Advertentie
sociaal / Achtergrond

Van Rijn biedt kleine opening voor verhoging budget Wmo

Willen gemeenten nog verder meewerken aan de decentralisatie langdurige zorg, dan moet de staatssecretaris op dat punt bewegen, stelde de VNG in haar reactie op het besluit van Van Rijn om de persoonlijke verzorging niet naar gemeenten over te hevelen, maar onder te brengen in de Zorgverzekeringswet (Zvw).

22 november 2013

Gemeentekoepel VNG zet in op een ruimer budget voor huishoudelijk hulp en begeleiding. Hoewel staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, VWS) vanwege de houdbaarheid van de langdurige zorg een fikse taakstelling heeft te halen, wil hij de deur niet nu al helemaal dichtgooien. 

‘De inhoudelijke argumenten rondom de door gemeenten gewenste flexibiliteit bij de inzet van de budgetten wil ik nog wel eens kennen en wisselen’, aldus Van Rijn. Een garantie over eventuele bijstelling van het budget wil en kan hij nog niet afgeven.

De houdbaarheid van het zorgstelsel voor de lange termijn is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, vindt de staatssecretaris. ‘Ik hoop dat we uit de discussie kunnen blijven dat het potje belangrijker is dan de wijze waarop de zorg het beste kunnen organiseren.’ Ten opzichte van het regeerakkoord is al een aantal maatregelen verzacht, die gemeenten ten goede komen.

Verlaging van de korting is een minimale vereiste om als gemeenten de nieuwe zorgtaken vanaf 2015 op een nog enigszins verantwoorde manier te kunnen uitvoeren, vindt gemeentekoepel VNG echter. Willen gemeenten nog verder meewerken aan de decentralisatie langdurige zorg, dan moet de staatssecretaris op dat punt bewegen, stelde de VNG in haar reactie op het besluit van Van Rijn om de persoonlijke verzorging niet naar gemeenten over te hevelen, maar onder te brengen in de Zorgverzekeringswet (Zvw).

Lastig
‘Aanpassing van het budget ‘vind ik tamelijk lastig’, stelt Van Rijn, die een bezuinigingstaakstelling van 3,3 miljard euro heeft. Bovendien wordt er al veel minder op de huishoudelijke zorg gekort dan was aangekondigd in het regeerakkoord, brengt hij in herinnering. Daarin was nog sprake van een korting van 75 procent; in het zorgakkoord van april is besloten dat de korting wordt teruggebracht naar 40 procent. ‘Een forse verzachting’.

Op het huidige budget voor begeleiding – nu nog onderdeel van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) − wordt vanaf 2015 25 procent gekort.

Die kortingen zouden al ternauwernood te behappen zijn mét de persoonlijke verzorging in het gemeentelijk takenpakket, zo stellen gemeenten echter. Via slimme arrangementen op het brede sociale domein én met een groot volume kunnen efficiencyvoordelen worden behaald. Nu daar met het schrappen van de persoonlijke verzorging in de ogen van de gemeenten een belangrijke pijler onder is weggeslagen, kunnen zorg en ondersteuning niet meer op een verantwoorde manier worden aangeboden. De leden spreken zich volgende week vrijdag op de algemene ledenvergadering van de VNG uit of en hoe ze willen doorgaan met de decentralisatie zorg.

Toets
Hoewel Van Rijn de ‘bestuurlijke argumentatie en de teleurstelling van gemeenten’ begrijpt, staat voor hem het besluit vast. Doorslaggevende reden om persoonlijke verzorging bij zorg­aanbieders onder te brengen, is ‘de toets in de praktijk. Zowel patiëntenorganisaties als verplegenden en verzorgenden zeiden heel nadrukkelijk dat verpleging en verzorging bij elkaar gehouden moest worden; dat het in de praktijk niet werkt om dat uit elkaar te trekken. Dat vind ik een heel belangrijk argument. Het gaat mij niet om uit welk potje het komt, het gaat mij erom hoe de zorg goed en in samenhang wordt georganiseerd.’

Toen medio september de eerste serieuze signalen naar buiten kwamen dat persoonlijke verzorging niet naar gemeenten zou gaan, reageerden gemeenten niet alleen verrast, maar ook als door een wesp gestoken. De VNG trok de stekker uit het bestuurlijk overleg zorg met Van Rijn. En toen op 6 november Van Rijn met zijn brief kwam waar het besluit zwart op wit stond, besloot de gemeentekoepel een stap verder te gaan en de leden te raadplegen. Op de vraag of het besluit anders had kunnen uitpakken als de VNG wél met Van Rijn in gesprek was gebleven, antwoordt de staatssecretaris ontkennend.

‘Dit soort brede hervormingsvraagstukken moet je vooral inhoudelijk aanvliegen. En als je niet met elkaar praat, wil het nog niet zeggen dat je geen argumenten met elkaar uitwisselt.’

Verrast
Dat gemeenten verrast zijn over zijn besluit, gaat er bij de staatssecretaris overigens niet in. ‘Ik was verrast dat gemeenten verrast waren. Vanaf het regeerakkoord is er al over gediscussieerd, mede op verzoek van het zorgveld en de Kamer: maken we de juiste knip? Dat was ook de reden waarom ik in de Kamerbrief van april over de langdurige zorg heb geschreven dat ik zou kijken naar de verpleging en de daaraan gekoppelde verzorging.’ In een overleg in juni met de Kamer geeft Van Rijn nogmaals aan te zullen onderzoeken of het niet beter is om verzorging en verpleging bij elkaar te houden.

Uiteindelijk is Van Rijn tot de conclusie gekomen dat de knip zoals aangekondigd in het regeerakkoord, niet de juiste is. ‘Ik heb vooral naar de zorginhoudelijke samenhang gekeken.’ En die bleek via zorgverleners, en specifiek de inzet van wijkverpleegkundigen, groter te zijn dan via de sociale wijkteams van gemeenten, zo concludeerde Van Rijn.

De staatssecretaris vindt niet dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur, nu een zo’n drastische wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) zo kort voor invoering ervan is genomen. ‘Zou het nou behoorlijk bestuur zijn als we serieuze signalen uit de praktijk zouden negeren, en niet meer zouden kunnen nadenken of we wel de goede koers varen? We staan er samen voor om die zorg goed te organiseren. Als vanuit de praktijk blijkt dat we zaken moeten bijstellen, moeten we dat ook doen. Ook als de wet straks is ingevoerd. Na overdracht blijf ik met gemeenten in gesprek over hoe het gaat, over welke resultaten worden behaald en of we moeten en kunnen bijsturen of bijstellen. Het gaat niet alleen om de wetgeving; het is ook een kwestie van hoe je als behoorlijke bestuurders met elkaar omgaat als het formele wetgevingstraject is afgerond.’

Vele wethouders heeft Van Rijn inmiddels gesproken. Hij ontving wisselende reacties op zijn besluit. ‘Aan de ene kant zijn er wethouders die veel belang hechten aan een groter budget om die flexibiliteit erin te krijgen. Er zijn ook wethouders die zeiden er niet zo’n bezwaar tegen te hebben als de persoonlijke verzorging niet naar gemeenten overgaat, omdat er al heel veel op gemeenten afkomt.’

Gemeenten hoeven vanuit financiële beheersbaarheid overigens niet zo rouwig te zijn dat persoonlijke verzorging niet onder hun verantwoordelijkheid komt te vallen, vindt Van Rijn. ‘Naarmate de vergrijzing toeneemt, neemt ook de druk op persoonlijke verzorging toe.’ En daarmee de druk op het gemeentelijk budget.

Van Rijn wil het liefst niet aan de kortingen tornen, maar ‘wil de inhoudelijke argumenten rondom de door gemeenten gewenste flexibiliteit bij de inzet van de budgetten nog weleens kennen en wisselen.’

Verder gaat hij er zich hard voor maken dat de bekostiging van wijkverpleegkundigen geen belemmering gaat vormen bij de inzet ervan in wijken en buurten. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is op dit punt om advies gevraagd.

Teleurstellen
Het zou de staatssecretaris verbazen − en teleurstellen − als de gemeenten volgende week besluiten niet verder te willen gaan met de decentralisatie zorg. ‘Het gaat erom dat we de zorg en ondersteuning voor mensen die zo lang mogelijk zelfstandig thuis willen en kunnen wonen, zo goed mogelijk en zo dicht bij de mensen zelf regelen. Daar ligt een essentiële rol voor gemeenten. Ik kan me niet voorstellen dat gemeenten nu, omdat de persoonlijke verzorging onder de verantwoordelijkheid van iemand anders komt te vallen en uit een ander potje wordt betaald, zeggen: dat willen we niet.’

‘Ik heb gemeenten en de VNG leren kennen als heel verantwoordelijke bestuurslaag. Als bestuurders die nadenken over wat het beste is voor hun burgers. De beweging van langer thuis blijven wonen in de eigen omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden, is iets wat gemeenten volgens mij na aan het hart ligt, en waar gemeenten ook gewoon goed in zijn. Gemeenten hebben de kans om met die burgers tot goede oplossingen te komen. Ik kan me niet voorstellen dat dat voor de gemeente nu ter discussie staat. Het is wel goed om met elkaar te discussiëren over de randvoorwaarden.’

Van Rijn denkt daarbij aan de samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars en de inzet van de wijkverpleegkundigen op een wijze die aansluit bij de sociale wijkteams die vrijwel alle gemeenten nu aan het optuigen zijn. ‘Dat zijn wat mij betreft de echte vraagstukken waarover het gaat.’

‘Als je van een bepaalde afstand naar de hervorming van de langdurige zorg kijkt, snapt iedereen dat er heel fundamentele dingen moeten veranderen. Als je zo’n grote verandering doorvoert, moet je aan de ene kant streven naar een zo’n groot mogelijk draagvlak, zowel in het veld als in de politiek. Aan de andere kant moeten we in staat zijn om samenwerking te organiseren. Samenwerking is het toverwoord en sleutelwoord in de toekomst van de zorg. Omdat care en cure veel meer met elkaar gaan samenhangen, omdat verzekerde zorg en ondersteuning thuis veel meer gaan samenhangen en omdat de samenhang tussen formele en informele zorg belangrijker wordt. Eerlijk gezegd vind ik die samenwerking tussen partijen, om ervoor te zorgen dat de patiënt, burger en cliënt samenhangende zorg krijgt, veel belangrijker dan uit welk potje het wordt gefinancierd. We kunnen daarover heel druk met elkaar zijn, maar we moeten wel kijken waarvoor we dit doen en voor wie. En dat is die burger, die cliënt, die patiënt.’

Het wetsvoorstel Wmo 2015 ligt bij de Raad van State. Van Rijn heeft er goede hoop op dat het voorstel nog deze maand naar de Kamer kan.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie