uit, maar wij hebben geen informatie over de relatieve kosten van de eerste- en tweedelijnszorg’, aldus Roelofs. Het is aan gemeenten om daar onderzoek naar te doen. Het CPB heeft geen aanwijzingen dat gemeenten met een strenge selectie duurder uit zijn als een jongere alsnog gespecialiseerde jeugdzorg moet krijgen. ‘De kosten per jongere in de tweedelijn zijn in deze gemeenten niet hoger dan in andere gemeenten’, aldus Roelofs.
Budgetplafond
Het CPB heeft ook onderzocht of begrenzing van de omzet van aanbieders door gemeenten tot een daling van het jeugdzorggebruik leidt. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld een budgetplafond instellen of met vaste budgetten per aanbieder werken. Bij de ambulante hulp leidt het al dan niet begrenzen van de omzet niet tot een daling. Bij jeugdzorg waarbij jongeren in een instelling verblijven, is er wel een duidelijk verschil. In gemeenten die budgetplafonds hanteren, stijgt het aantal jongeren dat in een instelling jeugdzorg krijgt minder hard dan in gemeenten zonder omzetbegrenzing. In 2019 kregen in gemeenten zonder budgetplafonds 13,4 kinderen per duizend kinderen hulp in een instelling. In gemeenten waarbij aanbieders niet boven een vooraf vastgestelde omzet mogen komen, gaat het om 10,3 kinderen per duizend kinderen.
Kosten per kind
Het is daarmee niet gezegd dat deze gemeenten ook goedkoper uit zijn, tekent Roelefs aan. ‘We kunnen niet uitsluiten dat de kosten van deze gemeenten hoger zijn. Ze hebben weliswaar minder jongeren in residentiële zorg, maar mogelijk liggen de kosten per kind hoger.’ In 2018 en 2019 waren er relatief weinig gemeenten die de omzet van aanbieders begrenzen. ‘Vanaf 2019 zien we het aantal wel toenemen’, aldus Roelofs.
Langere wachttijden
Strenge selectie en omzetbegrenzing hebben nadelen voor de kinderen (en hun ouders) die jeugdhulp nodig hebben. In gemeenten die streng selecteren, en door de bank genomen minder aanbieders hebben, is er minder keuzevrijheid. Nadeel van omzetbegrenzing is de kans op het ontstaan van langere wachttijden, stelt het planbureau. Het CPB heeft niet gekeken naar de verschillen in kwaliteit van de geboden jeugdhulp in gemeenten met en zonder strenge selectie van jeugdzorgaanbieder en/of met budgetplafonds.
Financiële beheersbaarheid
Hoewel het CPB zich onthoudt van aanbevelingen, doet Roelofs toch een oproep aan zowel gemeenten als rijk. Gemeenten moeten de relatieve kosten van de eerste- en tweedelijns jeugdzorg in kaart brengen, vindt hij. ‘Dat helpt gemeenten en rijk om te bepalen in hoeverre een verschuiving van tweedelijns- naar eerstelijnszorg kan bijdragen aan de financiële beheersbaarheid van de jeugdzorg.’
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.