Jeugdzorg is een goudmijn
Ruim de helft van de jeugdzorgaanbieders behaalt een winstmarge van (veel) meer dan 10 procent, terwijl 3 tot 7 procent winst binnen de zorg de norm is. Dat blijkt uit onderzoek van Kurtosis op verzoek van Binnenlands Bestuur. Vooral bij bv’s bestaan veel signalen van onrechtmatigheid.Zie ook rectificatie onder dit artikel
Onderzoek naar jaarrekeningen
Er zit nogal wat kaf onder het koren van jeugdzorgaanbieders. Dat blijkt uit een analyse van alle jaarrekeningen uit 2019 die bij het ministerie van Volks gezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verplicht moeten worden aangeleverd. Het gaat in totaal om 2.107 jeugdzorgaanbieders. De analyse is op verzoek van Binnenlands Bestuur uitgevoerd door Kurtosis. Vooral bij veel bv’s (55 procent) zijn signalen van onrechtmatigheid ontdekt. Het gaat daarbij veelal om bv’s zonder een raad van toezicht (38 procent). De beperkte persoonlijke aansprakelijkheid die bij deze rechtsvorm hoort kan een oorzaak zijn, zo stelt Kurtosis.
Meer dan de helft van alle onderzochte jeugdzorgaanbieders (uitgezonderd de eenmanszaken) maakt meer dan 10 procent winst. In de zorgsector is een winstpercentage van zo’n 3 tot 7 procent normaal, maar veel organisaties zitten daar dus ver boven. Ruim vier op de tien (41 procent) komt zelfs boven de 20 procent winst uit. ‘Een normale winst duidt erop dat het geld daadwerkelijk aan zorg wordt besteed’, verduidelijkt Wolter van Dam, partner van Kurtosis. Vooral bedrijven met een omzet tussen de 100.000 euro en een miljoen euro hebben percentages die daar (ver) boven uitstijgen. ‘Deze bedrijven maken de hoogste winsten, met uitschieters van 50 procent of meer’, zegt Van Dam. ‘Het gaat vaak om aanbieders voor dyslexie, zorgboerderijen en gezinshuizen.’ De grote aanbieders, met een omzet vanaf een miljoen euro, maken gemiddeld 2 tot 3 procent winst. ‘Het gaat om de zogeheten systeemaanbieders, zoals instellingen die ggz, crisishulp of jeugdzorg met verblijf bieden’, aldus Van Dam.
Bij hoge winstpercentages hoeven niet altijd alle alarmbellen te gaan rinkelen, nuanceert Van Dam. ‘Forse winstpercentages duiden niet altijd op malversaties.’ Gemeenten of inkoopregio’s moeten hierover wel het gesprek met de aanbieder aangaan, vindt hij. ‘In een inkoopregio zijn tarieven vaak gestandaardiseerd. Sommige aanbieders, vooral de wat grotere met meer overhead, zullen die tarieven krap vinden. Andere, bijvoorbeeld een vrijgevestigde psycholoog die vanuit huis werkt, komt daar zo ruim mee uit dat er behoorlijk wat winst kan worden behaald.’ Differentiatie in tarieven voor vrijgevestigden en instellingen is wat Van Dam betreft voor gemeenten een optie ter overweging.
Rotte appel
Bijna driekwart van alle jeugdzorgaanbieders besteedt minder dan 70 procent van alle uitgaven aan het loon voor de medewerkers. Een opvallende uitkomst, vindt Van Dam. ‘De zorgsector is een arbeidsintensieve sector. Je mag dan verwachten dat het grootste deel van het budget aan loonkosten wordt besteed.’
Lage loonkosten duiden ook niet altijd op een rotte appel, maar inkoopregio’s moeten hier wel alert op zijn en hierover de aanbieder aan zijn jasje trekken, benadrukt Van Dam. Ook hier valt op dat het vooral aanbieders zijn met een omzet tot een miljoen euro die (veel) minder dan 70 procent van hun budget aan personeelskosten besteden.
Hoge winsten en lage loonkosten zijn twee belangrijke indicatoren die kunnen wijzen op onrechtmatigheid, verduidelijkt hij. Kurtosis heeft zo’n tien indicatoren ontwikkeld, waaronder winstpercentage, omzet, loonkosten per fte, de verhouding tussen loonkosten en winst en de salariëring van de bestuurder. Ook de juistheid van de geleverde cijfers en opvallende fluctuaties door de jaren heen worden als ‘meetlat’ gebruikt om vast te stellen of er sprake is van onrechtmatigheid.
Dat winstpercentage moet het liefst onder de 7 procent blijven. Op basis van het percentage van het totale budget dat aan personeelskosten wordt uitgegeven, kan worden beoordeeld of er voldoende zorggeld aan de cliënt wordt besteed. De loonkosten per fte zijn een indicatie of personeel met het juiste niveau wordt ingezet.
Ook om de financiële risico’s in kaart te brengen, worden de gegevens uit de jaarrekeningen van jeugdzorgaanbieders door Kurtosis aan een tiental indicatoren getoetst. Het gaat onder meer om omzet, liquiditeit, solvabiliteit en vorderingen op debiteuren. Maar ook wordt gekeken naar het personeelsverloop en ziekteverzuim, inhuur extern personeel en de overhead. Teruglopende omzet kan het begin van financiële malaise betekenen en een hoog percentage niet-betalende debiteuren kan duiden op problemen. De facturering en inning loopt bijvoorbeeld niet lekker, en dat kan weer leiden tot liquiditeitsproblemen.
Een hoog ziekteverzuim is een indicatie voor werksfeer en gezondheid en bij grote uitstroom kan de vraag worden gesteld of er nog voldoende bevlogen personeel is en of kennis voor de organisatie behouden blijft. De percentages op beide indicatoren moeten respectievelijk onder de 5 procent en onder de 8 procent blijven.
Niet serieus
Bij 17 procent van de jeugdzorgaanbieders zijn signalen van onrechtmatigheid. Dat is veel, vindt Van Dam. ‘Al lopen aard en omvang wel uiteen.’ Een aantal aanbieders heeft zijn jaar rekening niet goed of onvolledig ingevuld. ‘De verantwoording van zorggeld wordt niet altijd serieus genomen.’ Maar bagatelliseren wil hij zeker niet, want veel aanbieders scoren ronduit slecht op indicatoren die op onrechtmatig handelen wijzen. ‘Contract managers van inkoopregio’s moeten hier alert op zijn.’
Opvallend is dat het percentage jeugdzorgaanbieders dat onrechtmatig handelt in 2019 wat terugliep ten opzichte van de twee voorafgaande jaren. Als naar de hele zorgsector wordt gekeken, neemt dat percentage frauduleuze instellingen juist toe; van 20 procent in 2017 naar 22 procent in 2019. ‘De aanpak van fraude in de jeugdzorg is een hot item’, verklaart Van Dam. ‘Al een aantal jaar zetten inkoopregio’s hier fors op in.’
Is het mogelijk dat die 17 procent van jeugdzorgaanbieders met signalen van onrechtmatigheid het topje van de ijsberg zijn? ‘Dat zou zeker goed kunnen’, stelt Van Dam. ‘Er zijn constructies te bedenken waarmee winst kan worden weggesluisd. Op dat moment zijn de organisaties bij ons niet in beeld. Denk aan het opzetten van een cluster aan BV’s met werkmaatschappijen van waaruit de dienstverlening plaatsvindt in combinatie met organisaties met veel vastgoed, of die personeel in huis hebben die als ‘externen’ kunnen worden ingehuurd. Op die manier kan er binnen een groep via huur en extern personeel met de winst worden geschoven. Deze netwerken brengen we nu in beeld.’
Diverse gemeenten nemen inmiddels concrete maatregelen in een poging de zorgcowboys buiten de deur te houden, of hebben die op stapel staan. Ze stellen bijvoorbeeld maxima aan te behalen winstpercentages, zetten stevig in op contractmanagement of gaan met minder aanbieders in zee zodat controle op de overgebleven aanbieders behapbaar wordt. Zeker dat laatste wil Van Dam andere gemeenten ook adviseren. ‘We zien veel organisaties met hoge winsten en lage personeelskosten. Het gaat vooral om aanbieders met een omzet tot een miljoen euro en wat vaker bv’s, vooral zonder toezichthouder. Het lijkt daarmee verstandiger om met minder partijen zaken te gaan doen en vooral met grotere aanbieders die een raad van toezicht hebben. Als gemeente hou je dan overzicht en kun je de aanbieders beter in de gaten houden. Als inkoopregio’s met honderden partijen zakendoen, is het heel lastig om in de gaten te houden of het zorggeld goed wordt besteed.’
De ‘flitspaal’ van Amersfoort
De inkoopregio Amersfoort is al een aantal jaar gespitst op fraudesignalen in de zorg. Stevig contractmanagement ziet zij als belangrijk middel om fraude tegen te gaan dan wel zo snel mogelijk op te sporen.
‘Het is nu ondoenlijk om al die aanbieders goed te controleren’, stelt Nynke Dijkstra, senior beleidsregisseur de afdeling Samen Leven van Amersfoort. Nu heeft de regio contracten met ruim 300 aanbieders die jeugdzorg, Wmo of beiden leveren. De regio is net gestart met de voorbereidingen voor de inkoop van jeugdzorg en Wmo vanaf 2023. Veel is nog onduidelijk, maar wat wel als een paal boven water staat, is dat met minder aanbieders gecontracteerd zullen worden.
Sinds 2019, de ingangsdatum van de nu aflopende contractperiode, houdt de gemeente voor de hele inkoopregio continu informatie bij over indicatie- en realisatiecijfers van aanbieders. Gekeken wordt naar onder andere de duur van indicaties, het declaratiegedrag en sterke groeiers in omzet. Bij opvallende uitkomsten gaan bij wijze van spreken de alarmbellen van het zelf ontwikkelde dashboard rinkelen en gaan de accountmanagers naar de aanbieder toe om tekst en uitleg te vragen. ‘We noemen dat hier het flitspaaleffect.’
De regio wil haar contractmanagement verder professionaliseren en fraudeurs buiten de deur houden. In aanloop naar die nieuwe contractperiode wilde de regio daarom ook weten hoe het zit met de (on)rechtmatigheid en de financiële risico’s van de huidige gecontracteerde aanbieders. Amersfoort heeft, voor de hele inkoopregio, al haar aanbieders voor zowel de jeugdzorg als de Wmo door een ‘zeef’ laten halen, zoals Dijkstra de Zorgscan van Kurtosis noemt. De resultaten vielen haar mee. ‘Er zaten weinig ‘foute’ aanbieders bij. Bij een handjevol aanbieders kwamen signalen van onrechtmatigheid en financiële risico’s naar boven’, aldus Dijkstra. Opvallend vindt ze wel dat onder de aanbieders bij wie onrechtmatigheden of financiële risico’s naar boven kwamen, relatief veel kleine aanbieders zitten ‘die soms onbedoeld ook niet goed administreren. Dat bevestigt ons in ons voornemen om met minder partijen zaken te willen doen.’ Met een aantal, vooral grotere, partijen waarbij vanuit de scan onregelmatigheden naar voren kwamen, zijn gesprekken gevoerd. ‘De meeste opvallende bevindingen konden prima worden verklaard. We hebben geen afscheid hoeven nemen van aanbieders.’
Zorgscan
Kurtosis heeft de indicatoren waarmee de (on)rechtmatigheid en financiële risico’s in kaart kunnen worden gebracht, in een zelf ontwikkelde Zorgscan verwerkt. Vervolgens heeft het daar de relevante gegevens uit de jaarrekeningen van alle jeugdzorgaanbieders, die hun jaarrekening bij VWS moeten indienen, toegevoegd. Met een spreekwoordelijke druk op de knop wordt zichtbaar hoe (on)betrouwbaar een zorginstelling is en hoe zij er financieel voor staat. Voor Binnenlands Bestuur is een overall-analyse van alle jeugdzorginstellingen in Nederland gemaakt.
Rectificatie
In bovenstaand artikel zijn de VOF’s meegenomen in de analyse waarbij de winst per omzetklasse in kaart is gebracht. Bij deze rechtsvorm moet, net zoals bij eenmanszaken, anders naar het winstpercentage worden gekeken. De VOF’s hadden buiten beschouwing moeten blijven. De conclusie dat zes op de tien jeugdhulpaanbieders meer dan tien procent winst maken, is niet gerechtvaardigd. Bij een aanzienlijk deel van jeugdzorgaanbieders worden weliswaar winsten gemaakt die niet in verhouding staan tot percentages die in de zorgsector als norm gelden, maar het gaat om een minder groot deel dan in het artikel zijn vermeld. Als de VOF’s en eenmanszaken buiten beschouwing worden gelaten, blijkt dat 32 procent van de jeugdzorgaanbieders meer dan tien procent winst maakt. In de zorgsector is een winstpercentage van drie tot zeven procent de norm. Hoge winst is een van de bijna tien indicatoren die kunnen wijzen op onrechtmatigheid. Uit de analyse blijkt dat bij zeventien procent van de jeugdzorgaanbieders signalen zijn van onrechtmatigheid.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.