Raad benut ruimte in sociaal domein onvoldoende
Raadsleden benutten de weinige sturingsruimte bij de uitvoering van de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet onvoldoende. Dat concludeert de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in zijn donderdagmiddag gepresenteerde advies ‘Decentrale taak is politieke zaak’.
Raadsleden hebben weinig sturingsruimte bij de uitvoering van de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet, maar de ruimte díe ze hebben wordt onvoldoende benut. De bestuurscultuur in de gemeente en het regelmatig ingrijpen van het rijk belemmeren het optimale gebruik van de ruimte.
Politieke keuzes
Raadsleden hebben grote moeite met het maken van (politieke) keuzes als het over zorg gaat. Ze worstelen ook met hun plek in regionale samenwerkingsverbanden. Dat concludeert de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in zijn donderdagmiddag gepresenteerde advies ‘Decentrale taak is politieke zaak’. De Raad heeft voor het advies onderzocht hoe gemeenteraden de democratische sturing in het sociaal domein vormgeven en tegen welke knelpunten ze aanlopen. Negen gemeenten zijn daartoe onder de loep genomen.
Taboe
Lokale keuzes in het sociaal domein zijn nauwelijks onderwerp van politiek debat, concludeert de ROB. ‘Dit geldt zowel voor de achterliggende visie op deze taken als voor de afwegingen die de gemeente moet maken om de schaarse middelen over het sociaal domein te verdelen.’ Daarvoor is een aantal redenen. De drie wetten, en vooral de Participatiewet, geven gemeenten ten eerste weinig beleidsvrijheid. De raad kent ten tweede de wel beschikbare beleidsruimte onvoldoende. Door de groeiende tekorten zijn daarnaast vooral financiële kaders bepalend voor de keuzes. Het college legt de raad vaak ‘enkelvoudige’ voorstellen voor. ‘Dit stimuleert de raad niet tot een debat’, aldus de ROB. Er lijkt bij gemeenteraden een taboe te liggen op bezuinigingen in het sociaal domein, en vooral op de jeugdhulp. ‘Als door financiële druk afwegingen onvermijdelijk worden, worden die vooralsnog eerst in andere domeinen gemaakt.’ Op de regionaal belegde taken kunnen raden nauwelijks sturen.
Moeizaam grip
Raadsleden worstelen vaak met het maken van keuzes, omdat het effect van beleid moeilijk te voorspellen is en besluiten van de raad het leven van kwetsbare mensen direct raakt. Dit leidt vaak tot uitstel van keuzes. De bergen informatie, de complexe materie en de ‘ingewikkelde dynamiek van het veld’ maken het dat raadsleden, ook vijf jaar na de decentralisaties, moeizaam grip op het sociaal domein krijgen, concludeert de ROB. De resultaten van zorg en hulp zijn soms moeilijk te meten waardoor het voor gemeenteraden lastig is om te bepalen aan welke knoppen ze kunnen en willen draaien. Er is bij raadsleden grote behoefte naar gerichte stuurinformatie. ‘De mist begint steeds meer op te trekken, maar we zijn er nog niet’, citeert de ROB een raadslid.
Scenario’s
Om raden meer in positie te brengen, moet een en ander veranderen. De gemeenteraad moet onder meer beter worden bediend door het college en de ambtelijke organisatie. De vraag van de raad moet daarbij centraal staan en niet het aanbod van het college, benadrukt de ROB. Het college moet in plaats van enkelvoudige voorstellen, scenario’s aan de raad voorleggen zodat er meer keuzeruimte is.
Politiseren
De raad moet ook de hand in eigen boezem steken. In plaats van opdrachtgever tot nieuw beleid te zijn, is de raad vaak ‘volger van’ ontwikkeling van nieuw beleid. ‘Dit maakt dat de gemeenteraad zichzelf niet als eigenaar van de kaders ziet’, aldus de ROB. Dieper de materie induiken, is niet raadzaam. ‘Wanneer een gemeenteraad zich verder wil ontwikkelen tot autonoom en sterk bestuursorgaan, kan dat waarschijnlijk beter door te politiseren dan te professionaliseren.’ De raad moet maatschappelijke waarden vaststellen die de gemeente wil nastreven en op basis daarvan doelen van beleid formuleren en indicatoren bepalen voor evaluatie en controle. ‘Leidend en met visie, en op afstand van de uitvoering’, zou volgens de ROB de rol van de gemeenteraad moeten zijn.
Rust
Het rijk moet wet- en regelgeving niet voortdurend bijstellen, zoals de invoering van het Wmo-abonnementstarief, benadrukt de ROB. En als bijstelling noodzakelijk lijkt, moet het rijk dat doen in overleg met gemeenten ‘als gelijkwaardige medeoverheden’. Dat heeft het kabinet ook niet gedaan bij het in november gepresenteerde voorstel om de gespecialiseerde jeugdzorg verplicht (boven)regionaal te gaan inrichten. ‘De verontwaardigde reacties op de eenzijdig aangekondigde ingreep van de minister van VWS zijn verklaarbaar; het miskent de noodzaak tot dialoog tussen overheden voordat systeemwijzigingen worden aangekondigd.’ Gemeenten hebben overigens behoefte ‘aan een lange periode van rust’, tekende de ROB op.
De verantwoordelijk wethouder komt vaak niet verder dan 'het is wettelijk verplicht, dus we kunnen er niet onderuit'. Hetgeen de raad vervolgens zonder verweer slikt.
Hetgeen niet weg neemt dat deze wetgeving de grenzen van het staats- en bestuursrechtelijk betamelijke oprekt.
Link naar rapport : https://www.raadopenbaarbestuur.nl/documenten/pu …