Luisteren naar en vertrouwen op de werkvloer
De afgelopen weken vond een interessant debat plaats in de Tweede Kamer over een wijziging van de wet op de jeugdzorg ten aanzien van het verruimen van de mogelijkheid tot het opleggen van een ondertoezichtstelling(ots). Het kabinet stelt voor om het woordje “ernstig” te schrappen.
Nu kan alleen een ots worden opgelegd als er sprake is van ernstige bedreiging van de veilige ontwikkeling van het kind. De reden om ook bij “gewone” bedreiging al te kunnen ingrijpen is simpel. Door eerder in te grijpen kan vaak erger worden voorkomen. Met “erger” moet je denken aan dusdanige escalatie van de problemen dat een veel langere ots of zelfs uithuisplaatsing aan de orde is.
Eerder stevig ingrijpen leidt dus tot kortere ondertoezichtstellingen en minder uithuisplaatsingen. Dat is de veronderstelling die aan de wetswijziging ten grondslag ligt. Een veronderstelling die, zoals staatssecretaris Teeven in het debat aangaf, gebaseerd is op ervaringskennis vanuit de werkvloer van de jeugdzorg. De professionals hebben om deze verruiming gevraagd, omdat ze in hun praktijk vaak lijdzaam moeten toezien hoe de problemen eerst verder onnodig verergeren voordat ze kunnen ingrijpen. Tweede Kamerlid Kooiman, als voormalig gezinsvoogd de enige echte ervaringsdeskundige in het debat, was dan ook niet voor niets een groot voorstander van deze wetswijziging. Zo ook staatssecretaris Teeven die als man uit de praktijk het wetsvoorstel dat nog uit de vorige kabinetsperiode stamt krachtig verdedigde.
Staatssecretaris Teeven gaf daarmee blijk van een zeer te prijzen houding van luisteren naar wat professionals nodig hebben om hun werk goed te doen. En nog prijzenswaardiger, hij gaf blijk van vertrouwen in die professionals. Veel Tweede Kamerleden werden na een al jaren durend wetgevingstraject ineens bevangen door koudwatervrees. Zou het schrappen van het woordje “ernstig” er niet toe gaan leiden dat veel te snel naar het zware ots-instrument zou worden gegrepen? Volgens Teeven niet, omdat hij erop vertrouwt dat de jeugdzorgmedewerkers en kinderrechters alleen van de ruimere mogelijkheid gebruik zullen maken als het ook echt in het belang van het kind is, als uiterste redmiddel. Een vertrouwen dat terecht is zoals blijkt uit de cijfers. Van de kinderen die toevertrouwd zijn aan de Bureaus Jeugdzorg wordt maar 25% onder toezicht gesteld en van die 25% wordt maar circa 1/3 uit huis geplaatst.
Bijzonder was de rol die concrete casuïstiek in het debat speelde. Bijzonder omdat ook op deze manier het geluid van de werkvloer doorklonk in de Tweede Kamer. De staatssecretaris gaf onder andere het voorbeeld van zwakbegaafde of verslaafde ouders wiens kinderen allemaal onder toezicht zijn gesteld. Wat doe je dan met de nieuwe baby? Ouders weer een kans geven om het nu eindelijk een keer goed te doen of direct onder toezichtstellen ook al gaat het nu nog goed met de baby, maar is de kans groot dat het met die baby anders net zo afloopt als met zijn broertjes en zusjes. In dit geval is nog geen sprake van een ernstige bedreiging, maar wel van een bedreiging gezien de ervaringen met de ouders uit het verleden.
Opvallend was tot slot hoe sommige kamerleden vanuit een ivoren toren tekentafel mentaliteit probeerden de complexe uitvoeringswerkelijkheid te vangen in simplistische categorieën die alleen in de schijnwerkelijkheid voorkomen. Deze kamerleden pleitten voor handhaving van het criterium “ernstige bedreiging” voor het zware middel ots in combinatie met het invoeren van een lichtere maatregel tussen vrijwillig en gedwongen kader in. In de vorm van een voorwaardelijke ots of een meer beperkte verplichte maatregel van bijvoorbeeld gedwongen opvoedondersteuning. Een vorm van “social engineering” op de vierkante millimeter waar de staatssecretaris gelukkig stelling tegen nam, te meer omdat dit regeldruk verhogend zou werken.
In essentie ging het in het debat dus om luisteren naar en vertrouwen hebben in de werkvloer. Met veel genoegen stel ik vast dat staatsecretaris Teeven hierin het goede voorbeeld gaf samen met kamerlid Kooiman. Beide mensen uit de praktijk. Ik hoop van harte dat de andere kamerleden ook die wijsheid kunnen opbrengen in de geest van de parlementaire werkgroep toekomstverkenningen jeugdzorg. Stemmen voor het schrappen van het woordje ernstig is bij uitstek de lakmoesproef voor de vraag of de kamerleden ook de daad bij hun eerder gegeven woord voegen. Ruimte geven aan professionals in het vertrouwen dat ze daar verantwoord mee omgaan.
Over mw. Zandbergen zegt u in uw laatste reactie dat u het "simpelweg niet eens bent met haar versie van de werkelijkheid."
Dat vind ik wel een erg makkelijke manier om niet in te gaan op haar vragen en beschuldigingen.
Een paar vragen van mij:
1. Heeft u met de redactie van Binnenlands Bestuur overleg gehad over hoe om te gaan met de reacties van mw. Zandbergen?
2. Heeft u de redactie verzocht om haar reacties te verwijderen?
3. Zo ja, hoe verhoudt dat zich volgens u met de vrijheid van meningsuiting op dit forum?
4. Zo nee, is u dan bekend om welke reden de reacties van mw. Zandbergen worden verwijderd (nu ook weer die van 5 maart)?
5. Op welke manier, en wanneer, kunnen buitenstaanders straks kennis nemen van de resultaten van het onderzoek (naar aanleiding van de beschuldigingen van mw. Zandbergen) waar u de inspectie en uw politieke baas om heeft verzocht?
6. Is dat een onafhankelijk onderzoek? Door wie wordt het uitgevoerd?
Zomaar wat vragen die bij me opkomen.