Met minder regels meer mensen aan het werk
Gemeenten kunnen meer doen om burgers die nu aan de zijlijn staan, te laten participeren.
Gemeenten kunnen meer doen om burgers die nu aan de zijlijn staan, te laten participeren. Bijvoorbeeld door minder eisen te stellen aan mensen met beperkingen die aan de slag willen. Of door effectiever klanten te helpen bij financiële problemen.
Momenteel zijn er 143 vacatures op de 100 werknemers. Het werk ligt op straat, de personeelstekorten zijn groot. En toch zijn er 1,4 miljoen mensen die via werk ook een waardevolle bijdrage aan de samenleving zouden willen leveren, maar daar niet toe in staat worden gesteld. Dit ‘inclusietekort’ zoals het in de recente publicatie Waardevol werken, de stand van zaken van Movisie wordt genoemd, heeft veel te maken met de ingewikkelde regels rondom Wmo en participatie.
Volgens Marjet van Houten, senior adviseur Participatie bij Movisie, gaat het ook over de definitie van wat wij werk noemen. ‘Zo zijn er mensen in de bijstand die best wel willen ondernemen, maar niet voor 40 uur per week’, licht ze toe. ‘In het model van de sociale coöperatie, dat we in de publicatie beschreven hebben, kunnen mensen 12 of 16 uur per week werken, naar wat hun belastbaarheid toelaat. Op die manier wordt werk gecreëerd, doen mensen werkervaring op en zitten ze niet meer volledig in de bijstand, wat gemeenten besparingen oplevert. Naar onze mening is dat een veel zinvollere manier om om te gaan met mensen die niet volledig kunnen participeren. Toch keuren gemeenten dit soort routes niet altijd goed.’
Bovendien zijn de regels soms zo complex dat zelfs de betreffende ambtenaren ze niet begrijpen en kunnen toepassen. Van Houten: ‘Onderzoek van Stimulanz heeft dat uitgewezen. Als iemand bijvoorbeeld vanuit de dagbesteding een aantal uur wil gaan werken, zijn er 35 pagina’s aan wet- en regelgeving waarin ambtenaren moeten zoeken om het te regelen.’
Andere regels in de participatiewet stimuleren mensen niet om aan de slag te gaan. Zo vallen jongeren met een Wajong-uitkering die de overstap naar betaald werk maken, terug in de bijstand als de poging niet slaagt. Volgens Van Houten is dat een belangrijke rem voor deze groep om aan de slag te gaan.
Nieuwe wegen
Inmiddels experimenteert een aantal gemeenten met nieuwe wegen om mensen beter te ondersteunen. In de workshop haalt Van Houten Deurne aan als voorbeeld van een gemeente waar actie is ondernomen door de budgetten voor participatie en Wmo te ontschotten en samen te voegen (zie Waardevol werken, de stand van zaken, voor meer voorbeelden). Bij Stichting de Keerwending hebben Deurnse burgers die langdurig werkloos zijn, nu de mogelijkheid om een ontwikkeltraject te volgen waarin zorg en participatie zijn samengevoegd.
Het opheffen van de scheiding tussen beide domeinen is essentieel om meer mensen te laten participeren, volgens Van Houten. ‘Dat gaat niet alleen over geld, maar ook over de manier waarop je er met elkaar over spreekt. Vanuit de Wmo-kant ben je geneigd om alleen met een zorgbril te kijken, zonder aan participatie te denken. Bekijk je de situatie vanuit de participatiekant, dan ben je gefocust op het zoeken naar geschikte werknemers die geen zorg nodig hebben. En dan houd je een groot grijs gebied over van minstens een miljoen mensen die niet participeren, maar die dat wel deels zouden kunnen. Gemeenten en werkgevers moeten andere maatstaven gaan hanteren, anders blijven mensen buiten de boot vallen.’
De stappen van isolement naar werk zijn nu vaak veel te groot
De stappen van isolement naar werk zijn bovendien nu vaak veel te groot, vindt Van Houten. ‘Dat is al zo vaak aangetoond in onderzoek.’ Volgens haar zou het veel meer moeten gaan over wennen en competentie- ontwikkeling, zoals binnen de huidige pilotinitiatieven gebeurt. Zo runt de sociale onderneming Athos in Maastricht samen met zorgorganisatie Radar een buurtcentrum, waar mensen uit verschillende doelgroepen zich kunnen ontwikkelen en werken. Er wordt ook nauw samengewerkt met het onderwijs en het bedrijfsleven.
Ook de overgang van dagbesteding naar werk kan geleidelijker verlopen, volgens Van Houten. ‘Deze mensen zouden moeten kunnen starten met een paar uur werk per week, terwijl ze tegelijkertijd binnen de veiligheid van de dagbesteding kunnen blijven. Met de huidige regels is dat echter niet mogelijk. Gelukkiger zijn steeds meer gemeentes pittig genoeg om hun eigen weg daarin te volgen.’
Hulp bij schulden
Jaqueline Clemens, opleidingsadviseur bij Stimulansz, benadert participatie op het congres op een andere manier. Ze geeft een workshop over hoe gemeenten mensen met financiële problematiek op een effectievere manier kunnen benaderen. Sinds 1 januari 2022 zijn leveranciers, zoals zorgverzekeraars en woningbouwverenigingen, verplicht om signalen aan de gemeente af te geven als burgers niet aan hun financiële verplichtingen voldoen. De gemeente heeft vervolgens de plicht om deze burgers te benaderen en een hulpaanbod te doen.
‘We weten dat het drie tot vijf jaar duurt voordat mensen die met problematische schulden te maken krijgen, hulp zoeken’, licht Clemens toe. ‘Nu krijgt de gemeente in een vroeg stadium adressen van potentiële klanten binnen. Dat is heel waardevolle informatie. Mensen die geholpen worden met financiële problematiek, kunnen ook weer meer betekenen voor hun buurt, de samenleving en hun kinderen. En ze zijn over het algemeen zelfredzamer.’ Gemeenten mogen zelf bepalen wie ze inzetten om de inwoners te benaderen en hulp aan te bieden. Bijvoorbeeld medewerkers van de afdeling schuldhulpverlening of algemeen maatschappelijk werkers. Clemens adviseert om de beste verkopers op het product in te zetten. De termen ‘verkopers’ en ‘product’ gebruikt ze met opzet, omdat ze meent dat gemeenten meer resultaat boeken als ze verkoopmethodes uit de commerciële wereld toepassen.
‘Dan gaat het om kennis over gedragsverandering en beïnvloeding. Belangrijke vragen daarbij zijn: hoe kom ik met mensen in contact, wat is mijn openingszin? Hoe krijg ik ze zover dat ze “ja” zeggen tegen mijn dienstverlening? Hoe ga ik ervoor zorgen dat mensen een stap zetten richting verandering?’
Succesformule
Volgens Clemens is er nu nog te weinig aandacht voor deze benadering. ‘Dat vereist ook een andere manier van erover nadenken. In het sociaal domein doen we aan casuïstiek en intervisie. Maar je zou ook met elkaar kunnen bespreken: hoeveel mensen heb jij binnengehaald? Wat is jouw succesformule om klanten over de streep te trekken en hulp aan te bieden? Ik denk dat we deze technieken bewuster in kunnen zetten dan nu het geval is.’
Clemens traint ambtenaren en medewerkers in het sociaal domein om beter te pitchen. Daarbij gaat het veelal om het aanleren van effectieve gesprekstechnieken. Zeg bijvoorbeeld niet als hulpverlener als je de eerste keer contact zoekt: ‘Ik heb vernomen dat u betalingsachterstanden heeft. Als gemeente bieden we ondersteuning aan, misschien heeft u nog meer betalingsproblemen.’
Als je iemand meer ruimte geeft, ontstaat misschien een opening
Clemens: ‘Dan schiet iemand meteen in de verdediging. Waarschijnlijk zal degene aangeven geen probleem te hebben en het gesprek snel beëindigen.’ Volgens Clemens boek je meer resultaat als je het gesprek anders insteekt. Bijvoorbeeld: ‘We hebben vernomen dat u een betalingsachterstand heeft. We zien regelmatig dat problemen dan oplopen. Zou dat ook voor u kunnen gelden?’ Het probleem normaliseren is heel belangrijk, volgens haar. ‘Als je iemand meer ruimte geeft, ontstaat er misschien een opening waar je mee verder kunt.’
Clemens bekijkt ook of de schriftelijke communicatie van gemeenten effectief genoeg is. Wordt bijvoorbeeld benadrukt dat de dienstverlening gratis is, dan kan dat de ervaren waarde doen afnemen, meent ze. ‘Het is professioneler om de kosten niet te benoemen of het woord “kosteloos” te gebruiken.’ Een ander advies van Clemens is om goed contact op te bouwen en te onderhouden met het netwerk, zoals huisartsen en vrijwilligersorganisaties. ‘Als je aan hen kunt overbrengen dat je een goed en mooi product te bieden hebt, dan is er een kans dat ook zij mensen naar jou gaan doorverwijzen. Ook dat is een belangrijke factor voor het succes van vroegsignalering.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.