Welkom in mijn woonkamer
Gemengd wonen is een hit. Nederland telt meer dan 150 projecten waarin begeleide en onbegeleide bewoners er voor kiezen bij elkaar te wonen.
Bewoners lossen dingen vaak zelf op, vertelt Aly Gruppen. Ze is een van de drie onderzoekers van het lectoraat Wonen en Welzijn van de Hogeschool Utrecht die zich zes jaar bezig hielden met de maatschappelijke opbrengsten van gemengd wonen. Gruppen haalt als voorbeeld een project aan in Houten. ‘Het gaat daar erg goed, terwijl zich soms best lastige situaties voordoen. En dat het goed gaat, komt doordat de bewoners elkaar aanspreken, elkaar kennen en weten dat het er soms anders aan toegaat dan in een gewoon buurtje.’
Pleitbezorgers
De wethouders van Houten ‘gingen er echt voor’, zegt Gruppen. ‘Dat waren enthousiaste pleitbezorgers van gemengd wonen.’ Maar sommige gemeenten zijn niet vooruit te branden, ervaart collega-onderzoeker Dieke van Ewijk. ‘Vaak uit angst voor de reacties van omwonenden. Dat is begrijpelijk. Iedereen ziet dat het een goede aanpak is en dat het zin heeft, maar je moet het wel aandurven.’
Gemeente
Durf is inderdaad nodig bij de communicatie met de wijkbewoners, zegt Maarten Davelaar, de derde en laatste onderzoeker. ‘Daar ligt echt een rol voor de gemeente. Je moet duidelijk maken dat er goede begeleiding op zit, dat erover nagedacht wordt, dat de buren in dit project elkaar kennen en dat dat juist voor de bredere buurt van belang is.’
Combinatie
Gemengd wonen gaat altijd om een combinatie van begeleide en onbegeleide bewoners in een georganiseerd verband. Corporaties, zorgorganisaties en gemeenten zijn de belangrijkste partijen en er zijn veel varianten mogelijk. Denk aan jonge starters met statushouders, studenten met ouderen in een verpleeghuis of een combinatie van reguliere huurders met bewoners die dakloos zijn geweest of mensen die uit een GGZ-instelling komen.
Dat de bewoners een goede buur van elkaar zijn, dat is de kern
Goede buur
Wat maakt gemengd wonen-projecten succesvol? ‘Dat de bewoners een goede buur van elkaar zijn, dat is de kern,’ zegt Davelaar. ‘Dat ze oog voor elkaar hebben en elkaar uitnodigen om mee te doen aan activiteiten. Dat is nog belangrijker dan meedoen zelf. Dat je gevraagd wordt ongeacht je achtergrond of capaciteiten.’
Thuiskomen
Volgens Gruppen hebben veel begeleide bewoners volop ervaring met stigmatisering en afwijzing: not in my backyard. ‘En bij gemengd wonen is het juist: welcome in my backyard. De reguliere huurders weten dat ze gaan wonen met mensen die ‘anders’ zijn en staan daar ook voor open. Dat geeft een gevoel van thuiskomen en rust, waardoor je ziet dat het herstel veel beter gaat.’
Extra zetje
De gemeenschapsvorming is een succesfactor, maar heeft wel een extra zetje nodig volgens Van Ewijk. ‘Bij voorkeur is vanaf het begin een community-coach betrokken. Het gaat om bewoners met heel verschillende achtergronden die een langere weg moeten afleggen om elkaar te vinden. Het gaat niet vanzelf.’
De community-coach en de begeleiders hebben scharreltijd nodig
Mini-community
Voor het financieren van de community-coach kijkt Davelaar naar de gemeente. ‘In een reguliere wijk heb je ook een basis aan opbouwwerk of welzijnswerk, dat is evengoed nodig in zo’n mini-community.’ En het vraagt om anders verantwoorden. ‘Verwacht als gemeente niet dat de begeleidende organisatie elk kwartier administreert en alles per individuele bewoner registreert. De community-coach en de begeleiders hebben scharreltijd nodig om aan gemeenschapsvorming te werken.’
Doorkabbelen
Wanneer kun je spreken van een succes? ‘Als het gewoon doorkabbelt,’ zegt Davelaar. ‘Je zou kunnen zeggen: stilstand is vooruitgang. Als een diverse groep het rooit met elkaar, is dat heel mooi. Er zijn relatief weinig incidenten en als die er wel zijn, is het goed dat er duidelijke afspraken zijn met bewoners, begeleiders en organisaties. Maar meestal loopt het gewoon.’
Lees het hele verhaal over gemengd wonen deze week in Bb12 (inlog)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.