Gemeenten missen grip op arbeidsmigrant
Bijna driekwart van de grote gemeenten ervaart veel problemen met arbeidsmigranten, blijkt uit onderzoek van Binnenlands Bestuur.
Bijna driekwart van de grote gemeenten ervaart veel problemen met arbeidsmigranten, blijkt uit onderzoek van Binnenlands Bestuur met de G4 en de G40. Zonder verplichte adresopgave verdwijnen ze vaak onder de radar. Twee derde van de gemeenten wil strenger kunnen sturen op bedrijven die werken met veel arbeidsmigranten.
Nederland telt volgens SEO Economisch Onderzoek circa 735.000 arbeidsmigranten. Daar moeten mogelijk nog enige honderdduizenden zogenaamde ‘posted workers’ (die hier wel werken, maar geen inkomstenbelasting afdragen) bij worden opgeteld. Ze zijn voor veel werkgevers broodnodig om te voorzien in moeilijk vervulbare vacatures. Keerzijde is dat de komst van deze buitenlandse werknemers in met name grotere steden de druk op de vaak al zeer krappe woningmarkt verder verhoogt. Veel arbeidsmigranten zouden onder de radar verdwijnen en moeten leven in mensonterende omstandigheden.
Vier jaar geleden kwam het zogenoemde Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten met een reeks aanbevelingen om de situatie van arbeidsmigranten te verbeteren. Deze commissie-Roemer (vernoemd naar voorzitter Emile Roemer) pleitte voor certificering van alle uitzendbureaus die met arbeidsmigranten werken, verlangde meer inzet van de Arbeidsinspectie en een betere registratie van arbeidsmigranten door gemeenten. Begint dat inmiddels te werken?
Nee, is het onontkoombare antwoord dat volgt uit onderzoek van Binnenlands Bestuur in samenwerking met de G4 en G40. Zo’n 70 procent van de gemeenten ervaart ‘behoorlijk veel’ of ‘zeer veel’ problemen met arbeidsmigranten (zie grafiek). En de trend is negatief: bij 35 procent zijn die problemen het afgelopen jaar ‘enigszins toegenomen’, bij 47 procent van de gemeenten zijn ze zelfs ‘sterk toegenomen’. Het is er sinds ‘Roemer’ dus alleen maar slechter op geworden.
Welke problemen ervaren gemeenten? Als grootste uitdaging zien ze het niet ingeschreven staan van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP), waardoor ze onder de radar verdwijnen. Deze inschrijving is volgens een van de deelnemende gemeenten nu in de praktijk ‘nauwelijks realiseerbaar’.
Arbeidsmigranten die hier minder dan vier maanden willen verblijven, kunnen zich nu inschrijven bij de Registratie Niet-ingezetenen (RNI). Anders komen ze niet aan een burgerservicenummer. ‘Wij vragen daarbij wel hun verblijfsadres’, schrijft die gemeente, ‘maar dat is niet verplicht helaas. Niemand ziet toe op tussentijdse verhuizingen. Uitzendbureaus sturen hier niet op, arbeidsmigranten weten het niet en als gemeente hebben we geen capaciteit om hierop toe te zien.’
Onuitvoerbaarheid
Een andere gemeente stelt dat veel arbeidsmigranten zich überhaupt niet in de RNI zouden moeten inschrijven, maar direct in BRP, ‘omdat zij voornemens zijn langer dan vier maanden te blijven.’ Deze gemeente pleit voor een inschrijfproces bij de RNI-balie dat dit ondervangt en arbeidsmigranten direct naar de BRP doorverwijst. Er zou vanuit diverse gemeentelijke directies al met regelmaat zijn gewezen op de onuitvoerbaarheid van de huidige manier van registreren en handhaven. Want wat doe je met arbeidsmigranten die de maximale periode van vier maanden van hun RNI-inschrijving overschrijden? Handhaven is ‘eigenlijk (…) onmogelijk aangezien we niet weten waar de burger bereikbaar is.’ Regelmatig zou deze groep betrokken zijn bij criminele activiteiten. ‘En de stad herbergt veel meer bewoners dan er geregistreerd staan en loopt zo gelden uit het gemeentefonds mis.’
De stad herbergt veel meer bewoners dan er geregistreerd staan
Dat herbergen van meer bewoners dan er geregistreerd staan heeft voor gemeenten nog twee andere zwaar wegende gevolgen: de woningnood neemt toe, net als de groep dak- en thuislozen. Het is volgens vrijwel alle gemeenten (93 procent) in de eerste plaats de werkgever die hier een rol heeft te vervullen. ‘Zij moeten de pijn voelen als het niet goed gaat’, schrijft een respondent. ‘Niet de gemeente, niet de samenleving en zeker niet de arbeidsmigrant zelf.’
Ook al omdat, zoals een gemeente meldt, werkgevers ‘de voordelen van deze goedkope arbeidskrachten plukken’. Je zou van te voren bindende afspraken met werkgevers moeten maken ‘over de kosten van huisvesting, verplicht taalonderwijs onder werktijd, de kosten van dakloosheid van voormalig werknemers van het bedrijf, et cetera.’
Werkgevers moeten de pijn voelen als het niet goed gaat
De Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) die malafide uitzendbureaus moet weren, een ander advies van de commissie-Roemer, is nog steeds niet ingevoerd.
WRR-advies
Niet alle werkgevers kunnen over één kam worden geschoren. ‘Er zijn veel goede voorbeelden in de land- en tuinbouw waar de werkgever heel goed voor zijn werknemers zorgt’, schrijft een gemeente. ‘Idem met grotere uitzendbureaus met een eigen (apart) huisvestingsbedrijf. Het zijn vooral malafide bureaus die misstanden veroorzaken. (...) Belangrijk is de middengroep beter te maken.’ Hoe zou dat kunnen gebeuren? Twee derde van de gemeenten sluit zich aan bij een recent advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regerings beleid (WRR), waarin wordt bepleit dat gemeenten meer moeten sturen op nieuwe bedrijvigheid.
Ondernemingen die de inzet van veel arbeidsmigranten vergen maar economisch weinig toevoegen, zouden moeten kunnen worden geweerd. Bij voorkeur via een effectrapportage nieuwe bedrijvigheid (stelt 90 procent van de voorstanders), of door daar regels over op te nemen in het omgevingsplan (60 procent), of door ondernemers te verplichten hun werknemers zelf te huisvesten (eveneens 60 procent).
Stel adresopgave verplicht als migranten een BSN aanvragen
Als andere oplossingen om problemen rond arbeidsmigranten tegen te gaan zien gemeenten meer inzet van de Arbeidsinspectie tegen uitbuiting (85 procent) en meer regionale samenwerking tussen gemeenten om de huisvestingsopgave zo beter te spreiden (78 procent). Een aantal gemeenten waarschuwt in hun open antwoorden voor stereotypen over arbeidsmigranten, want die ‘zijn er in vele verschijningsvormen’.
Een andere gemeente vult aan: ‘Net als kennismigranten zijn arbeidsmigranten geen homogene groep. Ze komen om verschillende redenen naar Nederland, werken in verschillende sectoren en kunnen ook verschillende problemen ervaren. Een jonge EU-burger uit Spanje of Italië die tijdelijk, als avontuur, in Amsterdam komt wonen en in de horeca gaat werken, ervaart andere uitdagingen dan een migrant uit Oost-Europa die via een uitzendbureau in de landbouw aan de slag gaat.’
Dat lijkt het nog belangrijker te maken dat een gemeente meer zicht en daarmee meer grip krijgt op de arbeidsmigranten die er wonen en werken. Het komt terug in het belangrijkste advies van gemeenten aan het kabinet: stel de opgave van het adres verplicht als arbeidsmigranten een burgerservicenummer aanvragen. De aan de enquête deelnemende gemeenten scharen zich bijna unaniem (92 procent) achter dit voorstel.
Verantwoording: De G4-gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht en in totaal veertien G40-gemeenten deden in oktober 2024 mee aan dit onderzoek.
‘De wettelijke verankering ontbreekt’
Martijn Balster is wethouder (volkshuisvesting, PvdA) in de gemeente Den Haag en voorzitter van de klankbordgroep arbeidsmigranten. Deze club adviseert de VNG over hoe zij gemeenten het beste kan ondersteunen rond het thema arbeidsmigranten.
Balster is niet verbaasd over de resultaten van het onderzoek: ‘Veel gemeenten ervaren stevige problemen rondom arbeidsmigratie.’ Ook in zijn eigen Den Haag is het aantal arbeidsmigranten de afgelopen jaren sterk toegenomen. Werken doen ze doorgaans elders. In de kassenbouw in het Westland of in de Bollenstreek ten noorden van de hofstad. Dat zij dagelijks soms wel 150 tot 200 kilometer afleggen is niet ongebruikelijk, meent de wethouder: ‘De betreffende bedrijven en uitzendbureaus zetten daarvoor busjes in.’ Inmiddels kent Den Haag zo’n 50.000 arbeidsmigranten. Bijna één op de tien Hagenaren is arbeidsmigrant.
‘Uitbuiting komt helaas vaak voor’, signaleert Balster. Veel steden vinden dat vooral werkgevers in actie moeten komen. De Haagse bestuurder deelt die mening: ‘Zij zouden bijvoorbeeld verantwoordelijk moeten zijn voor de huisvesting. Deze bedrijven werven mensen uit met name Midden- en Oost-Europa voor werk dat weinig Nederlanders willen of kunnen doen.’ Vervolgens worden deze arbeidskrachten aan het werk gezet, soms onder slechte omstandigheden en tegen een hongerloon. ‘Een kleine club bedrijven profiteert hiervan, maar de samenleving wordt opgescheept met de maatschappelijke lasten en kosten’, aldus Balster. ‘Als je mensen hier naartoe haalt om te laten werken in bijvoorbeeld slachthuizen of distributiecentra, moet je er wel voor zorgen dat alles voor deze nieuwkomers goed geregeld is.’
Onder de radar
De grote gemeenten zien het ontbreken van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP) als de grootste uitdaging. Hierdoor verdwijnen ze onder de radar. Ook in Den Haag is dit niet op orde. Van de naar schatting 50.000 arbeidsmigranten zijn er zo’n 30.000 geregistreerd. Van 20.000 mensen weet de gemeente niet waar ze verblijven en werken. En die geregistreerde 30.000 zijn niet allemaal opgenomen in de BRP. Een deel staat ingeschreven in de Registratie
Niet-Ingezetenen (RNI). Niet-ingezetenen die langer dan vier maanden in Nederland verblijven, zijn verplicht om hun RNI-registratie om te zetten naar een BRP-inschrijving. Zij hebben dan meer rechten en kunnen een beroep doen op voorzieningen, zoals sociale huurwoningen. Dat maakt hen minder afhankelijk van uitzendbureaus of werkgevers. In de praktijk gebeurt dit vaak niet. Gemeenten kunnen hier (zonder actuele verblijfadressen) niet op acteren, constateert onder andere de Arbeidsinspectie. ‘Uitzendbureaus of werkgevers kunnen dan ook (financieel) belang hebben bij RNI-inschrijvingen boven BRP-inschrijvingen’, merkt de instantie met enig argwaan op.
Balster pleit dan ook voor een registratieplicht. Dat is tevens een aanbeveling van de commissie-Roemer. ‘Op die manier krijgen gemeenten zicht op waar migranten wonen, voor welk bedrijf ze werken, en waar. Zo kunnen gemeenten bedrijven verantwoordelijk houden voor hun werknemers.’ De Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) komt al met strengere toelatingseisen voor de uitzendsector, maar een registratieplicht voor bedrijven ‘is er vakkundig uitgelobbyd’, zegt Balster.
Daarnaast wil hij dat het gebruik van de Effectrapportage Nieuwe Bedrijvigheid wordt verplicht. Hiermee worden de effecten van nieuwe bedrijven die afhankelijk zijn van arbeidsmigranten onderzocht. ‘Als bepaalde sectoren gepaard gaan met zoveel misstanden, zouden gemeenten de komst van deze bedrijven moeten kunnen tegenhouden. Een nieuw distributiecentrum maar er zijn niet voldoende huizen voor de geworven arbeidskrachten? Dan gaat het plan niet door.’
De wethouder vindt niet dat de overheid daardoor op de stoel van de ondernemer gaat zitten. ‘De arbeidsmigrantenproblematiek is ontstaan door het regelloze vestigingsklimaat dat de afgelopen decennia is gecreëerd. Daarom heeft Nederland zoveel sectoren die doorgaans goed gedijen in lage lonenlanden. Door als overheid meer te reguleren stuur je als het ware meer op wat voor economie je wilt. In veel gemeenten en provincies wordt dit debat al gevoerd, maar de wettelijke verankering ontbreekt. Die instrumenten zouden bijvoorbeeld in de Omgevingswet kunnen worden opgenomen.’
‘We moeten er een arbeidsmarktvraagstuk van maken’
‘We zien dat de problemen met arbeidsmigranten verergeren’, zegt de Groningse wethouder Carine Bloemhoff (arbeidsmarktbeleid, PvdA) en tevens voorzitter van de G40-werkgroep over arbeidsmigratie.
‘Dat heeft in de basis te maken met onze flexibele arbeidsmarkt. De vorige minister van Sociale Zaken, Van Gennip, gaf al eens aan dat wij geen lage lonenland moeten willen zijn: we hebben onze arbeidsmarkt veel te flexibel gemaakt. Het is heel makkelijk om mensen met schijnconstructies aan laagbetaald werk te helpen. In Duitsland, bijvoorbeeld, heb je veel minder flexcontracten.’
De problemen met arbeidsmigranten spelen volgens Bloemhoff daardoor niet alleen in de grote steden, maar ook in grensregio’s waar veel migranten werkzaam zijn in de vlees- en logistieke sector. ‘Het is niet alleen een huisvestingsprobleem. We moeten er een arbeidsmarktvraagstuk van maken. Grenswethouders worden al aangesproken door hun Duitse collega’s: waar zijn jullie in Nederland nou mee bezig?’
Het grootste probleem dat uit het onderzoek opdoemt is dat veel arbeidsmigranten onder de radar blijven. Bloemhoff: ‘Gemeenten hebben er weinig zicht op. Als er bijvoorbeeld glasvezel wordt aangelegd, zie je allerlei mensen aan het werk waarbij je je afvraagt: is dat wel zuivere koffie? Is hier geen sprake van uitbuiting? We weten niet waar de busjes aan het eind van de dag naartoe gaan. Dat maakt het heel lastig om er wat aan te doen.’ In G40-verband worden daarover volgens Bloemhoff momenteel veel gesprekken tussen wethouders over gevoerd. ‘Op onze bedrijventerreinen is weinig ruimte over. Laten we die benutten voor bedrijven die het meest bijdragen aan brede welvaart. Bedrijven die veel gebruikmaken van lageloon-arbeidsmigranten, die hoeven hier van ons geen plek meer te krijgen.’
Maar om daar concreet handen en voeten aan te geven is lastig. ‘Elke gemeente buigt zich op dit moment over dit vraagstuk. We hebben allemaal wel een voorbeeld in de gemeente waarvan we denken: dat had niet zo gemoeten. Maar als een bedrijf dat je liever niet in de gemeente ziet toch een vergunning aanvraagt, kun je daar op dit moment niet veel aan doen.’ De regio Groningen werkt daarom aan vestigingskaders voor bedrijventerreinen. ‘Die zijn bepalend voor onze acquisitiestrategie, voor welke bedrijven we willen aantrekken. Je moet eerst met elkaar een dergelijke visie formuleren. Pas dan kun je kijken welke juridische haken er nodig zijn om dat dicht te kunnen zetten. Maar voordat alle omgevingsplannen daarop zijn aangepast, zijn we een paar jaar verder. Terwijl de nood op dit moment hoog is.’
Wat Bloemhoff betreft moet de discussie worden gestart ‘of we tomaat willen importeren of de tomaatplukker? En als we de tomaatplukker importeren, zal de werkgever ook huisvesting moeten regelen. Dat gebeurt nu ten enenmale niet. De mensen die in de Westlandse kassen werken, worden in Rotterdam en Den Haag gedumpt. En als je even niet aan het werk bent, wordt het huurcontract opgezegd en staan de mensen op straat. Mijn collega- wethouder in Venray klaagt dat hij voortdurend achter de feiten aanloopt omdat de uitzendbureaus telkens nieuwe constructies optuigen. Daar zal het rijk paal en perk aan moeten stellen.’
‘Nee durven verkopen, dat is iets nieuws’
‘Mij viel aan het onderzoek op hoeveel problemen gemeenten met de situatie rond arbeidsmigranten ervaren’, zegt de Osse wethouder Frank den Brok (VDG), tevens voorzitter economie van de G40.
‘Het feit dat arbeidsmigranten onder de radar blijven omdat ze niet staan ingeschreven in de BRP is een groot aandachtspunt. Dan weet je als gemeente niet waar ze verblijven. Hoe ze door hun werkgever worden behandeld. Of ze wel eerlijk worden betaald.’
Gemeenten verwijzen in het onderzoek vrijwel unaniem naar de werkgever als eerste verantwoordelijke voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Den Brok deelt die observatie, ‘al kun je er ook bedenkingen bij hebben wanneer wonen en werken in één hand zit. De afhankelijkheidsrelatie is dan erg groot. Als de arbeidsmigrant zijn werk kwijtraakt, is vaak ook meteen het huis verloren. Ook hebben we behoefte aan handvatten om met name de malafide uitzendbureaus aan te kunnen pakken.’
Gemeenten moeten volgens Den Brok nadenken over welke economie ze willen faciliteren. ‘Je ziet hier rond Oss veel agrifood en farma-industrie. Dat is waar we op willen inzetten. Dat betekent ook dat je tegen andere bedrijven ‘nee’ moet durven zeggen. Dat is iets nieuws. Iedereen is nog aan het zoeken. Eerst waren we blij met elk bedrijf dat zich in de gemeente wilde vestigen. Dan kon je grond verkopen en een centje verdienen. Nu kijken we: voegt het iets aan toe aan de brede welvaart?’
Oss maakte met omliggende gemeenten en provincie Noord- Brabant afspraken over bedrijfsvestiging. ‘Grootschalige logistiek die weinig waarde toevoegt, hoeven we niet per se meer. Ook zijn we terughoudend met laagwaardige werkgelegenheid zoals inpakwerk, waar vaak arbeidsmigranten aan te pas komen.’ Met effectrapportages van nieuwe bedrijven, waarbij hun beslag op de arbeidsmarkt in beeld komt, moet Oss nog aan de slag. Wel maakte de gemeente afspraken over het maximale aantal mensen dat in een woning mag wonen. ‘In sommige wijken zagen we acht of tien arbeidsmigranten in een eengezinswoning zitten. Dat geeft overlast en vaak een enorme parkeerdruk.’
Tegelijk, zegt Den Brok, ‘vormen arbeidsmigranten een belangrijk onderdeel van onze economie. Er is schaarste op de arbeidsmarkt, we hebben ze keihard nodig.’ Maar hoe lang nog? Den Brok: ‘Je moet investeren in innovatie en robotisering, wetende dat er steeds minder handjes komen. Ik was vorige week bij een enorm bedrijf in de zachte fruitteelt, waar driehonderd arbeidsmigranten werken en wonen. Die zeiden: ons hoofddoel is ervoor te zorgen dat we over een aantal jaren de arbeidsmigranten bijna niet meer nodig hebben.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.