Jeugdhulp: Tempo maken met transformatie
Jeugdhulp: Tempo maken met transformatie. Gemeenten en jeugdhulpaanbieders werken hard om tot de essentie van de decentralisatie van de jeugdhulp te komen: betere en betaalbare hulp voor jeugdigen en gezinnen.
Gemeenten en jeugdhulpaanbieders werken hard om tot de essentie van de decentralisatie van de jeugdhulp te komen: betere en betaalbare hulp voor jeugdigen en gezinnen. Zij willen een einde maken aan versnippering, verkokering, bureaucratie, medicalisering en inefficiëntie in de zorg voor jeugd. De ambities zijn groot, maar het tempo waarin de beoogde veranderingen plaatsvinden is nog te laag. Daarom is het hoog tijd voor een analyse van deze stagnatie en suggesties om de beweging in het systeem in een hogere versnelling te brengen.
Volledig anders ingericht en toch niets veranderd?
Dat de jeugdhulp nauwelijks is veranderd de afgelopen twee jaar, is natuurlijk onzin. Want met de decentralisatie ziet de inrichting van het jeugdzorgstelsel er wel degelijk volledig anders uit. De ontwikkelingen in de uitvoering van de jeugdhulp en de sturing op de noodzakelijke veranderingen blijven daar echter nog te veel bij achter. Zo zijn de werelden van preventie, algemene en lichte ondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp nog steeds grotendeels gescheiden.
Grote ambities, kleine experimenten
Meerdere intakes en poortjes, schuiven met jongeren en te sterk afgebakende werkzaamheden waardoor de geboden hulp niet altijd aansluit op de behoefte van de cliënten. Het zijn slechts enkele voorbeelden van de problemen waarop de transformatie een antwoord zou bieden, onder meer door:
- Één plan, één regisseur
- Hulp op maat, met innovatieve vormen van jeugdhulp
- Via preventie en lichte ondersteuning zwaardere inzet te voorkomen
- Vanuit gespecialiseerde intensieve jeugdhulp zo snel mogelijk weer terug te schakelen
- Combinaties met lichtere vormen van ondersteuning in de eigen omgeving
Dat waren, en zijn nog steeds, de ambities. Maar wij zien vooral inzet op kleine experimenten, terwijl nog té weinig echte beweegruimte ontstaat. De noodzakelijke grote kanteling wordt steeds vooruitgeschoven.
Te weinig beweging
Uit gesprekken met beleidsmedewerkers van diverse gemeenten ontstaat een beeld van hoge werkdruk, maar weinig beweging. Met name op de snijvlakken van preventie, lichte vormen van ondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp. Terwijl juist dáár kruisbestuiving, samenwerking en integraliteit het hardst nodig zijn. Dáár moeten gemeenten de beweging op gang brengen om tot betere en goedkopere jeugdhulp te komen. Hoe kunnen ze dat doen? Door:
- Te investeren in het preventief jeugdbeleid
- Ervaringsdeskundigheid in te zetten
- Zicht en grip te krijgen op verwijsstromen
- Afschaling mogelijk te maken
Investeren op preventie en lichte ondersteuning
Iedereen is het er over eens dat preventie een belangrijke pijler van het jeugdbeleid is. We roepen het keer op keer: gemeenten moeten investeren in een sterke basis voor de jeugd. Toch is het budget voor preventief jeugdbeleid slechts een fractie van het geld dat er in de jeugdhulp omgaat en zijn de budgetten veelal nog niet ontschot. Daar waar verandering plaatsvindt, gebeurt dat in te kleine stappen. Voor een daadwerkelijke kanteling zijn serieuze investeringen nodig, onder meer door de inzet van een combinatie van vrijwilligers en hulpverleners.
Ervaringsdeskundigheid gebruiken
Om tot effectief jeugdbeleid te komen is de ervaringsdeskundigheid van kinderen en jongeren onmisbaar. Maar daar ligt meteen ook de uitdaging: het is niet eenvoudig om kinderen en jongeren warm te maken voor jongerenparticipatie, inspraak en actief burgerschap. Daar zijn creatieve ideeën voor nodig, maar bovenal serieuze en structurele aandacht.
Beter zicht op verwijsstromen
Gemeenten zorgen voor een goede toeleiding naar jeugdhulp. Maar een aanzienlijk deel van de verwijzingen naar gespecialiseerde jeugdhulp verloopt via huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en rechters. Op deze verwijsstromen hebben gemeenten weinig zicht, terwijl juist daar de sleutel ligt voor kostenbeheersing en sturing van de jeugdhulp. Om goed te kunnen achterhalen waar winst te behalen is, moet er dus een gedetailleerder beeld van de bestaande stromen komen.
Afschaling mogelijk maken
We zien een steeds verdere medicalisering en specialisering van de jeugdhulp. Intensieve vormen zijn strak afgebakend, kostbaar en staan te ver af van het gewone leven. Ook zijn er minder bedden beschikbaar en krijgen kinderen en jongeren daardoor langer ambulante hulp. Soms té lang en té licht. Als daar een acute crisissituatie uit voortkomt, blijkt het zeer lastig om een kind alsnog op de juiste plek te krijgen.
Meer flexibiliteit nodig
Dat moet en kán flexibeler. Er zijn nieuwe intensieve ambulante hulpvormen nodig om een middenaanbod te creëren en de mogelijkheid tot afschaling te bieden. Zolang daarbij een scherpe signalering bij een eventueel noodzakelijke opschaling maar geborgd is. Ook ontstaat er ruimte door de verschillende vormen van jeugdhulp slimmer te combineren, waardoor gemiddeld een lagere zorgintensiteit kan worden ingezet.
Gemeenten: neem de tijd en ruimte om meer beweging te creëren
Veel van de betrokkenen ervaren de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp nog altijd als een almaar voortrazende trein, die het lastig maakt tijd en ruimte te creëren voor beweging. Toch laten maatschappelijke businesscases van vooruitstrevende gemeenten vaak zien dat het de moeite loont om te investeren. Alleen moeten we het investeringstempo opschroeven, omdat kleine veranderingen op dit moment nog te weinig effect sorteren. De indruk ontstaat dat er niets verandert, terwijl er op veel plekken wordt gewerkt aan verbeteringen. Maar voor een groots effect zijn grotere investeringen nodig.
Van gedachten wisselen met de auteurs over een tempoverhoging van de transformatie van de jeugdhulp? Neem contact op met Marian Zandbergen of Arnaud Brix.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.