Advertentie
sociaal / Nieuws

‘Positieve resultaten’ deradicalisering

Jongeren losweken uit een rechtsextremistisch milieu is mogelijk, concludeert onderzoekster Froukje Demant na een proefproject in Winschoten.

12 juni 2009

Een proefproject met het deradicaliseren van extreemrechtse jongeren is volgens de organisatoren deels geslaagd. In Winschoten lukte het om aan de hand van gesprekken vijftien jongeren hun extreemrechtse uitingen te laten staken. Bij zeven anderen had de aanpak geen effect. Een pilot in Eindhoven mislukte (zie kader).

 

In Oost-Groningen kwamen vanaf 2003 op diverse plaatsen enkele extreemrechtse Lonsdalegroepen op. De groep in Winschoten radicaliseerde tot de Skinheads Groningen. In april 2005 maakte deze groep, uitgedost met nazisymbolen, foto’s op een joods monument en plaste erop, hetgeen resulteerde in een vechtpartij met cafébezoekers. Later waren er confrontaties rond asielzoekercentra.

 

De deradicalisering is gericht op het losweken van jongeren uit een rechtsextremistisch milieu. In Scandinavië en Duitsland is daar al ervaring mee opgedaan. De vraag was of zo’n programma ook toepasbaar is in Nederland. ‘Ja’, stelt onderzoekster Froukje Demant van de Anne Frankstichting die de proef evalueerde, ‘zo’n aanpak is kansrijk. In Winschoten zijn positieve resultaten bereikt, al zijn er ook mitsen en maren.’

 

De pilot werd in 2007 en 2008 uitgevoerd door de gemeente, waarbij Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, de coördinatie had. De Universiteit Leiden en de Anne Frankstichting volgden de pilot in het kader van het onderzoeksproject ‘Monitor Racisme & Extremisme’. De ervaringen kunnen in de toekomst ook worden toegepast op deradicaliseringsprojecten voor radicaal islamitische jongeren, is het idee.

 

Het deradicaliseringsproject in Winschoten moest zich richten op zo’n twintig jongeren, zo was het plan. De helft zou de rechtsextremistische uitingen moeten staken. De jongeren zouden hulp krijgen bij het vinden van hulp, woonruimte, werk en scholing. De kosten zijn begroot op 185.000 euro, het Rijk vergoedde 62.500 euro.

 

Principiële vraag

 

Betrokkenen zagen zich gesteld voor een principiële vraag: is het voldoende als een geradicaliseerde jongere zijn gedrag verandert, of moet hij ook zijn gedachtegoed afzweren? Gekozen is voor de eerste variant: als de jongens geen extreemrechtse kleding of tekens meer dragen, zich niet meer als zodanig afficheren op internet en niet meer deelnemen aan extreemrechtse bijeenkomsten, is er afdoende resultaat bereikt.

 

Een kernteam (jongerenwerker, jeugdagent, maatschappelijk werker en twee ambtenaren) ging gesprekken aan met de doelgroep. De leden werden gewezen op de nadelige gevolgen van hun gedrag en kregen hulp. Zo kreeg één jongere met een huurschuld het aanbod niet uit zijn huis te worden gezet als hij zijn rechtsextremistische contacten verbrak en psychologische hulp zocht. De jongen ging er overigens niet op in.

 

De 22 jongeren die werden benaderd, wisten niet dat ze deel uitmaakten van een proefproject. Uiteindelijk staakten vijftien van hen hun radicale uitingen of gedrag, vier personen gingen er mee door en van drie personen is het onbekend. Centrale gedachte achter deradicalisering is dat jongeren geholpen moeten worden om zich los te maken uit het milieu waarin ze verkeren.

 

‘Het vaarwel zeggen van een extremistische vriendengroep is een grote stap. Dan moet je die jongeren dus wel een alternatief bieden’, aldus Demant. Daarbij draait het op de eerste plaats om praktische hulp: het vinden van een baan, een opleiding, een huis. Ook wordt de jongeren in gesprekken duidelijk gemaakt wat de negatieve gevolgen zijn van het lidmaatschap van een radicale groepering. Sociaal gezien worden ze daarmee outcast, waardoor het bijvoorbeeld lastig is om een baan te vinden of te houden.

 

De aanpak die nu in Nederland is uitgeprobeerd, richt zich vooral op de meelopers en de nieuwkomers in zo’n groep. Voor het op andere gedachten brengen van de harde kern is een intensiever programma nodig dat bijvoorbeeld meer gericht is op de radicale ideologie, denkt onderzoekster Demant.

 

Haken en ogen zijn ook geconstateerd in de proefperiode. ‘Het staat of valt met bestuurlijk commitment’, aldus Demant. ‘Er wordt altijd maar vanuit gegaan dat de gemeente bij de aanpak van deze problematiek de regie heeft. Maar soms wil ze er niet aan uit vrees voor imagoschade.’

 

Ook moeten betrokken partijen het eens worden over de vraag wanneer een deradicaliseringsproject is geslaagd. Demant: ‘We zien ook dat de aanpak het beste werkt bij mensen die nog niet zo heel diep in een groep zitten. Maar om hen te bereiken moet je dus wel nauwkeurig weten hoe die groep in elkaar steekt’.

 

Ook is het maar de vraag hoe bestendig de (in Winschoten) geboekte resultaten zijn. ‘Hoe ziet het er over een jaar uit? Je kunt niet zomaar zeggen: iemand is definitief gederadicaliseerd.’ Tot slot bestaat het gevaar van verplaatsing van de problemen. In Winschoten zochten de overblijvende rechtsextremistische jongeren hun heil deels in het nabijgelegen Nieuw-Scheemda.

 

Onenigheid over definitie

 

Multicultureel instituut Forum had voor een tweede pilot een groep Lonsdale-jongeren in Eindhoven op het oog. Met politie en jongerenwerk ontstonden er definitieproblemen of deze groep wel als rechtsextremtisch aan te merken is. De tweede pilot ging mede om deze reden niet door.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie