Stapje terug
Duur, traag en zo flexibel als een loden deur. Velen denken het, maar zelden spreken ze zo over hun oude(re) collega’s. Althans zeker niet in het openbaar. Voor iedereen is het beter om dat taboe te doorbreken.
Natuurlijk, oudere collega’s betekenen veel voor hun organisatie. Ze zijn door hun decennialange ervaring wandelende encyclopedieën, waarmee de jongere generatie haar voordeel kan doen. Daarnaast beschikken ze meestal over een wijdvertakt netwerk, waardoor ze in staat zijn met een paar telefoontjes de zaken niet alleen snel, maar ook nog eens goed te regelen. Het kennisverlies wordt door werkgevers - de overheid niet uitgezonderd - als het grootste probleem van de vergrijzing gezien. Tegelijkertijd hebben overheden al jaren moeite om aan voldoende nieuw personeel te komen.
Wordt er dus volop ingezet om oudere ambtenaren langer aan het werk te houden? Op papier wel, met ingewikkeld klinkende termen als duurzame inzetbaarheid en leeftijdsbewust personeelsbeleid. In de praktijk vertrekken de meeste ambtenaren echter op hun 62ste.
De overheid lijkt als werkgever de oudere ambtenaar liever kwijt dan rijk. Maar al te vaak vormt de grijze golf een sta-in-de-weg. In organisaties met een hoog grijsgehalte stromen jongeren maar moeilijk door naar hogere posities. Zij stuiten op het ‘grijze plafond’. Niet zelden verlaten jongere medewerkers om die reden de organisatie - vooral in de publieke sector. Die jonge uitstroom is vergrijzingprobleem nummer twee.
Veel overheidswerkgevers lopen verder aan tegen de geringe flexibiliteit van veel oudere medewerkers. Een aantal oudere ambtenaren geeft in de Arbeidsmarktspecial in dit nummer ruiterlijk toe dat de rek eruit is. Ze hebben moeite met het leren van nieuwe (digitale) kunstjes. Dat is een bron van frustratie voor zowel de ouderen, als hun werkomgeving.
En dat probleem wordt erger als we langer moeten doorwerken. VUT-regelingen lijken hun langste tijd te hebben gehad, zodat het vervroegd met pensioen gaan onbetaalbaar wordt. In plaats van 62 jaar wordt binnenkort 65 de norm als einddatum, als het aan de overheidswerkgevers ligt. Die grens dreigt zelfs te worden opgetrokken naar 67.
En dan de oudere ambtenaar zelf. Uit onderzoek van Binnenlands Bestuur blijkt dat de oudere ambtenaar - 45 tot 55 jaar - het welletjes vindt op 62-jarige leeftijd: driekwart van hen wil vóór of uiterlijk met 62 stoppen. Groot is de motivatie om langer door te werken bepaald niet.
Werkgever en werknemer lijken samen te winnen door vervroegd afscheid te nemen van elkaar. Dat brengt het betaalbaar houden van de AOW echter geen stap dichterbij. Het begin van een oplossing voor het vergrijzingsvraagstuk zit in een open communicatie: het erkennen van het wederzijdse motivatieprobleem. Werkgevers kunnen ruimte bieden voor een andere inrichting van het werk. Oudere medewerkers zouden kunnen opteren voor minder belastende en minder betaalde functies. Zo is demotie geen achteruitgang, maar winst.
Hans Bekkers
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.