‘Campussen voor arbeidsmigranten werken goed’
Een pragmatische aanpak van arbeidsmigratie werkt het beste, concludeert Laurens Wijmenga, medewerker van het Wetenschappelijk Bureau van de ChristenUnie, na onderzoek naar welke oplossingen ontstaan in de praktijk, zoals in de Rotterdamse wijk Charlois. Grote campussen voor arbeidsmigranten blijken goed te werken.’
Een pragmatische aanpak van arbeidsmigratie werkt het beste, concludeert Laurens Wijmenga, medewerker van het Wetenschappelijk Bureau van de ChristenUnie, op basis van onderzoek naar oplossingen die ontstaan in de praktijk, zoals in de Rotterdamse wijk Charlois. Grote campussen voor arbeidsmigranten blijken bijvoorbeeld goed te werken.’
Hoe kwam u tot het onderzoek?
‘Het onderzoek was voor een essay dat past in een reeks essays van het Wetenschappelijk Instituut over migratie. Ik had al een essay geschreven over de ethiek van migratiebeleid, nu één over de praktijk van arbeidsmigratie. Daarvoor heb ik veertig ondernemers, migranten, mensen van maatschappelijke organisaties en lokale politici gesproken over de oplossingen die ontstaan in de praktijk. Ook verbleef ik enige tijd in Charlois en bracht bezoeken aan verschillende bedrijven waar arbeidsmigranten werken. De Amerikaanse theoloog Reinhold Niebuhr was een belangrijke inspiratiebron voor de duiding van de bevindingen was . Zijn denken, een soort christelijk pragmatisme, is relevant omdat hij in zijn werk steeds de spanning opzoekt tussen ideaal en realiteit. In dit geval rechtvaardigheid en gastvrijheid ten opzichte van de complexe praktijk, waarin verschillende belangen moeten worden afgewogen. Daar wordt het modderig en ingewikkeld. Voor die afweging geeft hij richtingwijzers.’
Wat waren uw belangrijkste bevindingen?
‘Een pragmatische aanpak werkt het beste. Er is veel over dit onderwerp te doen en het is vaak ook een heet hangijzer. Je leest over uitbuiting en overlast en over een toename van daklozen uit Oost-Europa. Er wordt bijna wekelijks op een negatieve manier over arbeidsmigranten bericht. Maar arbeidsmigranten zijn ook onmisbaar voor lokale economieën, vooral in gemeenten met veel maakindustrie en agrarische bedrijven. Het is een win-winsituatie zeggen ondernemers: de pakjes worden bezorgd, de vakken gevuld en de migranten verdienen veel meer dan in hun thuisland (een factor 3 ten opzichte van Polen, WB). Tegelijkertijd zijn er dus rauwe randen aan arbeidsmigratie, zoals overbewoning en verdringing op de arbeidsmarkt. Vooral jongeren en laagopgeleiden hebben daar last van. Geconfronteerd met die rauwe randen kun je als politicus niks doen en zwijgen (rechts) of met regels het problemen proberen te beheersen (links). Een voorbeeld van de tweede reactie is het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten van Emile Roemer dat aanbevelingen deed, zoals huurbescherming, meer regulering van de uitzendsector, verplichte inschrijving van migranten bij gemeenten en verplichte taalles. Maar pragmatische oplossingen die lokaal ontstaan werken vaak beter. Het gaat bij die pragmatische oplossingen om het creëren van een machtsevenwicht, je moet checks and balances inbouwen. Als die er namelijk niet zijn, dan ontstaat er onrecht.’
U houdt een pleidooi voor een meer pragmatische bestuurlijke aanpak? Wat zijn de belangrijkste conclusies voor ambtenaren en bestuurders?
‘Een goed voorbeeld is de gemeente Waalwijk, waar Bol.com zit. Daar zijn oplossingen ontstaan die goed werken, zoals grote campussen voor honderden arbeidsmigranten Daarnaast introduceerden ze een verblijfsbelasting voor arbeidsmigranten. Het positieve daaraan is dat ze zich dan inschrijven bij de gemeente. Een ander voorbeeld is het groepsgewijs inschrijven van arbeidsmigranten, zoals ze doen in het Westland. Die oplossingen werken in de praktijk.’
En hoe gaat het met de integratie?
‘In Charlois is bijvoorbeeld een parallelle gemeenschap ontstaan van Poolse en Bulgaarse migranten met eigen winkels en geloofsgemeenschappen. Dat geeft hen veiligheid en comfort, maar kan ook de integratie afremmen. Dat is ook gebeurd met andere groepen in het verleden. Enerzijds is die tendens heel begrijpelijk: het merendeel gaat immers weer terug. Een deel van de arbeidsmigranten blijft echter wel hier en het is goed als zij integreren. Dat kun je bevorderen door contacten op te bouwen via sleutelfiguren in de gemeenschap. Een ander goed voorbeeld is een loket in Den Haag met Poolssprekende vrijwilligers die arbeidsmigranten helpen met concrete problemen, zoals het invullen van formulieren of het aanmelden van kinderen voor een school. Geloofsgemeenschappen spelen ook een positieve rol bij de integratie. Vooral de Polen hebben daar steun aan. Dat zijn andere oplossingen dan vanuit de politiek worden voorgesteld. Daar zie je vaak de regelreflex, zoals bij het Aanjaagteam van Roemer. Die aanbevelingen zijn begrijpelijk, maar uiteindelijk kunnen ze ook een averechts effect hebben. Neem huurbescherming: dat lijkt mooi en positief voor arbeidsmigranten, maar het risico is dat het voor ondernemers financieel minder aantrekkelijk wordt om dit soort huisvesting te ontwikkelen. Arbeidsmigranten kijken immers naar de prijs. Als die hoger wordt, gaan ze naar andere woonvormen kijken. Het aanbod van kwalitatief goede huisvesting kan dan verdwijnen. Dit aanbod is nu al veel te krap. Er zijn 100.000 extra plekken voor arbeidsmigranten nodig.’
En is een campus dan wel goed voor de integratie?
Belangrijk is het onderscheid tussen wat je als privépersoon wenselijk vindt en wat de overheid moet doen. Mensen zeggen over een campus misschien dat ze hun eigen kinderen er niet zouden laten wonen. Maar het voldoet wel. Arbeidsmigranten zijn vaak slechter gehuisvest in hun geboorteland. Wij moet onze persoonlijke normen niet via regels dwingend opleggen. Op een campus wonen ze inderdaad allemaal bij elkaar, wat niet per se goed is voor de integratie. Het grootste deel keert echter terug naar huis, 30 procent blijft. Maar velen van hen weten van tevoren niet of ze voor korte of lange tijd blijven. Het mooiste zou zijn als een campus dichtbij een woonkern ligt, zodat arbeidsmigranten wel in contact kunnen treden met Nederlanders. Het is ook gemakkelijker om taallessen aan te bieden op een campus. Bottomline: er is geen ideale oplossing. Op korte termijn wil je goede woonplekken en op lange termijn de integratie bevorderen. Dat laatste lukt het beste met het bottom-up mobiliseren van de sleutelfiguren, inzet van geloofsgemeenschappen en loketten met vrijwilligers. Als overheid heb je bovendien weinig instrumenten om te bepalen waar men gaat wonen. Uiteindelijk moet de wens tot integratie bij arbeidsmigranten zelf vandaan komen, misschien duurt dat twee generaties. Zij hoeven niet bang te zijn hun rechten te verliezen als ze terugkeren naar hun geboorteland. Dat is een betere uitgangspositie dan sommige arbeidsmigranten vroeger hadden, het merendeel keert dan ook terug.’
Welke instrumenten heeft de overheid wel?
‘Arbeidsmigranten wonen vaak op een andere plek dan waar men werkt. Veel arbeidsmigranten die in het Westland werken, wonen in Den Haag. Sommige politici stellen dat de gemeente Westland het huisvestingsprobleem afwentelt op Den Haag. Het zou goed zijn als daar meer regionaal over wordt gesproken en bestuurders daar afspraken over maken. Dat gebeurt in de praktijk te weinig. Er zou een dekkend regionaal aanbod van huisvesting moeten zijn. De provincie zou een coördinerende rol kunnen spelen. Die heeft ook instrumenten om gemeenten zover te krijgen, in laatste instantie door inpassingsplannen. Dat is wel aan het einde van het traject. Maak dus regionale afspraken. Als ergens een distributiecentrum wordt ontwikkeld, kijk dan wat er nodig is voor de huisvesting voor de werknemers. Daar moet je al in een vroeg stadium over nadenken.’
Een ander probleem is de verhouding tussen arbeidsmigranten en de lokale bevolking. De laatste zegt vaak overlast te ervaren en ziet ze liever niet in hun ‘achtertuin’.
‘Dat speelt wel in de dorpen: overlast en stigmatisering bestaan wel. Dat maakt het genuanceerde gesprek lastig. Ik kreeg bij dit onderzoek vaak te horen dat men liever niet had dat de gemeente of het bedrijf met naam en toenaam zou worden genoemd. Het is een gevoelig onderwerp. In de lokale politiek gaat het over het economisch belang en de overlast. Rechtse partijen willen platgezegd zoveel mogelijk economisch gewin en zo min mogelijk overlast. Een partij zoals de ChristenUnie benadrukt ook de gastvrijheid en rechtvaardige behandeling van migranten. Dat kan spanningen geven in dorpsgemeenschappen. Niebuhr adviseert dan niet teveel de scherpte op te zoeken. Enerzijds terughoudend zijn in oordelen over anderen zonder je eigen idealen op te geven. Wees nederig, pragmatisch. Je weet van tevoren namelijk niet wat het kleine en het grote kwaad is.’
Hoe kijken de arbeidsmigranten hier zelf naar?
'Zelf heb ik vooral met arbeidsmigranten gesproken die redelijk waren geïntegreerd. Slechts enkelen spraken geen Nederlands. Ik heb niet gehoord dat ze gestigmatiseerd werden. De geïntegreerde arbeidsmigranten waren vaak kritisch op de niet geïntegreerde arbeidsmigranten: er zijn hier kansen, die moet je pakken, zeiden zij. Anderen hadden ook kritiek op Nederland als het gaat om de aanpak van dakloze arbeidsmigranten: er is behoefte aan tijdelijke slaapplekken. Maar vergeet ook de eigen verantwoordelijkheid van arbeidsmigranten niet, stelden zij, zelfs als ze dakloos zijn. Die zou je centraal moeten stellen en daar ook ruimte voor moeten bieden, benadrukken ze zelf het meeste. Dakloosheid onder arbeidsmigranten is overigens wel een serieus probleem in de grote steden. In Rotterdam leven ongeveer 125 arbeidsmigranten op straat.’
Kunnen gemeenten het sentiment in dorpen en wijken veranderen?
‘In Katwijk is een accommodatie voor arbeidsmigranten gebouwd en dat gaat prima. Uiteindelijk bleek de toezichthouder niet meer nodig. Dit soort goede voorbeelden zouden meer mogen worden uitgelicht. Deze voorbeelden kunnen inwoners en bestuurders het vertrouwen geven dat de overlast meevalt. Eerst zullen mensen nog sceptisch en kritisch zijn, maar in de praktijk valt het mee en dat overtuigt de omwonenden ook vaak. Het alternatief is bovendien vervelender, als arbeidsmigranten verspreid in de wijk wonen en er overbewoning ontstaat. Als ze bij elkaar wonen, is bovendien beter toezicht mogelijk. Daardoor is er minder overlast. Er zijn genoeg van deze goede voorbeelden. Lokale bestuurders kunnen daarnaar verwijzen.’
Reacties: 11
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Ja laten we alle sectoren waar heel veel mensen met een andere nationaliteit dan Nederlands naar het buitenland verplaatsen.
Weg met ASML, weg met ASMI, weg met Besi Semiconductors. En laten we ook Schiphol en de Rotterdamse haven niet vergeten. Weg ermee.
Die buitenlanders die wetenschappelijk werk in Nederland doen. Weg ermee en ook met het opleiden van buitenlandse studenten. Dat kan elders veel beter.
Binnen no time Bart en Robert hebt u allang het hazenpad gekozen en woont u elders in de wereld. Namelijk daar waar wel nog een duurzame economie bestaat. Een economie die krachtig genoeg is om hansworsten als u van een inkomen te voorzien.
Tja, dat verbaast niet, de Oosterburen hebben ook ge-experimenteerd (tussen 1933-1945) met een soort 'campussen'. Dat heette toen 'Arbeitslager' waarin men welkom werd geheten door de leus 'Arbeit macht frei' (misschien nog een ideale bedrijfsnaam voor een uitzendbureau met een louche uitbater). De Sovjets hebben er zelfs nog meer ervaring mee gehad, sinds de jaren '20 in de vorm van Goelags, waar ook enkele Polen helaas minder fijne herinneringen aan hebben. Benieuwd wat een Pool anno 2021 denkt van een 'arbeidscampus', dit idee van het stichtelijke Wetenschappelijke Bureau van de ChristenUnie.
Wel kent Nederland sterke sectoren die gebouwd zijn op wetenschappelijke kennis. Daar is de landbouw een van de voorbeelden van. Dat dat leidt tot een economische clustering van samenhangende bedrijven is volstrekt logisch.
Werknemers, adviseur Bart, hebben er massaal voor gekozen om zich niet meer bij een vakbeweging aan te sluiten. Dat verzwakt de positie van werknemers meer dan wat dan ook. Nederland faciliteert zelfstandig zijn. Dat is een keuze die met de inzet van fiscale instrumenten nu een krachtig onderdeel van de flexibiliteit van de Nederlandse economie is.
Ja dat brengt meer mensen in een kwetsbare positie. Maar waarom blijft het aantal Nederlanders dat daar bewust voor kiest dan zo sterk toenemen? Zelfs in de Coronatijd.
De werkgever heeft er lol aan, de belastingbetaler draait er uiteindelijk voor op. Follow the money.
@de rest: wat buitelen jullie over elkaar heen met het over de schutting gooien van bedrijven. Willen die eigenljik wel weg?