Maak Jeugdzorg overbodig tip 13: doorleef de aard van het werk!
Mijn dertiende tip aan gemeenten om jeugdzorg zo veel mogelijk overbodig te maken gaat over het echt doorleven van de aard van het werk. Daar worden gemeenten betere opdrachtgevers van en dat voorkomt beslissingen gebaseerd op onvoldoende kennis van het werkveld die veelal op termijn zullen leiden tot een onnodig beroep op jeugdzorg.
Zoals ik in mijn eerste tip al aangaf, is de beste manier om het jeugdzorgwerk te doorleven om er zelf midden in te gaan staan door intensieve werkstages op de werkvloer. Je moet het doorleven om het echt te kunnen begrijpen. Toch kan in tekst wel een eerste indruk worden gegeven.
Werken in de jeugdzorg is werken in met veel emoties omgeven situaties. Het ter discussie stellen van de vraag of ouders in staat zijn zelf goed voor hun kinderen te zorgen is geen werk waar je vrienden mee maakt en dat is een understatement. Het is ook geen werk waar je als jeugdzorgwerker vaak “dank je wel” te horen krijgt. De problematiek waar je als jeugdzorgwerker mee te maken krijgt is vaak zeer complex en dat betekent dat snelle oplossingen een illussie zijn. Je moet vaak tevreden zijn met hele kleine stapjes en over een lange adem beschikken.
Jeugdzorgwerk is ook werken met extreem heftige problematiek die je als professional niet in de koude kleren gaat zitten, terwijl je toch professionele distantie moet betrachten, maar tegelijkertijd oprecht betrokken en respectvol moet zijn om effectief te zijn. Denk bijvoorbeeld aan een net zelf moeder geworden medewerker die geconfronteerd wordt met (vermoedens van) mishandeling van een baby. Als professional neem je jezelf mee in de hulpverleningsrelatie en moet je je meer dan wie ook bewust zijn van je eigen referentieskaders (en die niet dwingend opleggen) en ook van de effecten die de confrontatie met heftige problematiek heeft op jou zelf als mens. Je moet met andere woorden over veel zelfkennis beschikken. Je moet respectvol blijven naar en in de goede intenties blijven geloven van ouders en kinderen die op dat moment veel schade berokkenen die niet geaccepteerd kan worden.
Werken in de jeugdzorg is in essentie kunnen omgaan met grote onzekerheden. Natuurlijk is het helder wat er moet gebeuren als de feiten evident zijn, als volstrekt helder is dat sprake is van ernstige kindermishandeling. Maar vaak zijn die feiten niet helder, terwijl er toch gehandeld moet worden. Pubers beschuldigen hun ouders soms ten onrechte van mishandeling en in vechtscheidingen worden over en weer tussen ex-partners soms de verschrikkelijkste maar onjuiste beschuldigingen geuit puur om de ex een hak te zetten of om een einde te maken aan een omgangsregeling voor de kinderen. Ook de inschatting of de situatie in een gezin al dermate ernstig is dat een ondertoezichtstelling of zelfs uithuisplaatsing nodig is, is geen exacte wetenschap, hoe graag we dat ook zouden willen. Jeugdzorgwerkers moeten dan handelen, ook al kan later na onderzoek blijken dat de situatie veel minder ernstig was dan aanvankelijk leek. Honderd procent waterdichte waarheidsvinding is in het jeugdzorgwerk een illussie en dat betekent dus ook dat de foutgevoeligheid van het werk intrinsiek groot is. Foutloze jeugdzorg is een fictie. Dus moet je als werker ook nog zo sterk in je schoenen staan dat je fouten snel openlijk durft toe te geven en te herstellen in een klimaat waarin het maken van fouten niet erg op prijs wordt gesteld en ook dat is een understatement.
Werken in de jeugdzorg is ook werken met “onmogelijke” dillemma's. De pineut als je, achteraf gezien, ten onrechte wel handelt en de pineut als je, achteraf gezien, ten onrechte niet of onvoldoende handelt. Neem je het zekere voor het onzekere dan stijgt het aantal onterechte ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen. Geef je het voordeel van de twijfel dan stijgt het aantal familiedrama's. Kies je voor het laten voortduren van bepaalde onveilige opvoedomstandigheden met alle risico's van dien, of kies je voor uithuisplaatsing van kinderen die vaak ook traumatiserend is voor kinderen. Welke vorm van kindermishandeling is dan de minst slechte? Geef je ouders wiens oudste kinderen allemaal terecht uit huis zijn geplaatst bij een nieuwe baby een nieuwe kans of plaats je die baby ook gelijk uit huis gezien het “trackrecord” van opvoedonmacht van de ouders in kwestie? Grijp je snel en hard in juist om de kans op herstel van een gezonde opvoedsituatie zo groot mogelijk te maken of blijf je het zo lang mogelijk thuis proberen met het risico dat het zo uit de hand loopt dat van herstel nooit meer sprake kan zijn? En dit alles in een klimaat waar men van de “kennis achteraf val” niet wil horen. Dat is de wetenschappelijk aangetoonde veel voorkomende misperceptie dat niet direct betrokkenen, nadat ze beschikken over alle feiten achteraf, denken dat zij het met de kennis van toen beter zouden hebben gedaan.
En dan is daar nog het psychologische feit dat de gemiddelde mens in foutgevoelige situaties eerder genegen is niet te handelen dan wel te handelen. Simpelweg omdat het, als het fout gaat, slechter voelt als men wel gehandeld heeft dan als men niet gehandeld heeft. Terwijl in het jeugdzorgwerk juist altijd handelen vereist is, omdat niets doen de slechtste optie is. Dat vergt van de jeugdzorgprofessionals dat ze ontzettend sterk in hun schoenen moeten staan.
Ook moet je als jeugdzorgwerker per definitie woekeren met schaarse capaciteit, omdat de jeugdzorg anders onbetaalbaar zou worden. Dat betekent wel dat in die situaties waarin het verschikkelijk mis gaat uit onafhankelijk onderzoek achteraf vrijwel per definitie zal blijken dat niet alles is gedaan wat had kunnen worden gedaan. En dit opnieuw in een klimaat waarin de tolerantie voor fouten nul is.
Tot slot moet je, in de relatie naar andere bij het kwetsbare gezin betrokken organisaties toe, durven te escaleren (opschalen), zodra je constateert dat door niet leveren of visieverschil een oplossing te lang dreigt uit te blijven. Daar is behoorlijk wat daadkracht voor nodig, omdat esclaren (ten onrechte maar toch) door samenwerkingpartners vaak niet altijd wordt gewaardeerd en omdat escaleren er ook toe leidt dat de schijnwerpers van het (midden)management vol op de zaak in kwestie komen te staan.
Bij elkaar genomen vormen de emoties, de heftigheid van de problematiek, de inherente onzekerheden en foutgevoeligheid, de onmogelijke dilemma's, de per definitie schaarse capaciteit en de psychologische drempels om op te schalen een explosief complexe cocktail. Je vraagt je soms af waarom er nog mensen te vinden zijn die dit extreem moeilijke werk willen doen. Het antwoord is overigens simpel, men doet het voor de kwetsbare kinderen in de knel. Omdat juist de meest kwetsbare kinderen die veel pech hebben recht hebben extra steun.
Maar het betekent wel dat van de politieke opdrachtgevers van de jeugdzorg begrip, publieke waardering en rugdekking mag worden verwacht voor de professionals die het aandurven om het jeugdzorgwerk te doen. Heel belangrijk daarbij is een grotere tolerantie voor fouten. Van de ziekenhuiswereld kennen we het fenomeen dat een afrekencultuur leidt tot indekgedrag, gebrek aan leren van fouten en daarmee een onnodig hoog percentage aan fouten, terwijl een cultuur van schuldvrij melden en tolerantie voor en leren van fouten het foutpercentage fors omlaag brengt. Belangrijk is ook dat escaleren als je er op je eigen niveau niet meer uitkomt wordt gezien als teken van krachtige professionaliteit in plaats van als een teken van zwakte.
Alle reden dus voor de gemeenten om rekening houdende met de aard van het jeugdzorgwerk door zorg te dragen voor begrip, waardering en rugdekking behoudens vanzelfsprekend wanneer sprake is van verwijtbare taakverwaarlozing. Dat draagt bij aan het voorkomen van onnodige escalatie naar dure jeugdzorg.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.