Jeugdzorg binnen budget
Uit vrees voor budgetoverschrijdingen gaven gemeenten aan het begin van 2015 de jeugdzorgaanbieders in hun gebied een bedrag waarmee ze moesten uitkomen. Meestal gebaseerd op historische gebruik (het aantal cliënten in voorgaande jaren), met daarop een korting. Een sprong in het diepe vaak, want zou daarmee de verplichte continuïteit van zorg gegarandeerd zijn? En, de nachtmerrie van veel wethouders, zouden ze aan het eind van het jaar niet alsnog een nabrander krijgen voor de kosten van jeugdzorg?
Wethouders liggen wakker van eventuele budgetoverschrijdingen op de jeugdzorg. Maar in de Regio Noord-Veluwe was het financiële plaatje van het eerste transitiejaar 2015 snel duidelijk en zijn ze al ‘in control’ voor dit jaar.
Uit vrees voor budgetoverschrijdingen gaven gemeenten aan het begin van 2015 de jeugdzorgaanbieders in hun gebied een bedrag waarmee ze moesten uitkomen. Meestal gebaseerd op historische gebruik (het aantal cliënten in voorgaande jaren), met daarop een korting. Een sprong in het diepe vaak, want zou daarmee de verplichte continuïteit van zorg gegarandeerd zijn? En, de nachtmerrie van veel wethouders, zouden ze aan het eind van het jaar niet alsnog een nabrander krijgen voor de kosten van jeugdzorg?
‘Wij slapen hier uitstekend’, zegt de Harderwijkse jeugdwethouder Gert-Jan van Noort (Stadspartij Harderwijk Anders). Het voormalige vissersstadje voert samen met vijf andere gemeenten (Elburg, Ermelo, Nunspeet, Oldebroek en Putten) de jeugdzorg uit, in de gemeenschappelijke regeling Regio Noord-Veluwe (RNV).
De zes gemeenten maakten al in 2013 afspraken over het budget dat in 2015 nodig zou zijn. Ze sorteerden al in 2014 voor, door bij wijze van experiment met zorgaanbieders te werken ‘op de manier zoals we dat in 2015 zouden doen’. Niet alleen wilden ze de continuïteit van zorg garanderen, maar ook verrassingen – vooral financiële - voorkomen. En dat is gelukt, zegt Van Noort.
‘Het resultaat van een langdurig gezamenlijk proces waarin we ook de zorgaanbieders op een goede manier hebben meegenomen en we ruim gebruik maakten van hun expertise’, reageert Van Noorts Nunspeetse collega Gert van den Berg (ChristenUnie). De gemeenten vormden een Regionale Regiegroep Jeugd (RRJ), een overlegorgaan waarin ook de zorgaanbieders zitten; voor 2015 in ieder geval de reeds gecontracteerde partijen, zowel grote als kleine. ‘We deden hen een vrij pittig voorstel: ze moesten het doen voor 80 procent van het voormalige budget. We trokken er vervolgens per groep zorgaanbieders een paar dagen voor uit om dat met ze te bespreken. Deze zaken stonden voorop: goede zorg continueren, de infrastructuur in de lucht houden, zorgen dat zorgverleners wisten waar ze aan toe waren en verder moest het ook nog eens betaalbaar zijn.’
Open gesprek
Vragen die volgens Van den Berg aan de orde kwamen waren: ‘Is dit voor jullie haalbaar, hebben jullie voldoende tijd om je daarop voor te bereiden en waar vergt het aanpassingen? Juist dat open gesprek, met tussentijdse aanpassingen, zorgde ervoor dat we, al voordat we overgingen tot de daadwerkelijke inkoop, commitment hadden van de zorgaanbieders. Vanaf dat moment konden zij werken aan de structuur van hun organisatie, zonder afbreuk te doen aan de inhoud van de zorg.’
De regio regelde volgens Van den Berg eerst de administratieve overgang. De gemeenten vormden een ‘gezamenlijk account Jeugd’, tevens inkoopbureau. De zorg wordt geleverd door basisteams, die de ‘toegangspoort’ voor jeugdzorg zijn en organisatorisch zijn losgeweekt van de aanbieders, ‘dus zonder de hijgende adem van een moederorganisatie in de nek, die op productie aanstuurt.’
Cruciaal was dat al in een vroeg stadium bekend was wat grosso modo de jeugdzorgbehoefte was van zowel bestaande als nieuwe cliënten. ‘We hebben zelf de organisaties benaderd om de “initiële vulling” op te halen, dus de informatie over klanten die voor 2014 ook al zorg ontvingen. Dat hadden we in het voorjaar van 2015 op een rijtje. Dat maakte dat we snel onze systemen konden vullen met gegevens van cliënten en tevens voorspellingen konden doen over de ontwikkeling van de klantenstroom, de instroom, doorstroming en uitstroom. En dat we, als het nodig was snel konden bijsturen.’
Monitor
Er werd een ‘Regio- en gemeentemonitor Jeugd’ ontwikkeld, die maandelijks inzicht biedt in toegewezen en geleverde vormen van jeugdzorg. Zo kon het, aldus Van Noort, dat er al in het tweede kwartaal van 2015 zicht was op 94 procent van het volume van klanten en budget. In kwartaal drie was dat al 99 procent. De voorspellende waarde vanuit statistieken blijkt hoog en ook betrouwbaar en we kunnen aanbieders sturen. We zijn in control, kunnen overschrijdingen voorkomen en het eindbeeld is in lijn met de begroting.’
Onderlinge solidariteit maakt volgens Van den Berg het samenwerkingsverband extra krachtig. ‘We zijn relatief kleine gemeenten, waardoor het maar zo kan gebeuren dat als je twee, drie keer 24-uursopvang nodig hebt, je zo een paar ton kwijt bent. Dat drukt zwaar op het budget van één gemeente. Wij hebben het geld dat we uit Den Haag krijgen op een hoop gegooid en daar allemaal wat van teruggekregen om het lokaal vorm te geven. Maar voor de rest doen we het echt met z’n zessen. Is toevallig de hulpvraag in de ene gemeente groter dan in de andere, dan betalen we met z’n allen. Volgend jaar kan het zomaar eens andersom zijn.’
Waar in 2015 de nadruk lag op het vergaren van de juiste informatie rondom de jeugdzorg, wil de RNV zich dit jaar richten op de analyse van de cijfers en de kwaliteit, aldus Van den Berg. ‘Dat doen we opnieuw in afstemming met de zorgaanbieders. Op dit moment zijn we bezig kwaliteitscriteria te ontwikkelen. En we willen in het eerste kwartaal de materiële controles rond hebben, enerzijds voor de rechtmatigheid, maar anderzijds ook vanwege de kwaliteitsaspecten die dan geformuleerd zijn, de doelmatigheid.’
Zo wordt niet alleen de klanttevredenheid gemeten, maar kunnen ook aanbieders worden vergeleken. ‘Bijvoorbeeld om erachter te komen waarom de ene aanbieder voor een bepaalde diagnose meer behandelingen nodig heeft dan een andere. We horen van veel gemeenten dat ze nu nog bezig zijn om zicht te krijgen op de rechtmatigheid. Wij lopen echt voorop.’
De aanpak heeft er volgens Van den Bergh en Van Noort toe geleid dat de eerste resultaten van het hogere doel, de werkelijke transformatieopgave, al zichtbaar zijn. Van den Berg: ‘Er wordt goed gewerkt volgens de gedachte één gezin, één plan, één regisseur. Dat vertaalt zich nu al in een geringer aantal doorverwijzingen naar zware zorg. Van belang is natuurlijk wel dat er daadwerkelijk wat aan het probleem is gedaan. En dat je niet nu iets aan het onderdrukken bent dat zich over een paar jaar opnieuw keihard aandient.’
Plafonds
De RNV koopt in op basis van afgesproken budgetplafonds. Die bepalen wat aanbieders kunnen produceren en factureren. Het afrekenmodel is op basis van P x Q, binnen de limiet. Alvorens wordt uitbetaald, voert het account Jeugd een rechtmatigheidstoets uit. ‘Om die te kunnen doen, is het van belang te weten wat is afgesproken en ingevoerd in de controlesystemen. Nota’s die je niet kunt verifiëren, kun je feitelijk niet betaalbaar stellen’, zegt de Harderwijkse wethouder Gert-Jan van Noort. In veel delen van Nederland kwam de betaling aan aanbieders volgens hem pas zeer laat op gang. ‘In deze regio waren wij al in april 2015 in staat om nota’s op de juiste onderdelen te controleren, de rechtmatigheidstoets te doen en te betalen. En dat binnen zestien werkdagen. Niet alleen prettig voor zorgaanbieders, maar deze werkwijze geeft tevens een enorme voorsprong bij het maken van prognoses voor de toekomst en inzicht in het financiële resultaat.’
Samen de jeugdzorg: Harderwijk, Elburg, Ermelo, Nunspeet, Oldebroek en Putten
De zes gemeenten gooien het geld uit Den Haag op één hoop.
Doorverwijzingen zware zorg:
2015: -50% (t/m november)
2016: -11% (prognose)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.